MAANDAG 19 DECEMBER 1927. 351 sluitingen de riolen vervuilden. De laatste jaren is daaraan op minder strenge wijze de hand gehouden. De heer Goslinga zegt, dat thans met eenige meerdere gestrengheid wordt te werk gegaan, een reden te meer om niet een administratieve alschrij ving toe te passen ten opzichte van hen, die dit jaar voor het eerst zijn aangeslagen. De heer Wilbrink doet opmerken, dat op die manier de rechtszekerheid voor de bevolking toch wel wat laag wordt gesteld. Het spreekt vanzelf, dat men niet alle verordeningen zóó kan redigeeren, dat zij alles omvatten, wat men ermede bedoelt te bereiken, maar als men plotseling de toepassing van de verordening zóó gaat wijzigen, dat, terwijl vroeger alleen fabrieken en bedrijven, die veel water gebruikten, waren aangeslagen en de anderen waren vrijgesteld, dit jaar, overeenkomstig de letter van de verordening, alles wat maar bedrijf is, hoe klein van omvang ook, 10.moet betalen, dan schept dat in deze gemeente ongewenschteverhoudingen en komen de menschen in zekeren zin in opstand. Het is te begrijpen, dat het iemand tegen de borst stuit, als hij alleen op grond van het feit. dat hij een gootsteen heeft, f 10.— belasting moet betalen. Ten onrechte heeft de heer Goslinga gezegd, dat het buiten de rioleering omgaat, want de afvoer van dat loozingswater heeft plaats op hetzelfde riool als waardoor de faecaliën worden afgevoerd. Spreker begrijpt niet, waarom de heer Goslinga bezwaar heeft tegen de administratieve afschrijving, althans in die gevallen, welke volgens den geest van de verordening daar onder niet vallen. Men kan den menschen wel aanraden te reclameeren, maar hoe zal men den weg vinden in die 2000 reclames? Spreker keurt het af, dat men op een bepaald moment, zonder den Raad daarin te kennen, aan de ver ordening een andere toepassing gaat geven. Is het inderdaad een andere toepassing, dan is het vorige College in zijn plicht tekort geschoten, en ook de met de toepassing van deze ver ordening belaste ambtenaar, want die heeft het dan gedurende meerdere jaren laten loopen. Als er nu dan geen aanleiding is om dien gedupeerden menschen tegemoet te komen, is er toch alle aanleiding om die administratie en het vorige College in gebreke testellen. De heer Huurman zegt, dat de zaak niet zoo eenvoudig is als de heeren de Reede en Wilbrink haar stellen. Spreker geeft in overweging in de toezegging van het College ver trouwen te stellen. Overigens vond spreker de verdediging van den Wethouder allesbehalve sterk. Eerst heeft de Wet houder namens het College verklaard, bereid te zijn de ver ordening te herzien, dan geeft hij in overweging de aange- slagenen aan te sporen te reclameeren. Spreker geeft derhalve in overweging daaraan gevolg te geven. Hoe grooter het aantal is, des te meer kans, dat het onbillijke uit de ver ordening wordt weggenomen. De Voorzitter verklaart de interpellatie voor gesloten en vraagt, of een der aanwezigen thans nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer van Stralen zegt, dat eenige maanden geleden een ver zoek van den belastingophaaldienst om subsidie is ingekomen. Er is evenwel dienaangaande nog geen voorstel gedaan. Spreker verzoekt Burgemeester en Wethouders spoedig met praeadvies te willen komen, omdat die dienst gebrek aan geldmiddelen heeft. De Voorzitter zegt, dat dit praeadvies spoedig zal ver schijnen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 11