MAANDAG 23 JANUARI 1928. 7 uitvoering van het rioleringsstelsel. Spreker had niet verlangd, dat dat rapport reeds bij de stukken had gelegen, omdat zulk een onderzoek omvangrijk is, maar wel had hij verwacht, dat bij de stukken de verklaring van het College had gelegen, dat het die opdracht aan den Directeur van Gemeentewerken had gegeven en het voornemens was te zijner tijd den Raad met het rapport in kennis te stellen. Spreker vraagt aan Burgemeester en Wethouders, of zij voornemens zijn die opdracht aan den Directeur te geven en het rapport ter kennis van den Raad te brengen. De heer Splinter zegt, dat inderdaad door de Commissie van Fabricage aan Burgemeester en Wethouders in over weging gegeven is om de Directie opdracht te geven om de zaak te bespoedigen, aan welk advies door Burgemeester en Wethouders gevolg is gegeven; indien dit later noodig mocht blijken, heeft spreker geen bezwaar het rapport van den Directeur alsdan ter kennis van den Raad te brengen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van het verleenen van bijdragen aan scholen voor doofstomme en blinde kinderen. (Zie Ing. St. No. 20). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Praeadvies op het verzoek van het Hoofdbestuur van den Alg. Bond van Politiepersoneel in Nederland, om aan het in deze gemeente dienstdoende politiepersoneel een vacantietoeslag te verleenen. (Zie Ing. St. No. 11.) De heer Vallentgoed betreurt bet afwijzerid praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Als er één groep is, waarvoor een vacantietoeslag zin heeft, dan is het wel het politiepersoneel. Spreker denkt aan het zenuwsloopende werk, nachtdienst, verkeerswezen enz. In tal van plaatsen, zooals b.v. Almelo, Enschedé, Helder, bestaat deze vacantietoeslag reeds; daarbij staat Leiden toch wel zeer ten achter. Spreker zal, teneinde het oordeel van den Raad in te winnen, een motie indienen daaromtrent. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie van den heer Vallentgoed, luidende: »De Raad, van oordeel, dat het gewenscht is aan het personeel in dienst der gemeente een vacantietoelage te ver strekken, noodigt Burgemeester en Wethouders uit, een daartoe strekkend voorstel in de Commissie voor georganiseerd overleg aanhangig te maken, teneinde de organisaties in de gelegenheid te stellen een voorstel tot verleening van een vacantietoelage den Raad te doen toekomen." Spreker zegt, dat het praeadvies alleen betreft het geven van een vacantietoeslag aan het politiepersoneel en niet aan het geheele gemeentepersoneel. De motie is zeer plausibel, maar de heer Vallentgoed zal haar als buiten de orde nog even in portefeuille moeten houden. Spreker is het absoluut niet met den heer Vallentgoed eens, dat het werk van de politie zoo zenuwsloopend zou zijn. Spreker is daarmede bekend, omdat hij nogal eens met de politie in aanraking komt. Hij geeft toe, dat de arbeid van de politie dikwijls moeilijk is en dat zij op ongewone tijden tot bijzonder werk wordt geroepen, maar dat haar taak meer zenuwsloopend zou zijn dan die van het personeel van de gasfabriek b.v., kan spreker niet beamen. Het spijt spreker, dat de gemeente Leiden niet ruim genoeg voorzien is van aardsche middelen om zich de luxe te permit- teeren om aan alle personen in haar dienst een vacantietoeslag te geven, want dat zou moeten geschieden, indien dit verzoek werd ingewilligd. De heer Elkerbout wijst er op, dat in het particulier bedrijf al meer en meer wordt tegemoet gekomen aan den wensch van het personeel om een vacantie-toeslag te mogen ontvangen, opdat de menschen in staat zullen zijn behoorlijk van hun vacantie te genieten, terwijl ook sommige gemeenten een dergelijken toeslag toekennen. De wijze, waarop dit adres den Raad bereikt, is niet de juiste. Een dergelijk verzoek zou niet namens een deel van het politie-personeel moeten worden gedaan, maar alle organisaties op dit gebied hadden tot over eenstemming moeten komen en dan gezamenlijk een dergelijk request moeten indienen. De zaak op zich zelf is spreker wel sympathiek. De Voor zitter noemt de motie van den heer Vallentgoed niet ter zake dienende, maar Burgemeester en Wethouders brengen in hun praeadvies als wel ter zake dienende naar voren iets, dat spreker als onjuist beschouwt. Hij kan niet inzien, dat bij inwilliging van het verzoek uitsluitend voor het politie-per soneel een bedrag van ƒ40.000.— beschikbaar gesteld zou moeten worden. Daar staat een nulletje te veel. Een bedrag van ƒ40000.zou noodig zijn om voor het geheele gemeente- personeel een vacantietoeslagregeling in het leven te roepen en daarom is het de vraag, of de motie van den heer Vallent goed niet in verband te brengen zou zijn met hetgeen het College zelf naar voren brengt. Deze zaak zal vandaag haar beslag zeker niet krijgen, althans niet in dien zin, dat op het verzoek goedgunstig zal worden beschikt, maar wil de zaak eenige kans van slagen hebben, dan zal zij in het georganiseerd overleg moeten worden gebracht en gesteund moeten worden door de ver schillende bonden van gemeente-ambtenaren, zoowel hoogere als lagere. Wordt een hoofdelijke stemming gehouden over de principiëele vraag, of vacantie-toeslagen zullen worden toegekend, dan zal spreker vóór stemmen. De heer van Eck zegt, dat de Voorzitter natuurlijk formeel gelijk heeft. Op dit oogenblik is alleen aan de orde een bespreking over het al dan niet toekennen van vacantie- toeslagen aan het politie-personeel en de Raadsleden zijn niet voorbereid op een dergelijke bespreking en op een beslissing over deze zaak, maar het lijkt spreker niet gewenscht om alleen op grond van dat formeele bezwaar te weigeren om de motie van den heer Vallentgoed in ontvangst te nemen en in discussie te brengen. Het spreekt van zelf, dat waar hier voor een deel van het gemeentepersoneel een vacantietoeslag wordt gevraagd, terwijl het geheele personeel dien nog niet heeft, de vraag overwogen wordt, of het niet wenschelijk is voor het geheele personeel dat instituut in te voeren. Houdt de Voorzitter zijn bezwaar vol, dan zal de heer Vallentgoed bij de rondvraag moeten mededeelen, dat hij zijn motie indient, maar waar de Raad bezig is met de behandeling van de zaak, kunnen Burgemeester en Wethouders even goed thans toe zeggen praeadvies over de motie te zullen uitbrengen. De Voorzitter gevoelt het als jeugdig Voorzitter van den Raad zeer sterk, dat het beter is, dat men zich aan de orde houdt, zooals die is vastgesteld. Èr is geen bezwaar, om bijv. bij de rondvraag de motie opnieuw in te dienen en dan te besluiten haar in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies te stellen. De heer Sijtsma acht het het beste den door den heer van Eck aangegeven weg te volgen; dan behoelt men over dit voorstel niet meer te spreken. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders eventueel praeadvies over de motie zullen kunnen uitbrengen. De heer Heemskerk gevoelt er wel wat voor, dat Burge meester en Wethouders praeadvies over deze motie uitbren gen, maar zal vóór het voorstel van Burgemeester en Wet houders stemmen, op grond van de formaliteit, dat men het niet aan een gedeelte van het gemeentepersoneel kan toestaan. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt met 21 tegen 12 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Sijtsma, Heemskerk, Bosman, de Reede, Meijnen, van Tol, Kuivenhoven, Bergers, van der Reijden, Romijn, Wilmer, Reimeringer, Tepe, Splinter, Gos- iinga, van Es, Huurman, Wilbrink, van Rosmalen, Parmen- tier en Spendel. Tegen stemmende heeren Manders, Eikerbout, Burgerjon, van Stralen, Baart, Groeneveld, van Eck, Vallentgoed, Mevrouw Braggaarde Does, de heeren Schïiller, Verweij en Kooistra. XVII. Praeadvies op het namens W. F. van Ingen Schenau ingesteld beroep tegen de afwijzende beschikking op zijn verzoek om vergunning tot het veranderen van perceel Witte Singel 59. (Zie Ing. St. No. 16.) De heer Manders mist in de toelichting tot dit voorstel een kleine schakel, n.l. het uitbreidingsplan dateert van 1907. Is dit uitbreidingsplan nog een keer herzien? Artikel 31, lid 2 der Woningwet zegt, dat dit plan ten minste 1 maal in de 10 jaar' herzien moet wordenbelanghebbenden kunnen dan ingevolge het derde lid van dit artikel hunne bezwaren indienen; gebeurt dat niet, dan kunnen zij dit ook niet doen. Spreker heeft dit niet in de stukkeu kunnen vinden. De heer Splinter antwoordt, dat het uitbreidingsplan van 1907 niet vernieuwd is. De Voorzitter zegt, dat het uitbreidingsplan 1907 op tal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 7