VRIJDAG 9 DECEMBER 1927. 335 die Burgemeester en Wethouders meenen te moeten be noemen. Als de heer Wilbrink zegt, dat de sociaal-democraten menschen zonder verantwoordelijkheid in het bestuur der stichting de lakens willen doen uitdeelen, dan maakt hij een caricatuur van hetgeen sprekers fractie wenscht, want deze wil niet het geheele bestuur uit bewoners doen bestaan, integendeel, zij heelt slechts de opneming van 1 bewoner daarin bepleit. Tegen de wijze, waarop de heer Wilbrink dien wensch heeft bestreden, moet spreker sterk opkomen. Waar er zoo dikwijls gezegd wordt deze week nog door den heer Huurman dat er onder de huurders zijn, die de woningen niet behoorlijk weten te bewonen, moet men niet op die manier optreden, wanneer een poging wordt gedaan om die menschen meer verantwoordelijkheidsgevoel bij te brengen en hun te leeren deel te nemen in het beheer der woningen. Onder de arbeiders zijn er ongetwijfeld menschen, die verstand genoeg hebben om in zulk een bestuur zitting te nemen, maar men wil blijkbaar de proef daarmede niet nemen, alleen uit dezen hoofde, dat men alle medezeggenschap van de huurders wil uitschakelen. Spreker hoopt, dat de Raad dit billijke voorstel van sprekers fractie zal aannemen. De heer Huurman wil als lid van de Commissie voor de stichting de opmerking maken, dat de zaak door den heer Kooistra geweldig wordt opgeblazen. Aan de overzijde wordt dikwijls een schijn van buitengewone gewichtigheid gegeven aan dingen, die weinig te beteekenen hebben. Toen de com missie is samengesteld, is er aan geen enkele fractie gevraagd een afgevaardigde aan te wijzen. De vorige Burgemeester heeft enkele menschen, die hij geschikt achtte, gevraagd in de commissie zitting te nemen. Daaronder behoorde ook de heer Witmans. Na het over lijden van den heer Witmans moest een opvolger benoemd worden. Het bestuur meende, dat de heer Marks de noodige geschiktheid bezit, weshalve hij voor deze functie is aange zocht, niettegenstaande hij sociaal-democraat is. Spreker meent, dat men van de overzijde nu geen verwijten moet maken. De commissie bestaat uit ten hoogste zeven personen; men moet in de eerste plaats menschen hebben, die de noodige geschiktheid bezitten en niet bepaald eischen een bewoner dier woningen aangewezen te zien. Spreker heeft er al eens op gewezen, dat er zooveel mutatie plaats heeft bij de be woners, dat er haast geen gelegenheid is de menschen te leeren kennen. Wanneer men nu iemand daaronder zou aan treffen, die voor deze functie bijzonder geschikt was, zou er naar sprekers oordeel geen bezwaar tegen bestaan hem voor benoeming voor te dragen, maar dan moet het niet op zulk een partijdige manier worden voorgesteld. Wanneer de heer van Stralen, die zoo goed op de hoogte schijnt, iemand uit deze woningen weet, die hij geschikt acht en dit blijkt ook het geval te zijn, ziet spreker er geen bezwaar in, dat de commissie met een dusdanig persoon wordt uitgebreid, maar spreker kan wel voorspellen, dat die man allesbehalve ge lukkig is en een ondankbaar baantje krijgt. De heer Kooistra zegt, dat het toch niet de bedoeling van den heer Huurman moet zijn, als er van sprekers zijde iemand wordt aangewezen, dat die nooit geschikt is. De heer Huurman: Dat zou onzin zijn. De heer Kooistra zegt, dat de heer Huurman ook wel weet wat arbeiders zijn. Die menschen beschikken natuurlijk niet over capaciteiten, als zij, die aan de academie hebben gestudeerd, maar daarom kunnen zij toch wel geschikt zijn en zijn dat ook om in een dergelijk bestuur zitting te nemen. Is het den heer Huurman ernst met hetgeen hij zegt, waaraan spreker niet twijfelt, dan is hij bereid zijn voorstel in te trekken, mits de toezegging wordt gedaan, dat, als de S.D.A P. iemand aanwijst, deze in het bestuur der stichting zal worden opgenomen. De heer Huurman voegt spreker toe, dat hij slechts 1 van de 6 bestuursleden is, maar spreker vraagt dan ook de toe zegging aan Burgemeester en Wethouders, dat dezen, indien er een voorstel van het stichtings-bestuur komt in die rich ting, daartoe willen medewerken. De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethou ders, zooals zij altijd doen, eventueele voorstellen van het stichtings-bestuur zullen toetsen aan het gemeentebelang. Zij kunnen echter niet vragen, of de beslissing, die zij nemen, naar den zin van den heer Kooistra is. De heer Kooistra wil nu zijn voorstel intrekken, omdat hij o. a. hoort, dat de heer Huurman zijn stem er niet aan zal kunnen geven, maar hij hoopt, dat, als de S. D. A. P. iemand aanwijst, de commissie dien persoon zal voordragen en Burgemeester en Wethouders hem zullen benoemen. Aangezien de heer Kooistra zijn motie heeft ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Volgnr. 55 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 56 tot en met 65 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 66 luidende: stSchoolgelden '27500.—". De heer van Es zegt, dat het hem is opgevallen, dat op een bedrag van f 5900.dat geïnd wordt, de ophaalkosten niet minder dan f 1700.bedragen. Spreker vindt dat bui tengewoon veel en vraagt, of niet een andere manier van innen is te vinden om op de kosten daarvan te bezuinigen. De heer Groeneveld geeft toe, dat de ophaaldienst in ver houding tot hetgeen opgehaald wordt nog al veel kost, maar hij heeft den indruk, dat het vorige College met eenigen tegenzin dien dienst heeft ingesteld. De regeling is zoo gemaakt, dat bij menschen met inkomens van meer dan 2000.het schoolgeld niet door middel van den ophaal dienst wordt geïncasseerd. Waar het schoolgeld is geregeld naar den belastingaanslag beteekent het, dat die dienst alleen lage schoolgelden mag ophalen. Het toetreden tot dien dienst wordt niet gemakkelijk gemaakt, want de bode mag niemand aannemen. Dit moet schriftelijk aan het Stadhuis worden aangevraagd, waardoor er vaak niet veel van komt. Spreker gelooft niet, dat door al deze belemmeringen het ooit een bloeiend instituut zal worden en begrijpt niet, waarom ook niet de hooge school gelden kunnen worden opgehaald. De heer Goslinga zegt, dat destijds aan Burgemeester en Wethouders in overweging is gegeven den dienst aldus te regelen, dat de schoolgelden van hen, die een inkomen hadden beneden de ƒ2.000.door den dienst zouden worden opge haald, tenzij zij een verzoek deden in tegengestelden zin. Dat advies is niet opgevolgd. De dienst is nu geworden een doodgeboren kindje met een lam handje, hetgeen zich weer spiegelt in de kosten. In de 1700.zit niet uitsluitend het bedrag voor het ophalen, maar zitten voor een deel ook administratiekosten, daar er voor de verschillende scholen met hun kohieren, die beginnen in Maart, Mei of September, een vrij omvangrijke administratie is. Spreker zou er wel iets voor voelen, maar kan geen toezegging doen namens het College, dat de verordening werd gewijzigd in den geest, zooals zij vroeger door de Plaatselijke Schoolcommissie is voorgesteld. Nu moeten de aangeslagenen met een inkomen van 2000.— of minder het vragen. De door spreker bedoelde wijziging, die hij gaarne nog eens zal overwegen, behoeft niet veel meer te kosten. Spreker wijst er verder nog op, dat er een wetsontwerp aanhangig is, dat een ingrijpende wijziging in de schoolgeld regeling beoogt, waarbij niet meer het inkomen van de ouders uitsluitend maatstaf behoeft te zijn, maar de Gemeenteraad ook andere grondslagen daarvoor kan aanwijzen. In de tweede plaats bevat het wetsontwerp een principiëele wijziging in 'de schoolgeldregeling van de bijzondere scholen, die absolute vrijheid van schoolgeldhelfing krijgen. Er staat alleen in, dat zij schoolgeld moeten heffen. Zij moeten dan aan de ge meente afdragen een bedrag gelijk aan het totale bedrag aan schoolgeld, dat van die scholen geheven zou worden, als zij openbare waren. Waar nu deze ophaaldienst heel wat schoolgeld van bijzondere scholen ophaalt, zou op dien grond ook een zeer ingrijpende wijziging in dien dienst moeten worden aangebracht. Burgemeester en Wethouders zullen de zaak dus nog eens bekijken, maar het is wellicht gewenscht eens af te wachten of dit wetsontwerp spoedig in behandeling komt. Het is mogelijk, dat door de ziekte van den Minister van Onderwijs daarin eenige vertraging komt en in dat geval zou thans reeds kunnen worden overgegaan tot invoering van de door den heer Groeneveld aangegeven wijziging. Al zou deze slechts 1 of 2 jaar werken, dan zou zij wellicht toch eenig nut kunnen afwerpen. Volgnr. 66 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 67 tot en met 136 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 137, luidende: dIOO Opcenten op de hoofdsom der Personeele Belasting 190.000. De heer van Stralen betreurt het nog altijd, dat het gemeentebestuur dezen zomer, z. i. voorbarig, in verband met

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 15