328 VRIJDAG 9 DECEMBER 1927. gebruikt en de jeugd kan er nu wel spelen, doch zonder toezicht, met het gevolg, dat er wel eens baldadigheden kunnen gebeuren. Het terrein is zeer geschikt gelegen voor speel- gelegenheid, hoewel spreker het met het oog daarop betreurt, dat er een klinkerbestrating is. Spreker zou gaarne van Burgemeester en Wethouders vernemen, of er hier niet iets zou kunnen worden gedaan en of er bijvoorbeeld niet ver schillende speelmiddelen konden worden opgesteld voor den tijd, waarop het terrein niet als markt werd gebruikt. De Voorzitter wil de zaak gaarne overwegen, maar merkt op, dat de geheele quaestie van de speelterreinen een onderwerp van overweging uitmaakt in het College van Burgemeester en Wethouders. De heer van der Reijden heeft vernomen, dat er tegen het plaatsen van bodewagens op de kaasmarkt bezwaar bestaat, omdat er geen beschutting is tegen de zon. Spreker begrijpt wel, dat niet alle wagens aan een kant kunnen worden ge plaatst, maar vraagt, of het niet mogelijk zou zijn, dat aan den waterkant en aan de andere zijde rijen boomen werden geplaatst. De Voorzitter zegt niet te weten, of er plannen bestaan om het kaasmarktterrein te beplanten, maar hij gelooft niet, dat er groote behoefte gevoeld wordt aan het verplaatsen van de bodewagens; een plaats, die aan de zon is bloot gesteld, is als standplaats voor deze wagens trouwens niet geschikt. Blijkt later de behoefte aan een beplanting, dan zullen Burgemeester en Wethouders het aanbrengen daarvan overwegen. Volgnr. 292 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 293 en 294 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 295, luidende: Onderhoud van kolken en riolen40.793. De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor alsnog een bedrag van f 2000.beschikbaar te stellen voor de vernieuwing van het riool in de Lange Vrouwensteeg. Dat riool is meermalen ingezakt, onlangs weer, en daarbij is gebleken, dat het zeer bouwvallig was. Het is gewenscht het zoo spoedig mogelijk in een goeden toestand te brengen. De heer Groeneveld zegt, dat Burgemeester en Wethou ders op zijn in de secties geuite klacht over den smerigen toestand van de urinoirs en over de omstandigheid, dat in de buitenwijken, die, wat de bebouwde oppervlakte betreft, grooter zijn dan de geheele binnenstad, geen enkel urinoir is te vinden, antwoorden, dat op de begrooting gelden zijn uitgetrokken voor vier urinoirs en het College zal nagaan of er een in het Kooikwartier kan worden geplaatst. Uit dit antwoord zou men kunnen afleiden, dat Burgemeester en Wethouders vier urinoirs van het model-Apeldoorn hadden aangeschaft zonder te weten, waar zij er mede heen moesten. Het lijkt spreker beter eerst te zien wat men noodig heeft en dan te gaan aanschaffen, niet omgekeerd. Spreker twijfelt echter niet, of men zal voor die vier urinoirs wel een plaats vinden, want in het groote Kooikwartier, in de groote stads wijk achter den Maresingel, in Tuinstadwijk, op den Rijns- burgerweg en op tal van andere plaatsen ontbreekt zulk een inrichting, hetgeen veel ongerief veroorzaakt, omdat er vele menschen zijn, die door den aard van hun werkkring genood zaakt zijn langen tijd op straat te verkeeren. Bovendien is gevraagd die dingen te verlichten, wat in andere plaatsen reeds lang gebeurt, maar Burgemeester en Wethouders maken daartegen uit financiëele overwegingen bezwaar. Spreker meent, dat de verlichtingskosten zeer gering zullen zijn, al zal het aanleggen natuurlijk kosten mede brengen. Het is in deze gelegenheden vaak smerig en de menschen, die er van gebruik maken, kunnen niet zien waar zij loopen. Spreker wijst er op, dat niemand die dingen gaarne in zijn buurt wil hebben en dringt er op aan, die straat meubels zooveel mogelijk weg te werken door ze te verbin den aan politieposthuizen, transformatoren of kiosken. De Voorzitter geeft toe, dat er aan deze gelegenheden behoefte bestaat, maar met het oog op de tamelijk hooge kosten is er besloten voorloopig vier te maken. Er is nog niet overwogen waar zij zullen komen. Het Kooikwartier zal echter wel niet vergeten worden. Spreker zegt toe, dat de quaestie van de verlichting onder de oogen zal worden gezien, hoewel gaslantaarns nogal veel kosten. De plaatsing van urinoirs is overigens heel moeilijk. Burgemeester en Wethouders zullen echter hun best doen, geschikte plaatsen te vinden. Het met f 2000.verhoogd volgnr. 295 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 296 tot en met 429 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 430, luidende: DÜitkeering aan gemeenteningevolge art. 25, lid 5, van het Koninklijk Besluit van 22 October 1923, Stbl. No. 489f 25. De heer Elkerbout geeft in overweging dezen post te verhoogen in verband met een ingekomen verzoek om aan doofstomme kinderen de gelegenheid te geven op scholen buiten de gemeente onderwijs te genieten. Waar voor dergelijke kinderen ongeveer 150.schoolgeld wordt gevraagd, zou spreker den post willen stellen op 500.— met het oog op enkele gevallen, die zich wellicht in den loop van het jaar kunnen voordoen. De Voorzitter antwoordt, dat op zijn lessenaar een ontwerp- preaeadvies ligt. Naar aanleiding van de gevallen, die zich voordoen, hebben Burgemeester en Wethouders de zaak overwogen en zij zijn voornemens aan den Raad voor te stellen om nog voor 1927 voor dit doel gelden beschikbaar te stellen. Volgnr. 430 wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Volgnr. 431 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 432 wordt de begrooting van de Plaatselijke Schoolcommissie zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna dit volgnummer eveneens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 433 tot en met 436 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 437, luidende: Subsidie aan de vereeniging Schoolkindervoeding en Schoolkinderkleedingv f 22.925.— waarbij tevens in behandeling komt het door mevrouw Braggaarde Does ingediende voorstel, luidende: »Ondergeteekende stelt voor de schoolkindervoeding ook gedurende de vacanties te verstrekken". Mevrouw Braggaar—de Does wenscht over de wenschelijk- heid, om ook tijdens de vacanties de schoolvoeding voort te zetten, iets te zeggen. Een der voornaamste bedoelingen van de schoolvoeding is, dat de kinderen zoo trouw mogelijk de school bezoeken. Wil men het onderwijs goed tot zijn recht doen komen, dan is het noodig, dat de kinderen goed gevoed worden. Wordt nu dien kinderen de voeding, die zij van de vereeniging »School- voeding" geregeld ontvangen, onthouden, dan is de vacantie voor de kinderen geen ontspanning, maar een ontbering en zullen de schadelijke gevolgen daarvan zoowel lichamelijk als geestelijk niet uitblijven. Erzijn natuurlijk tegen deze vacantieschoolvoeding practische bezwaren, maar met goeden wil zijn die wel op te heffen. Overleg is daarvoor noodig allereerst met de schoolhoofden en het onderwijzend personeel, dat daarbij betrokken is, om regelingen te treffen en de werkzaamheden te verdeelen. Het is aan spreekster bekend, dat in den Haag tijdens de Kerstvacantie de gewone voeding wordt verstrekt aan de kinderen, namelijk een warme maaltijd en gedurende de zomervacantie brood met worst, koek of suiker en bovendien een halve liter melk. Ook in Amsterdam wordt school voeding gegeven tijdens de vacantie. Spreekster is overtuigd, dat zij, die dit moeilijke werk doen, alle moeilijkheden zullen trachten te overwinnen om het ook in Leiden mogelijk te maken. De heer van Es heeft indertijd in een van de sectiever gaderingen behoord tot diegenen, die opmerkingen hebben gemaakt over de verstrekking van schoolkindervoeding zooals dat thans gebeurt. Sprekers bezwaar was, dat de vereeniging, die met een belangrijk subsidie van de gemeente werkt, ge decreteerd heeft, de schoolvoeding voor kinderen der bijzondere scholen ook op die scholen te laten gebruiken. Het antwoord van Burgemeestér en Wethouders is, dat er met het hoofd van een der bijzondere scholen over gesproken was en dat het door dezen niet noodig geoordeeld werd het bestuur daarvan nog in kennis te stellen. Spreker twijfelt er niet aan,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 8