12 MAANDAG 23 JANUARI 1928. Nu heeft dit College een praeadvies uitgebracht op een geheel gelijksoortig verzoek, dat echter minder verstrekkend fs dan het vorige, omdat het gebruik van de zaal toen voor 6 avonden werd verzocht en ditmaal slechts voor één avond wordt gevraagd, en nu had men mogen verwachten, dat er dezen keer nog minder bezwaar zou bestaan om het verzoek in te willigen dan destijds, maar toch adviseert het College niet op het verzoek in te gaan. De gemeente heeft niet alleen een besturende, maar ook een cultureele taak. Wanneer de medewerking van het gemeentebestuur wordt gevraagd ter voorkoming van een geestelijke en moreele inzinking van de honderden werkloozen, dan moet het die pogingen onder steunen en niet, gelijk nu wordt voorgesteld, elke medewerking absoluut weigeren. De Voorzitter zegt, dat het altijd heel loonend en gemak kelijk is om iets te vragen, waarmede spreker niet wil zeggen, dat de heer van Stralen op effect jaagt, en dat het altijd hoogst moeilijk en ondankbaar is iets te weigeren. Het College heeft deze zaak grondig bezien in het licht van hetgeen vroeger is gebeurd. Het algemeen nut van verschillende zaken, waarvoor medewerking der gemeente gevraagd wordt, is zeer betrekkelijk; dat het iedereen goed gaat, is ook een algemeen nut. Herhaaldelijk zijn localiteiten gratis beschik baar gesteld voor congressen, die feitelijk lang niet het algemeen nut hadden als hier de beschikbaarstelling voor de werk loozen zou hebben; toch meent het College, dat meri bij die congressen meer van algemeen nut kan spreken dan hier. Bovendien, indien men aan deze organisatie de zaal ter be schikking stelde, zou men 4 a 5 andere organisaties krijgen, die met evenveel recht hetzelfde zouden vragen, omdat onge lukkigerwijze men hier ook verdeeld is in verschillende groepen. De heer Heemskerk: Gelukkigerwijze! De Voorzitter zegt, dat men dan tot een ongewenschten toestand komt en tot een ongewenscht gebruik van de zaal. Ook zijn dergelijke avonden door andere arbeidersorgani saties georganiseerd zonder hulp van het gemeentebestuur in den vorm van het beschikbaar stellen van een zaal, hoewel zij niet over meer middelen beschikten dan deze adressant. Het spijt het College zeer tot deze conclusie te moeten komen en het heeft dan ook toegezegd het minimum-tarief toe te zullen passen. Maar overigens moet deze zaak aan het particulier initiatief overgelaten worden. De heer Reimerinuer wenscht te verklaren, dat hij, als lid van het vorige College, dat de zaal gratis ter beschik king heeft gesteld, niet van meening is veranderd. De heer Wilbrink heeft bij de beoordeeling van deze zaak een maatstaf in hetgeen hij bij een vorige gelegenheid over deze zelfde kwestie heeft gezegd, waaraan hij zich wil vast houden. Hij is het met de groote meerderheid van Burge meester en Wethouders eens, dat het niet tot de taak van de gemeente behoort gratis een lokaliteit beschikbaar te stellen voor het verstrekken van die ontspanning aan werk loozen, welke deze Commissie hun wil geven. Zeker, men kan zeggen, men komt er door tegemoet aan de ellende, welke de werkloosheid voor die menschen meebrengt, maar hier ligt alleen een taak voor het particulier initiatief. Men kan sympathiseeren met hetgeen het particulier initiatief in deze doet en men kan persoonlijk zelfs daarvoor middelen beschik baar stellen, maar het ligt allerminst op den weg van den Gemeenteraad om daarvoor het gemeentegeld te gebruiken. De heer van Eek vöegt spreker toewat is dat toch dog matisch! Als dat zoo is, dan is spreker reeds langer tijd dogmatisch. Vroeger heeft men zich, gelijk de heer van Stralen ditmaal deed, ook wei beroepen op den vorigen voorzitter van den Gemeenteraad en deze was meermalen volgens de S. D. A. P. dogmatisch, maar hij schijnt in dit geval de con sequenties van hetgeen hij zeide niet te hebben overwogen. Spreker houdt vast aan de meening, welke hij vroeger in deze heeft verkondigd, tegenover de voorlichting, welke de heer van Stralen geeft aan de hand van het standpunt, dat de heer de Gijselaar in deze innam, en hij geeft sterk in overweging met het praeadvies van Burgemeester en Wet houders mee te gaan, opdat men niet, zooals de Voorzitter zeide, afdwale op een weg, welke er toe leidt, dat op velerlei terrein met reden en recht subsidies zullen kunnen worden gevraagd. De heer van Stralen is den heer Wilbrink dankbaar, dat hij zijn meenihg in deze heeft gezegd. Spreker vindt het onaangenaam, dat hier een aantal Raadsleden zitten,behoorende tot de klasse, waarvoor sprekers fractie deze ontspannings gelegenheid vraagt, die zich niet uitspreken, maar niettemin klaar ziften om dit verzoek af te stemmen. Als zij meenen, dat er geen aanleiding bestaat om het verzoek in te willigen, moeten zij niet aan den Voorzitter overlaten in het midden te brengen, dat er in de stad andere organisaties zijn, die de ontspanningsavonden voor hun werkloozen zelf bekostigen. Zij moeten dat zelf zeggen, als zij dat doen en hun courantjes er zoo prat op gaan. Dat vindt spreker veel eerlijker. De Voorzitter vreest, dat, als dit verzoek wordt ingewilligd, van verschillende andere zijden verzoeken in gelijken geest den Raad zullen bereiken. De Voorzitter kan op dit punt gerust zijn; in 1922 en 1923 is nooit sprake geweest van verzoeken van andere richtingen van dien aard. Die vrees behoeft dus geen reden te zijn om hiertegenover weigerachtig te staan. Nu is er gezegd, dat die organisatie het zelf maar moest doen. Deze organisatie doet heel wat op het gebied van de arbeidersontwikkeling; dat kost veel, waarvoor de gemeente niets bijdraagt, maar hier geldt het een ontspannings gelegenheid, waarvari zij alle werkloozen wil laten profiteeren met hun gezinsleden en wanneer zij nu gratis de Stads gehoorzaal ter beschikking krijgt, zal het hooggeroemde particulier initiatief ook medewerken, doordat zij, die dezen avond optreden, zich belangeloos beschikbaar hebben gesteld. Wat gevraagd wordt is niet veel. Een groot aantal werkloozen loopt doelloos rond, hetgeen demoraliseert. Naast de uit- keeringen, die gegeven worden, is er ook aanleiding om hun geestelijke en cultureele belangen te behartigen en daarvoor is nu een mooie gelegenheid door gratis de Stadsgehoorzaal ter beschikking te stellen, hetgeen misschien 40.zal kosten. Nu zegt men, dat spreker en de zijnen alles van de gemeenschap willen hebben. Er zijn niet alleen in Leiden Christelijke organisaties, maar ook in andere plaatsen en men mag toch aannemen, dat er maar één christelijk beginsel is, dat al die organisaties leidt. Nu heeft spreker een verslag van een Amsterdamsch Comité voor arbeidersontwikkeling, dat zich er mee belast om elk jaar subsidie aan de gemeente te vragen voor ontwikkelingsdoeleinden; in 1926 is aan de gezamenlijke organisaties 12.000subsidie toegestaan, maar spreker heeft niet kunnen vinden, dat de Christelijke en de Roomsch-Katholieke organisaties dat subsidie ge weigerd hebben en gezegd hebben: wij doen dat zelf. Integen deel, de Roomsch-Katholieke Volksbond heeft b.v. uit eigen middelen 33.33 betaald en 66.66 aan gemeentesubsidie ontvangen; de Christelijke Bestuurdersbond heeft 34% uit eigen middelen betaald en 66 subsidie ontvangen. De heer Goslinga vraagt naar de cijfers van de moderne bonden. Die verhouding is gunstiger. Die bonden ontvingen aan gemeentesubsidie 57.43% en droegen zelf bij 42.57%. Spreker heeft dit aangevoerd om in te gaan tegen het bezwaar, dat van Christelijke zijde wordt geopperd tegen de inwilliging van dit zeer matig en billijk verzoek. Als men aan een vereeniging, die een pluimvee-tentoonstelling organi seert, de zaal wel gratis of voor een gering bedrag afstaat gedurende een geheele week, dan is er alle aanleiding om hetzelfde voor één avond te doen tegenover de Commissie, welke een zoo goed doel beoogt als het organiseeren van een ontspanningsavond voor werkloozen. De heer van der Reijden zegt, dat het den schijn heeft, dat aan de overzijde wordt gedacht, dat de Christelijken niets gevoelen voor de werkloozen. Dat is echter een grove leugen, het tegendeel is waar en spreker en zijn geestver wanten zouden gaarne willen, dat al die menschen werk hadden. Spreker zou echter wel eens willen zien, welke houding door de heeren van de overzijde werd aangenomen, indien hij voorstelde om al de Raadsleden elk 1.50 te doen bijdragen om deze Commissie te helpen. Toch wil hij zich wel be schikbaar stellen tot het in ontvangst nemen hiervan en voor doorzending zorg dragen. De heer Heemskerk zegt, dat hij in tegenstelling met den Voorzitter, die zeide, dat ongelukkigerwijs de arbeiderskringen in verschillende soorten zijn gesplitst, waardoor men kans loopt, dat vandaag de eene categorie en morgen de andere met eenzelfde verzoek komt aankloppen, het gelukkig acht, dat de arbeiders naar hun politieke en godsdienstige over tuiging zijn georganiseerd. Hetgeen de heer van Stralen heeft gezegd over het verschil tusschen andere plaatsen en Leiden geeft spreker aanleiding een enkel woord te spreken. De heer van Stralen wees er met pratheid op, dat te Amsterdam door de arbeiders van verschillende richtingen gebruik wordt gemaakt van het subsidie, dat van gemeentewege wordt verstrekt voor het geven van ontwikkelingscursussen en -avonden. Stond men te Leiden voor hetzelfde geval als te Amsterdam, dan zou spreker zich aan de zijde van den heer van Stralen scharen en pleiten voor het verstrekken van gelden voor de ont wikkeling van werkloozen, in welken vorm die ook werden gevraagd, maar er is ten deze eenig verschil tusschen Amsterdam en Leiden, in dien zin dat de oorsprong van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 12