32 „Bij het Rijk bestaat een wachtgeldregeling, volgens welke „gedurende een zekeren tijd een bepaald percentage van „het salaris als wachtgeld wordt uitgekeerd; een dergelijke „regeling is door verschillende gemeenten vastgesteld. Waar „Leiden wat de salarissen der leeraren betreft, volkomen de „Rijksregeling volgt, lijkt het ons rationeel, dat Leiden ook „de wachtgeldregeling van het Rijk overneemt." Deze meening van het genoemde bestuur is onjuist. Immers wordt bij de verordening, regelende het verleenen van wachtgeld aan gemeente-ambtenaren (Gem.blad No. 5 van 1922) bepaald, dat die verordening van toepassing is op gemeente-ambtenaren en dat als zoodanig worden be schouwd allen, die in dienst van de gemeente of van een gemeentelijke instelling een bezoldiging genieten, welke recht streeks uit de inkomsten van de gemeente of van de ge meentelijke instelling wordt gekweten. Het staat dus wel vast, dat die verordening ook op de leeraren van toepassing is. Nu zoude hiermede deze zaak als afgedaan kunnen worden beschouwd, wrare het niet, dat ons naderhand namens het bestuur mondeling te kennen is gegeven, dat toch prijs wordt gesteld op overneming van de rijkswachtgeldregeling. Naar onze meening is het practisch zoowel voor de gemeente als voor de leeraren van weinig beteekenis of de rijksregeling al dan niet wordt ingevoerd. In den loop der tijden is het nimmer voorgekomen, dat een leeraar wegens opheffing van zijne betrekking of tengevolge van reorganisatie van het onderwijs, moest worden ontslagen en wij achten het niet waarschijnlijk, dat zulks in de toekomst zal geschieden. Bovendien blijkt uit het bij de stukken gevoegd overzicht van de gemeentelijke en de rijksregeling, dat in het algemeen niet kan worden gezegd, dat de eene regeling voor de leeraren gunstiger is dan de andere. Toch zijn wij na kennisneming van de op de zaak betrek king hebbende adviezen ten slotte tot de overtuiging gekomen, dat er aanleiding bestaat om aan het verzoek van het genoemde bestuur te voldoen. O.i. behoort er tusschen wachtgeldregeling en salarisregeling verband te bestaan. Dat nu is hier niet het geval. De sala- rieering van de leeraren toch geschiedt volgens de rijks- regeling het wachtgeld berust op de gemeentelijke regeling. Teneinde nu verband te brengen tusschen salarisregelingen wachtgeldregeling schijnt het ons gewenscht de rijkswacht geldregeling op de leeraren van toepassing te verklaren. Wij merken nog op, dat de rijkswachtgeldregeling alsdan tevens behoort te gelden voor het leerarenpersoneel van de gemeentelijke kweekschool voor onderwijzers en onderwijze ressen, en voor het leerarenpersoneel van de aan de kweek school verbonden cursussen, welke leeraren eveneens volgens de rijksregeling worden gesalarieerd. Kan Uwe Vergadering zich met ons gevoelen vereenigen, dan is het noodig de verordening, regelende het verleenen van wachtgeld aan gemeente-ambtenaren, eenige wijziging te doen ondergaan. Op grond van het bovenstaande geven wij U thans over eenkomstig het advies van de Commissie voor het Onderwijs in overweging: a. over te gaan tot vaststelling van de navolgende REGELING tot toekenning van wachtgeld aan het onderwijzend personeel, verhonden aan het gymnasium, de heide gemeentelijke hoogere burgerscholen, de gemeentelijke kweek school voor onderwijzers en onderwijzeressen en de aan die kweekschool verbonden cursussen. Art. 1. Aan het onderwijzend personeel in vasten dienst, verbonden aan het gymnasium, de beide gemeentelijke hoogere burger scholen, de gemeentelijke kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en de aan die kweekschool verbonden cur sussen, dat eervol ontslag verkrijgt wegens opheffing van de betrekking of verandering m de inrichting van het onderwijs, waardoor de werkzaamheden overbodig zijn geworden, wordt met ingang van den dag van ontslag, voor zoover dat personeel alsdan niet in de termen valt om pensioen te genieten, ten laste van de gemeente Leiden wacht geld toegekend op den voet der bepalingen van de wacht geldregeling geldende voor het onderwijzend personeel van de rijks hoogere burgerscholen. Art. 2. In de gevallen, waarin deze regeling of de in artikel 1 genoemde wachtgeldregeling niet voorziet, beslissen Burge meester en Wethouders, behoudens beroep op den Gemeen teraad. b. over te gaan tot vaststelling van de navolgende VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 20 Februari 1922 (Gem.blad No. 5), regelende het verleenen van wachtgeld aan gemeente-ambtenaren. Eenig Artikel. Aan het slot van artikel 2 der bovengenoemde verordening wordt toegevoegd: „het onderwijzend personeel verbonden aan het gymnasium, de beide gemeentelijke hoogere burgerscholen, de gemeente lijke kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en de aan die kweekschool verbonden cursussen." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 01. Leiden, 20 Maart 1928. Tegen inwilliging van nevensgaande verzoeken van de heeren H. P. Veldhuyzen, A. J. B. Poortman, W. J. E. M. Simons en J. A. Schreuder bestaat bij ons College geenerlei bezwaar. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging de heeren H. P. Veldhuyzen, A. J. B. Poortman, W. J. E. M. Simons en J. A. Schreuder weder in hunne betrekking van Schoolarts te bestendigen en zulks voor het tijdvak van 1 April 19281 April 1929. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. De ondergeteekende H. P. Veldhuyzen, arts, wonende te Leiden, heeft de eer U beleefd te verzoeken hem wel te willen continueeren in de betrekking van Schoolarts. Met de meeste hoogachting Uw Dw. Dr. H. P. Veldhuyzen. Leiden, 5 Maart 1928. Leiden, Maart 1928. Ondergeteekende schoolarts der Gemeente Leiden benoemd tot 1 April a.s. verzoekt in aanmerking te komen voor bestendiging dezer functie na 1 April. A. J. B. Poortman. Aan den Raad v/d Gemeente Leiden. Leiden, 9 Maart 1928 Aan den Raad der Gemeente Leiden Ondergeteekende W. J. E. M. Simons arts te Leiden, ver zoekt Uw College hem in zijn betrekking van Schoolarts te willen continueeren W. J. Simons. Leiden 9 Maart 1928. Ondergeteekende J. A. Schreuder arts te Leiden heeft de eer U beleefd te verzoeken hem te willen bestendigen in zijn betrekking van Schoolarts. Hetwelk doende enz. enz. J. A. Schreuder, arts. A/d Raad der Gemeente Leiden. N°. 62. Leiden, 23 Maart 1928. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage liggende lijst van op de Stads-timmerwerf aanwezige buiten gebruik gestelde en onherstelbare voorwerpen en materialen, benevens een partij brandhout en oud ijzer, geven wij Uwe Vergadering, overeenkomstig het advies der Commissie van Fabricage in overweging tot den openbaren verkoop van die zaken te besluiten. Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden. t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 2