8
MAANDAG '23 JANUARI 1928.
van punten is herzien, maar niet door een ander is vervan
gen. De tienjarige herziening heeft niet plaats gehad.
De heer Mandkrs heeft groot bezwaar om dit praeadvies
aan te nemen, omdat de heer van Ingen Schenau in die
20 jaren geen gelegenheid heeft gehad voor zijn belangen
op te komen. Men kan de belanghebbenden toch niet voor
een eeuw aan een plan binden, waar wellicht nooit iets van
komt en hen dwingen hunne gebouwen al dien tijd onver
anderd te laten.
De Voorzitter zegt, dat de heer van Ingen Schenau her
ziening had moeten vragen. liet uitbreidingsplan is op tal
van punten gewijzigd op verzoek van belanghebbenden, maar
in dit geval is dat niet gebeurd.
De heer Manders wijst er op, dat artikel 31, lid 2, van de
Woningwet een herziening van het uitbreidingsplan dwingend
voorschrijft, al staat dan daar inderdaad niet de straf op van
ongeldigheid van bet plan.
De Voorzitter doet opmerken, dat, als het niet gebeurt,
de straf daarop niet is het vervallen van het bestaande uit
breidingsplan. Nu heeft de Raad in dit geval de herziening
niet doen plaats hebben, zoodat het uitbreidingsplan van 1907
nog bestaat.
De heer van Es zegt, dat de mededeeling in het praead
vies van Burgemeester en Wethouders, dat volgens het bouw
plan de zolder van het perceel geheel zal worden wegge
broken en in de plaats daarvan een geheel nieuwe woon-
verdieping zal worden gebouwd, niet geheel juist is. Van
het dak wordt wel een deel weggebroken voor het maken
van eenige slaapkamers en het aanbrengen van eenige ramen,
maar de zolder blijft intact.
De heer Splinter voegt spreker toe, dat dat juist is, als
wordt bedoeld de vloer van den zolder.
Spreker meent zich verder te herinneren, dat in 1924 aan
hetzelfde gebouw, dat daar op dezelfde wijze stond als thans,
een verbouwing van veel ingrijpender aard heeft plaats gehad
dan nu in het voornemen van den eigenaar ligt en deze toen
wel een vergunning heeft gekregen, terwijl die ditmaal wordt
geweigerd. Dat verwondert spreker.
Er zijn een paar kamers bijgebouwd en toen is die ver
gunning wel gegeven. Nu wordt in de stukken gezegd, dat,
als Burgemeester en Wethouders ontheffing verleenen aan
van Ingen Schenau, dit op grond van de wet niet door Ge
deputeerden goedgekeurd zal worden. Maar hoe kwam het
nu, dat hij in 1924 wel vergunning heeft gekregen? Het is
spreker ook opgevallen, dat op het huis van den heer Knuttel,
die ten aanzien van de rooilijn in dezelfde conditie verkeerde,
in 1920 ook een geheele verdieping is opgezet. Floe zit dat;
wordt daar soms met twee maten gemeten?
De heer Huurman gelooft niet, dat met twee maten wordt
gemeten, wel dat aan het eene geval meer aandacht wordt
geschonken dan aan het andere. Het uitbreidingsplan is op
verzoek van belanghebbenden herhaaldelijk gewijzigd. Het is
geen dwingend recht, dat het elke 10 jaar opnieuw ter goed
keuring wordt aangeboden. De heer van Ingen Schenau had
herziening van het uitbreidingsplan moeten vragen en er op
moeten wijzen, dat het aspect van den singel in de laatste
20 jaar geheel veranderd is. Misschien had hij dan kans gehad
zijn bouwplan goedgekeurd te krijgen.
De heer Splinter zegt, dat het hier alleen de vraag is, of de
verbouwing betreft het voor een gedeelte vernieuwen van het
gebouw, waarvoor krachtens artikel 5 lid 1, van de Woningwet,
vergunning van Burgemeester en Wethouders noodig is. Dit is
hier naar de meening van het College inderdaad het geval,
maar dan kan ook de gevraagde vergunning op grond van het
tweede lid van artikel 5 der Woningwet niet worden verleend,
omdat het bouwplan afwijkt van het goedgekeurde uitbreidings
plan immers de op het goedgekeurde uitbreidingsplan van 1907
geprojecteerde rooilijn ioopt midden door het perceel van den
heer van Ingen Schenau. Ook het vragen van herziening van het
uitbreidingsplan zou in dit geval niet baten, omdat men daar ter
plaatse, op een lengte na van 78 M., reeds den op het uit
breidingsplan geprojecteerden weg van 15 M. breedte heeft;
Burgemeester en Wethouders zouden den Raad dus toch
moeten adviseeren het uitbreidingsplan op dit punt onge
wijzigd te laten.
Spreker erkent met leedwezen, dat in 1924 vergunning is
gegeven tot het verbouwen van de benedenzaal; er is toen
blijkbaar geen aandacht geschonken aan het feit, dat ook dat
bouwplan afweek van het uitbreidingsplan. Deze fout der ge
meente is echter niet meer te herstellen. Het pand van den
heer Knuttel daarentegen staat in de op het uitbreidingsplan ge
projecteerde rooilijn, zoodat er destijds geen reden was de ver
gunning voor het gedeeltelijk vernieuwen van dit gebouw te
weigeren.
Zooals spreker reeds zeide, het is hier alleen de quaestie,
of de verbouwing kan worden aangemerkt als een gedeeltelijke
vernieuwing; en waar nu in plaats van den zolder een geheel
nieuwe woonverdieping zal worden gebouwd, meenen Burge
meester en Wethouders, dat deze verbouwing inderdaad moet
worden beschouwd als een gedeeltelijke vernieuwing. Nu zegt
men wel in het beroepschrift, dat, als de kap hersteld wordt,
het gebouw geen meerdere waarde krijgt, maar dat begrijpt
spreker niet; als men op een gebouw een verdieping zet,
stijgt de waarde toch
Er komt bij, dat, als deze vergunning wordt gegeven, spreker
in al de andere gevallen machteloos staat. Dergelijke gevallen
komen namelijk wekelijks voor en dan tracht spreker met
de betrokken personen de zaak in orde te maken, hetgeen
hem in het algemeen gelukt, zooals blijkt uit het feit, dat in
den Raad slechts weinig van dergelijke aanvragen in behande
ling komen. Mocht de Raad op het verzoek van den heer
van Ingen Schenau gunstig beschikken, dan zal spreker den
Burgemeester verzoeken het raadsbesluit ter vernietiging aan
de Kroon voor te dragen.
De heer Manders is niet geheel bevredigd. De heer Huurman
zegt wel, dat de heer van Ingen Schenau een herziening van
het uitbreidingsplan moet aanvragen, maar de gemeente had
om de tien jaar het uitbreidingsplan moeten herzien. Waar
dat niet is gebeurd, is de gemeente in gebreke en ligt het op
haar weg adressant zooveel mogelijk tegemoet te komen.
De heer Splinter zeide wel, dat Burgemeester en Wethouders,
als zij met een nieuw plan komen, op dit punt toch geen
wijziging zullen voorstellen, maar dan heeft de belanghebbende
in elk geval recht om in beroep te komen en krijgt hij
gelegenheid zijn recht te verdedigen, wat hem nu is ont
houden. De zaak is niet in orde.
De heer Splinter ziet niet in wat er aan mankeert. Het
gemeentebestuur heeft zich te houden aan het uitbreidings
plan 1907 en heeft verder met niets te maken. De bepaling
van artikel 5, 2de lid der Woningwet, noodzaakt het ge
meentebestuur dit verzoek af te wijzen.
De heer Manders zegt, dat de heer van Ingen Schenau
mogelijk in de meening heeft verkeerd, dat de gemeente zich
aan de wet zou houden en het uitbreidingsplan om de tien
jaar zou herzien, zoodat dat plan weer aan de orde zou
komen.
De heer Groeneveld vraagt, of het niet vaak gebeurt, dat
men tot iemand, die een huis wil verbouwen, zegt: gij krijgt
geen toestemming, maar gij kunt de verbouwing op eigen
risico doen plaats hebben, waarbij gij echter moet bedenken,
dat, wanneer uw perceel eventueel wordt onteigend, de ge
meente met de meerdere waarde, welke gij hebt aangebracht,
niets te maken heeft.
De heer Splinter antwoordt, dat hij iets dergelijks nooit
heeft gezegd. Vroeger is dat wel eens gebeurd. In het geval
aan de Schelpenkade begon het met een kleine verandering,
welke werd toegestaan, terwijl er tenslotte een geheel nieuw
huis verrees. Spreker is daarvoor niet te vinden.
De Voorzitter zegt, dat men de kwestie van de herziening
van het uitbreidingsplan ook zoo kan beschouwen, dat de
Raad, als hij niet tot herziening overgaat, het eens is met
het bestaande uitbreidingsplan.
De heer Manders voegt spreker toe, dat de belanghebbende
daarmede niet gebaat is, maar spreker wijst er op. dat de
heer van Ingen Schenau een wijziging in het uitbreidings
plan had kunnen verzoeken.
Bovendien staat het mensehelijkerwijs gesproken vast,
dat een eventueele verandering in het uitbreidingsplan in
geen geval zou betreffen versmalling van den 15 Meter breeden
weg, zooals die ter plaatse in 1907 is geprojecteerd. Werd
die breedte tot bijv. 9 Meter teruggebracht, dan zou dat kolos
sale misstanden geven.
De heer van Es dankt den Wethouder voor de inlichtingen.
Ten aanzien van het pand van den heer Knuttel is spreker
bevredigd. Met de wet in de hand staat de Wethouder heel
sterk. Het zwakke punt is echter, dat is niet de schuld van
dezen Wethouder, de vergissing van 1924. Spreker meent,
dat de toen toegestane vernieuwing het huis meer in waarde
heeft doen stijgen dan deze verbouwing zal doen. De Wethouder
ontkent dit, maar er is toen een heel stuk bijgekomen; de
heer van Ingen Schenau mag daarvan niet de dupe worden.
De Voorzitter zegt, dat zoodoende elke week enkele
menschen de dupe worden.