324
VRIJDAG 9 DECEMBER 1927.
nu het voorstel zoo zou worden opgevat, dat alle schoonmaak
sters daaronder moeten worden begrepen, moet spreker er
zich tegen verzetten, maar hij zou er zich mee kunnen ver
eenigen, indien alleen zij, die dag in dag uit in dienst van de
gemeente werken, in vast dienstverband zouden worden opge
nomen.
De heer Goslinga meent, dat de voorstelling van den heer
Baart omtrent deze zaak niet in alle opzichten juist is. Wan
neer deze werksters zouden worden opgenomen in het Rijks
pensioenfonds, dan zouden deze geen bezwaar daartegen
gemaakt hebben, want in de oogen van velen is dat een
ideaal-toestand.
Het geldt hier echter een categorie van werkneemsters, die
daaraan grootendeels niets zouden hebbeD, omdat zij in het
algemeen een zeer lagen pensioensgrondslag en een zeer wissel-
valligen diensttijd hebben. Volgens de oude Pensioenwet
zouden zij ten hoogste 70 van haar pensioensgrondslag
krijgen bij 35 jaren dienst en volgens de gewijzigde Pensioen
wet 40 maal lf van haar pensioensgrondslag, dus nog
iets minder. Nu zijn er onder die werksters, die 4.80 of
6.40 per week verdienen, zoodat haar pensioen ook bij
vollen diensttijd laag zou zijn. De werksters aan de be
waarscholen zijn in het Rijkspensioenfonds opgenomen, doch
deze verrichten een volle dagtaak en hebben ook vaak langen
diensttijd. De gewone werksters zouden bij opname in het
Rijkspensioenfonds betalen 3| resp. 8| als bijdrage
in de pensioenskosten. In den Haag heeft men ingezien, dat
dat aan de gemeente en aan de werksters veel geld kost en
alleen het pensioenfonds er wel bij voer, omdat dat fonds de
15£% van de gemeente krijgt van alle pensioensgrondslagen.
Er worden zeer weinig werksters gepensionneerd, omdat het
verloop onder die menschen groot is en zoodoende had alleen
het fonds hier het voordeel.
In den Haag heeft men voor die werksters toen een afzon-
dgdijk pensioenfonds gemaakt, maar men heeft begrepen, dat
die menschen onder de Invaliditeitswet zouden vallen, hetgeen
men te Leiden al vroeger heeft ingezien. Er wordt vóórhaar
op een rentekaart geplakt en daardoor kunnen zij een hooger
pensioen krijgen dan het geval zou zijn, als zij in het Rijks
pensioenfonds waren opgenomen. De heer Baart weet wel,
dat zij krachtens de Invaliditeitswet een hooger pensioen dan
3.kunnen krijgen. Den Haag heeft in het belang van de
gemeente dat afzonderlijke pensioenfonds gesticht, want het
trekt van het pensioen af al de voordeelen, welke voor die
menschen uit de Invaliditeitswet voortvloeien. Is de uitkeering
krachtens die wet hooger dan het pensioen volgens de veror
dening, dan betaalt de gemeente niets.
Leiden handelt veel rationeeler. Hier wordt voor die men
schen geplakt en de Invaliditeitswet is voor deze categorie
zoo gunstig, omdat, als er gedurende een deel van den dag
wordt gewerkt, toch voor een geheelen dag moet worden
geplakt. Bovendien is het premievrij en kunnen de men
schen de betaling gemakkelijker voortzetten dan wanneer
zij in het Rijkspensioenfonds zijn opgenomen, want, als
zij uit dat fonds treden, is alles wat zij tevoren hebben
gestort verloren.
Het is dus niet uit onverschilligheid over het lot van die
menschen, dat te Leiden aldus wordt gehandeld, maar juist
in het welbegrepen belang van die menschen. Misschien zijn
er enkele werksters, die een volslagen dagtaak in dienst van
de gemeente hebben, en dan zou voor haar een uitzondering
kunnen worden gemaakt, maar in het algemeen zou men den
menschen geen voordeel doen door op het voorstel van den
heer Baart in te gaan.
De heer Baart begrijpt niet, dat de heer Heemskerk er
bezwaar tegen gemaakt heeft waar het gehuwde vrouwen
betreft, want dan zou hij zich nog heden moeten uitspreken,
dat hij gehuwde vrouwen niet in gemeentedienst zou willen
laten werken. Aan den eenen kant is de heer Heemskerk
ergens voor, maar aan den anderen kant valt hij weer om als
een blad aan den boom en verklaart zich er tegen.
De heer Goslinga heeft gezegd: die menschen zouden er
beroerder op worden, want wij zouden haar geld laten betalen,
waarvoor zij later niet zouden krijgen wat zij verwacht
hadden. Spreker wijst er op, dat er aan de Lichtfabrieken
menschen regelmatig 36 uur werken en dat zij, tegen een
loon van 37J ct. per uur, aan een weekloon komen van 15
of 16 gulden. Gaarne zou spreker van den heer Goslinga
vernemen wat die menschen krijgen, als er, zooals nu, zegels
geplakt worden en wat zij zouden krijgen, als zij werden ge
pensionneerd op den grondslag als door spreker is voorgesteld.
Aan deze menschen moeten dezelfde rechten worden ge
geven als aan alle anderen in gemeentedienst. Spreker wijst
er op, dat men in den Haag ook wel de bezwaren gevoeld
heeft en dat men voor deze menschen een afzonderlijk fonds
heeft gesticht en dat dit naar zijn meening ook in Leiden
mogelijk is.
De heer Goslinga heeft gezegd, dat er aan de Lichtfabrieken
maar een was, die voor pensioen betaalde, maar spreker
meent, dat deze dan verkeerd is ingelicht, want spreker heeft
vernomen, dat alle werkters daar 42 cent voor het pensioen
fonds moeten betalen.
Er is echter een werkster, die telkens invalt, als andere
door vacantie of andere omstandigheden niet kunnen komen,
en deze betaalt niet die premie, die wel van de andere
wordt geèischt. Wanneer het juist is wat de heer Goslinga
meedeelt, meent spreker, dat de toestand nog erger is, omdat
dan het eene deel van de groep schoonmaaksters wel in het
fonds is opgenomen, en het andere deel niet. Spreker blijft
bij zijn meening, dat men goed zal doen deze menschen in
vast dienstverband op te nemen.
De heer Goslinga zegt, dat de heer Baart van deze zaak
niet op de hoogte is. Als hij zegt, dat de menschen in vast
dienstverband moeten worden opgenomen, en daarnaast
bepleit het oprichten van een afzonderlijk pensioenfonds voor
hen, dan spreekt hij zich zelf tegen, want bij opneming in
vast dienstverband vallen zij vanzelf onder het Rijkspen
sioenfonds.
De beer Baart voegt spreker toe, dat hij bedoelde een
apart pensioenfonds. Dat kan niet, als zij in vast dienst
verband worden opgenomen. In den Haag heeft men die
menschen dan ook allen uit het vast dienstverband ontslagen
en met haar een arbeidscontract aangegaan.
Spreker heeft geen bezwaar met de heeren over deze zaak
te debatteeren; maar dan moeten zij op de hoogte zijn, anders
is het geen portuur en is het debat nutteloos. Hetgeen de
heer Baart wenscht spreekt elkander tegen.
Als alle werksters aan de gasfabriek, zooals de heer Baart
zegt, voor haar pensioen betalen, dan bestaat daarvoor deze
goede reden, dat, als werkstersin gemeentedienst een volledige
dagtaak vinden, het gewenscht is haar in het pensioenfonds
op te nemen. Nu moet de heer Baart er echter niet op aan
dringen, dat wij de werksters, die slechts enkele uren per
week in dienst van de gemeente zijn, op dezelfde wijze zullen
behandelen. Als dat gebeurde, zouden die menschen den heer
Baart zeker niet vriendelijk aankijken, zoodra zij de gevolgen
ondervonden, want die stakkers weten niet, dat zij 8£ aan
bijdrage en den inkoop moeten betalen, terwijl zij dan later
een schimmetje pensioen krijgen op grond van hun lagen
pensioensgrondslag. Zij zijn er blijkbaar niet mede bekend,
dat zij met haar rentekaart, waarop zegels worden geplakt,
veel beter af zijn. De heer Baart, die als plaatsvervangend
lid van den Raad van Arbeid het beter kan weten, moet
niet komen met dingen, die den toestand voor de menschen
zou doen verslechteren, en niet den menschen zand in de
oogen strooien, want hetgeen hij zegt is niet juist.
De heer Baart doet opmerken, dat de heer Goslinga, als
hij zegt, dat de menschen er slechter van zouden worden,
indien zij in vast dienstverband werden opgenomen, alleen
het oog heeft op het pensioen, maar blijkbaar al de andere
voordeelen, welke het vast dienstverband meebrengt en welke
deze menschen moeten missen, uit het oog verliest. Zoo
hebben de werksters aan gemeentegebouwen, die in dienst
van den concierge zijn, geen aanspraak op vacantie. Al die
voordeelen moeten, naar spreker meent, ook aan die arbeid
sters worden toegekend, ook al zou dan ten slotte zijn voor
stel, zooals de Wethouder zegt, in het nadeel van die arbeid
sters zijn, wat spreker echter niet gelooft, o. a. omdat die
arbeidsters zelf meermalen de aandacht op deze zaak hebben
gevestigd.
De heer Goslinga wil nog eens tegenover den heer Baart
opmerken, dat, als de menschen in vast dienstverband worden
opgenomen, zij automatisch vallen onder de Pensioenwet.
Spreker handhaaft dan ook zijn stelling, dat. die menschen
op het oogenblik beter af zijn dan volgens het voorstel van
den heer Baart. Het verwondert spreker niet, dat de men
schen er zelf om vragen, gezien de voorlichting, die zij
krijgen van den heer Baart, Als zij bij spreker komen, zal
hij het haar wel eens beter uitleggen. Het is een moeilijke
materie, maar wie in de Pensioenwet thuis is voelt, dat de
heer Baart hier spreekt over dingen, die hij niet voldoende kent.
Wat de vacantie betreft kan spreker mededeelen, dat de
werksters die inderdaad krijgen.
Het voorstel van den heer Baart wordt met 18 tegen 9
stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Spendel, van Tol, Romijn,
Sijtsma, Wilmer, Manders, de Reede, Reimeringer, Tepe,
Goslinga, Heemskerk, van der Reijden, Bergers, Huurman,
Meijnen, Wilbrink, Bosman en Eikerbout.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Burgerjon, Baart,