VRIJDAG 9 DECEMBER 1927. 337 Bij volgnr. 156 wordt de begrootirig van de Gemeentelijke Bank van Leening zonder beraadslaging ot hoofdelijke stem ming goedgekeurd, waarna ook dit volgnummer zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Bij volgnr. 157 wordt de begrooting van het Gemeentelijk Waschbureau zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnr. zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 158 tot en met 160 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Thans komen aan de orde de aangehouden volgnrs. 615 en 140. Volgnr. 615 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Volgnr. 140, verlaagd met 462.wordt zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De verschillende uitgaaf- en ontvangstposten van den Kapi- taaldienst worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De geheele begrooting van den gewonen dienst in ontvang en uitgaaf tot een bedrag van f 7.357.742 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. De geheele begrooting van den Kapitaaldienst in ontvang tot een bedrag van f 4.458.349 en in uitgaaf tot een bedrag van 4.264.229 wordt ten slotte eveneens zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. II. Benoeming van 3 leden van het Burgerlijk Armbestuur. (Zie Ing. St. No. 257). De Voorzitter verzoekt den heeren Heemskerk, Kuiven- hoven, Burgerjon en Romijn het stembureau te vormen. De heer van Eck zegt, dat het een opkomende beweging en een nieuwe partij ontzaglijk veel moeite kost om haar rechtmatige aanspraken te zien erkend in de vertegenwoor diging van de verschillende bestuurscolleges. Dat moet als het ware worden afgedwongen. Men heeft dat gezien bij de samenstelling van de Schoolcommissie en het blijkt ook nu weer bij het Burgerlijk Armbestuur. Spreker neemt niet het standpunt in, dat elke commissie zoo moet worden samen gesteld, dat, wiskundig uitgerekend, elke volksgroep daarin is vertegenwoordigd naar verhouding van haar sterkte, want dat is heel moeilijk en niet noodig, maar ten opzichte van het maatschappelijk hulpbetoon loopen de denkbeelden van de sociaal-democraten en die van de burgerlijke partijen als geheel genomen zoo uiteen, dat sprekers partij het billijk vindt, dat haar denkbeelden naar evenredigheid van haar sterkte onder de bevolking in dat college zijn vertegen woordigd. Nu zit er één sociaal-democraat in de commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon, zoodat gezegd kan worden, dat de S. A. P. er in vertegenwoordigd is dat lid is zelfs zeer ijverig maar het spreekt van zelf, dat, als het er op aankomt om in een college van 9 personen te probeeren de werkzaamheden in een andere richting te sturen, één persoon nooit zooveel invloed kan hebben, dat met de andere inzichten, die hij verdedigt, rekening wordt gehouden. De sociaal-democraten vinden het daarom billijk, dat zij met meer krachten in deze commissie vertegenwoordigd zullen zijn. Het zou geen moeite kosten om den Raad, evenals deze oenige jaren geleden heeft gedaan, opnieuw een motie te laten aannemen, waarin de billijkheid werd uitgesproken, dat de verschillende fracties naar evenredigheid van haar sterkte in de commissies waren vertegenwoordigd, maar de vraag is, hoe in concrete gevallen wordt gehandeld. Zijn er geen vacatures, dan is de zaak altijd moeilijk, want het gaat niet aan menschen, die hun taak behoorlijk vervullen, uit een commissie te ver wijderen en door anderen te vervangen, maar in dit geval wenschen twee van de drie aftredende leden niet voor een herbenoeming in aanmerking te komen. De sociaal-democraten hebben geen bezwaar tegen herbenoeming van Mejuffrouw Coebergb, maar spreker hoopt, dat de Raad thans de billijk heid zal betrachten en hun in deze belangrijke commissie een tweede plaats zal geven. Gebeurt het nu niet, dan is de gelegenheid vooreerst weer uitgesloten. Spreker weet niet, of de andere partijen daarin ook ver tegenwoordigd zijn in verhouding van haar sterkte, maar acht dit niet van zooveel belang, omdat naar zijn oordeel de inzichten van de burgerlijke partijen als geheel genomen ten opzichte van maatschappelijk hulpbetoon niet zooveel uiteenloopen, maar sprekers partij heeft principieel andere inzichten. Spreker hoopt, dat de Raad rekening zal houden met de rechtmatige aanspraken van zijn partij, niet alleen, wanneer conflicten dreigen. Spreker heeft voor de keuze van een sociaal-democraat het oog op den heer van Stralen, die niet alleen getoond heeft veel belang te stellen in maatschappelijk hulpbetoon, maar die door zijn werkzaamheden ook uitstekend op de hoogte is van de arbeidstoestanden. Spreker herinnert aan de vaak zeer uitvoerige debatten tusschen den heer van Stralen en den vorigen Wethouder, waarbij de meeningen en inzichten ten opzichte van deze zaak scherp tegenover elkaar stonden en het lijkt hem wenschelijk, dat deze discussies verplaatst worden naar het Burgerlijk Armbestuur zelf. De heer van Stralen is door zijn positie voortdurend in de gelegenheid kennis te nemen van de grieven en wenschen der arbeiders. Waar spreker het daarbij van groot belang en ook billijk acht, dat de inzichten van zijn partij naar evenredigheid in die commissie worden vernomen, hoopt hij, dat de Raad aan zijn wensch gevolg zal geven. De heer Eikerbout heeft den wensch uitgesproken, dat iemand uit de vakbeweging zou worden benoemd en heeft de aandacht gevestigd op den heer Schoneveld. Spreker heeft er geen enkel bezwaar tegen, dat het arbeiderselement in die commissie zoo sterk mogelijk wordt gemaakt, maar dat mag niet verhinderen, dat de denkbeelden van sprekers richting naar voldoende sterkte ook zijn vertegenwoordigd. Het spijt spreker zeer, dat het Burgerlijk Armbestuur, niettegenstaande de aandacht is gevestigd geworden op den heer van Stralen, daarmede geen rekening heeft gehouden en dat Burgemeester en Wethouders de aanbeveling eenvoudig hebben overgenomen. Op die wijze is het moeilijk voor een nieuwe partij om die vertegenwoordiging te krijgen in de verschillende commissies, waarop zij in verhouding tot haar sterkte aanspraak mag maken. De heer Vallentgoed behoeft niet veel toe te voegen aan de warme aanbeveling van den heer van Eck ten gunste van den heer van Stralen, maar hij wil toch even zeggen, dat een tweejarige ondervinding hem heeft overtuigd van de wen schelijk heid, dat een tweede sociaal-democraat in de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon wordt opgenomen. De heer van Stralen is daarvoor de aangewezen persoon, niet alleen omdat hij steeds het Burgerlijk Armbestuur tamelijk scherp heeft aangevallen, maar ook omdat hij dagelijks met de men schen, van wie hij op zijn kantoor bezoek krijgt, in aanra king komt. De heer Goslinga heeft gezegd, dat hem uit ondervinding was gebleken, dat de leden van het Burgerlijk Armbestuur nogal een gezonden kijk op de toestanden der arbeidersgezin nen hebben, maar spreker kan het niet ten volle beamen, omdat hij wel eens een andere ervaring heeft opgedaan. De heer Goslinga wijst er op, dat men hier slechts te doen heeft met aanbevelingen, niet met bindende voordrach ten, zoodat de Raad het recht heeft ervan af te wijken. Naar aanleiding van de klacht van den heer van Eck, dat het een nieuwe partij moeite kost in verschillende commissies vertegenwoordigd te worden, wijst spreker er op, dat ook zijn partij in tal van commissies en besturen niet is vertegenwoor digd, terwijl, zooals de heer Wilbrink heeft medegedeeld, het zelfde het geval is met diens partij. Dit wil echter niet zeggen, dat in die commissies en besturen de zaken niet goed worden behartigd. Spreker heeft in de Plaatselijke Schoolcommissie, waarvan hij zeven jaar Voorzitter is geweest, altijd gestreefd, niet naar evenredigheid in de samenstelling, maar naar een veelzijdigheid, omdat hij daarin den besten waarborg voor behartiging van de gemeentebelangen zag. Juist het argument van den heer van Eck, dat, als zijn partij naar haar sterkte onder de bevolking in het Burgerlijk Arm bestuur is vertegenwoordigd, haar beginselen en inzichten, welke principieel afwijken van die der burgerlijke partijen, beter naar voren kunnen worden gebracht en verdedigd, maakt spreker eenigszins huiverig om op het denkbeeld van den heer van Eck in te gaan. Men heeft geen behoefte aan dispuut-colleges, er moeten zaken worden gedaan en of nu de verhouding is 1 op 8, zooals de heer van Eck zegt, dat doet niets ter zake, want er moet altijd gevraagd worden, niet door hoeveel menschen een argument wordt aangevoerd, maar wel of dat argument juist is. Het is slechts de vraag, of de denk beelden van den heer van Eck in dit bestuur vertegenwoor digd zijn, worden medegedeeld en oor hebben, ja dan neen. De Raad moet uitmaken, of het gemeentebelang meebrengt, dat beginselen, die lijnrecht ingaan op dit punt tegen de beginselen der burgerlijke partijen in een bestuur, dat zooveel verantwoordelijkheid heeft en over zooveel gelden heeft te beschikken, op deze wijze worden versterkt. leder heeft zijn eigen inzichten en spreker meent, dat hij om geen enkele reden genoopt kan worden de gemeente te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 17