VRIJDAG 9 DECEMBER 1927.
339
De heer van Eck meent, dat er een misverstand bestaat.
Wanneer sprekers partijgenooten in die commissie zitting
nemen, trachten zij naar hun inzichten het gemeentebelang
te dienen. De heer Spendel stelt het voor, alsof zij dan niet
veel anders zouden doen dan obstructie voeren, maar de
ervaring uit andere commissies acht spreker toch wel vol
doende om die meening te kunuen weerleggen. Men zal
elkaar in de commissie moeten benaderen. Spreker gelooft,
dat men de zaak te donker inziet. Wil men op den duur tot
goede en vruchtbare samenwerking komen, dan zal men het
goed recht van de tegenstanders moeten erkennen om daarin
vertegenwoordigd te zijn. Men moet niet altijd uitgaan van
wantrouwen, alsof de menschen, die er in zouden komen, niet
anders zouden doen dan bewerken, dat er niet gewerkt kan
worden, al wijken misschien hun inzichten omtrent de wijze,
waarop het Burgerlijk Armbestuur moet werken, en de
bedragen, welke uitgekeerd behooren te worden, at van die
van de anderen.
Achtereenvolgens worden benoemd
Mej. D. M. J. Coebergh met 28 stemmen; de heer van
Stralen verkreeg 1 stem;
de heer L. van der Laan met 16 stemmen; de heer van
Stralen verkreeg 12 stemmen en de heer AJ. Schoneveld
1 stem;
Mej. F. W. C. Riphaagen met 17 stemmen; de heer van
Stralen verkreeg 11 stemmen en de heer A. J. Schoneveld
'1 stem.
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
III. Voorstel tot verhuring van een der lokalen van de
voormalige school aan de Pieterskerkgracht No. 9, aan de
Chr. Muziekvereeniging «Polyhymnia".
(Zie Ing. St. No. 258.)
De heer Schüller vraagt, waarom deze vereeniging meer
huur moet betalen dan andere vereenigingen, welke eveneens
dit lokaal eens per week in huur hebben.
De Voorzitter zegt, dat die vereeniging er meer voor over
heelt gehad en meer heeft geboden.
De heer Schüller zegt, dat door den voorzitter der ver
eeniging wordt beweerd, dat er 100.— huur was gevraagd
en dat de vereeniging tot het uiterste is gegaan en f 75.
heeft geboden, ofschoon zij het feitelijk niet kon betalen,
maar dat zij in elk geval de zaal niet beneden de f 75.
kon krijgen.
De Voorzitter wijst er op, dat de vereeniging «Polyhym
nia" in haar schrijven dadelijk heeft gevraagd de zaal voor
een bedrag van f 75.in huur te mogen hebben.
De heer Schüller zegt, dat de onderhandelingen met den
betrokken opzichter er toe hebben geleid, dat de vereeniging
dien brief moest schrijven en niet minder kon bieden.
De Voorzitter kan daarop helaas geen antwoord geven,
maar waar overeenstemming is verkregen tusschen de ge
meente en de vereeniging, kan er geen bezwaar bestaan het
voorstel aan te .nemen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
IV. Voorstel tot verhuring van een der lokalen van de
voormalige school aan de Pieterskerkgracht No. 9, aan het
Leger des Heils.
(Zie Ing. St. No. 259).
De heer Heemskerk vraagt naar aanleiding van de in het
praeadvies voorkomende zinsnede: «Terwijl het verleenen van
vergunning tot onderverhuring door ons College pleegt te
geschieden", of aan Burgemeester en Wethouders het onder
verhuren is opgedragen, omdat volgens artikel 138 der Ge
meentewet het verhuren, verpachten of op andere wijze in
gebruik geven van gemeente-eigendommen door den Raad
plaats heeft. Tegen het voorstel zelf heeft spreker geen
bezwaar.
De Voorzitter antwoordt, dat de Raad verhuurt, maar
dat Burgemeester en Wethouders het recht hebben onder
te verhuren.
De heer Heemskerk vraagt, of het onderverhuren door
Burgemeester en Wethouders niet in strijd is met de Ge
meentewet.
De Voorzitter gelooft, dat dit niet het geval is, want dat
Gedeputeerde Staten het gemeentebestuur dan wel op de
vingers zouden hebben getikt.
De heer Heemskerk werd juist getroffen door de woorden:
«pleegt te geschieden", waaruit dus blijkt, dat het een gewoonte
is, omdat er niet staat krachtens een besluit of krachtens
de wet.
De Voorzitter zegt, dat de machtiging om onder te ver
huren in het contract is opgenomen en dat de Raad dit dus
heeft toegelaten. Tegen dergelijke eenvoudige zaken maken
Gedeputeerde Staten geen bezwaar.
De heer Heemskerk acht het logischer, dat ook het onder
verhuren bij den Raad hoort.
De Voorzitter merkt op, dat het verhuren van gemeente
woningen door de stichting geschiedt en niet door den Raad.
De heer Groeneveld wijst er op, dat volgens art. 138 der
Gemeentewet de Raad besluit «omtrent" het verhuren. Wanneer
in het contract staat, dat Burgemeester en Wethouders kunnen
onderverhuren, dan is indertijd daaromtrent door den Raad
besloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
V. Voorstel tot het doen rooien en verkoopen van boomen.
(Zie Ing. St. No. 260).
De heer Kuiveniioven vraagt, of het niet mogelijk is vier
of vijf boomen, welke op het trottoir op den Zoeterwoudschen
Singel nabij de Heerenstraat staan en het verkeer zeer
belemmeren, op te ruimen.
De Voorzitter antwoordt, dat hij die zaak in de Commissie
van Fabr icage zal bespreken en het oordeel er over zal vragen
van den Opzichter der Plantsoenen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten tot het doen
rooien en den openbaren verkoop van de boomen, vermeld
op de in Ingek. Stukken No. 260 opgenomen lijst.
VI. Voorstel tot het voeren van verweer in het proces
ingesteld door J. van den Broek, wed. J. J. Weyll, ter zake
van een haar echtgenoot overkomen ongeval.
(Zie Ing. St. No. 261.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
De Voorzitter vraagt, of een der leden thans nog iets in
het belang der gemeente in het midden heeft te brengen.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.