336 VRIJDAG 9 DECEMBER 1927. de wijziging van de wet op de personeele belasting, de ge meentelijke opcentenhef'fing heeft herzien, waarbij de progressie, die bestond, is vervallen en alle opcenten op 100 zijn gebracht. Burgemeester en Wethouders hebben toen in de stukken gezegd, dat verwacht werd, dat na de inwerkingtreding van de wetswijziging ongeveer 5000 perceelen, die tot nog toe onder de personeele belasting vielen, door de verhooging van den grondslag der huurwaarden daarbuiten zouden vallen. De heer Eikerbout sprak er toen zijn twijfel over uit, of dat aantal wel zoo groot zou zijn, maar desondanks is dat voorstel aangenomen en is daarmede rekening gehouden, zoodat het bedrag, dat Burgemeester en Wethouders met het voorstel trachtten te bereiken, teneinde verlies op de opbrengst van deze heffing te voorkomen, te hoog is geschat. Spreker betreurt dit te meer, omdat intusschen is gebleken, dat de toestand is veranderd en de berekening, die Burge meester en Wethouders indertijd hebben gemaakt, in de practijk veel van haar juistheid zai verliezen. Uit de beste bron heeft spreker vernomen, dat voor 1928 op bevel van het Rijk een nieuwe schatting zal plaats hebben van de verschillende perceelen en dat er meer dan tot dusverre zal worden gelet, niet zoozeer op de huurwaarde dan wel op den huurprijs van de woningen. Dit brengt een zeer ongunstige verandering in den toestand, omdat die herschatting tengevolge zal hebben, dat een aantal perceelen, waarvan men dacht, dat zij buiten de personeele belasting zouden vallen, er wel onder zullen vallen door een hoogeren aanslag van de huur waarde. Naar sprekers overtuiging zal de uitkomst leeren, dat het bedrag, dat de gemeente daarmede denkt te winnen, belangrijk hooger zal zijn dan eerst werd gedacht en spreker betreurt dit, omdat daardoor het voordeel van de wetswijziging, dat inderdaad een beduidend voordeel was, in sommige gevallen geheel en al teloor zal gaan door de verhooging van de gemeentelijke opcenten. Spreker geeft toe, dat er op het oogenblik weinig aan te doen is, maar hoopt, als in den loop van het jaar mocht blijken, dat de opbrengst hooger is dan men had verwacht, dat Burgemeester en Wethouders alsnog een wijziging van de opcentenregeling in overweging zullen nemen, liefst met progressieve regeling. De heer Goslinga zou niet gaarne onderschrijven de op merking van den heer van Stralen, dat de wijziging van de opcentenheffing voorbarig is geschied, want ook wanneer die wijziging in den loop van de vorige maand zou hebben plaats gehad, zou men, naar sprekers meening, daarmee een sprong in het duister gedaan hebben. Niet alleen de wet op de perso neele belasting is ingrijpend gewijzigd, maar er zal ook plaats hebben een herschatting van de huurwaarde, twee onzekere factoren, wier werking men noch in den zomer wist, noch nu kent. Spreker meent van den heer van Stralen wel te kunnen aannemen, dat deze weet, dat het niet de bedoeling was van Burgemeester en Wethouders in de vroegere samenstelling van het College, om uit. deze wijziging een slaatje te slaan voor de gemeente, want het bedrag op deze begrooting voor den post uitgetrokken is even groot als dat van het vorig jaar. De bedoeling is geweest, er niet minder op te worden. Den uitslag kan men pas beoordeelen, als de kohieren voor 4928 zijn opgemaakt. Alle beschouwingen voor dien datum* noemt spreker speculatief. De verordening kan zoowel tegen vallen als meevallen. In ieder geval kan spreker toezeggen, waar het niet de bedoeling is geweest uit deze belasting een slaatje te slaan, dat, indien uit de uitkomsten van het kohier 1928 blijkt, dat deze voor verscheidene categorieën van bur gers een aanzienlijke verzwaring van lasten oplevert, de zaak opnieuw onder de oogen zal worden gezien. Geeft de nieuwe wet een vermindering van inkomsten, dan zal de zaak ook worden nagegaan en eerst dan zal men met kennis van zaken een juist voorstel van opcentenheffing kunnen indienen. Het idee van het vorig College om van de wijziging, door de Regeering in de wet op de personeele belasting aangebracht, de gemeente niet de dupe te laten worden, was een goed principe. De Minister van Financiën heeft bij de behandeling in de Tweede Kamer dat voldoende laten gevoelen en hij heeft aan de gemeenten 1 jaar tijd gegeven om zich aan de gewijzigde heffing aan te passen. Maar dat het de bedoeling van de Regeering was om de gemeenten de dupe te laten worden, is uit de discussie niet gebleken. Burgemeester en Wethouders willen dan ook de toezegging, die de heer van Stralen van hen vraagt, gaarne geven. Zoodra het kohier van 1928 gereed is, zullen zij de z£ak nauwgezet bekijken. Volgnr. 137 wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Volgnr. 138 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 139, luidende: i>15 Opcenten op de hoofdsom der Vermogensbelasting 13.500. waarbij tevens in behandeling komt het door den heer van Eek ingediende voorstel, luidende: »De Raad besluit het aantal opcenten, dat van de vermo gensbelasting wordt geheven, te brengen van 15 op 50". De Voorzitter vraagt aan den heer van Eek, of hij er prijs op stelt, dit voorstel nader toe te lichten, nu het bij de algemeene beschouwingen reeds is behandeld. De heer van Eck antwoordt, dat hij er genoegen mede neemt, indien het voorstel direct in stemming wordt gebracht. Het voorstel van den heer van Eck wordt met 19 tegen 10 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Spendel, van Tol, Romijn, van Es, Sijtsma, Wilmer, Manders, Reimeringer, Tepe, Goslinga, Parmeritier, Heemskerk, van der Reijden, Kuivenhoven, Bergers, van Rosmalen, Huurman, Meijnen en Wilbrink. Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Burgerjon, Baart, Groeneveld, van Eck, Vallentgoed, Mevr. Braggaarde Does, de heeren Verwey, Kooistra en Schriller. Volgnr. 139 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr. 140 wordt voorloopig aangehouden. De volgnrs. 141 tot en met 148 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 149, luidende: y>Uitkeering van het bedrijf (Gasfabriek) wegens: a. rente110650. enz.", waarbij in behandeling komt de begrooting van de Gasfabriek. De heer Kooistra zegt indertijd uit de stukken in de Lees kamer te hebben gezien, dat de gemeente lid was van de Vereeniging van Gasdirecteuren en dat zij daarvoor 150. in de kas van die vereeniging stortte. Hij geeft in overweging aan de Commissie voor de Lichtfabrieken zich uit die ver eeniging terug te trekken of althans de contributie niet meer te betalen. In het stuk, dat in de Leeskamer lag, werd medegedeeld, dat de commissie er vóór was, dat de gemeente lid van die vereeniging zou blijven. De Voorzitter antwoordt, dat dit een punt is, dat in overleg met den Directeur van de Lichtfabrieken wordt behandeld en beslist. De heer Kooistra heeft trouwens in de Commissie van de Lichtfabrieken iemand, die zijn verlangens kan bepleiten. De begrooting van de Gasfabriek wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna volgnr. 149 eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Bij volgnr. 150 wordt de begrooting van de Electriciteits- fabriek zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd, waarna ook dit volgnr. zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Bij volgnr. 151 wordt de begrooting van de Gestichten »Endegeest", »Voorgeest" en «Rhijngeest" zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnr. zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aange nomen. Bij volgnr. 152 wordt de begrooting van het Openbaar Slachthuis zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd, waarna ook dit volgnummer zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Bij volgnr. 153 wordt de begrooting van het Grondbedrijf zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnummer zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Bij volgnr. 154 worden de begrootingen van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnummer zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Volgnr. 155 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 16