DONDERDAG 8
DECEMBER 1927.
307
De motie van dea h ler van Eek wordt voldoende onder
steund en miakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Wilmer waardeert het zeer, dat de heer van Eek
gevoelt, dat het voor de rechterzijde heel moeilijk is om,
waar er op dit oogenblik van deze Commissie geen lid al-
treedt, daarin toch een sociaal-democraat te benoemen, maar
daaruit volgt, dat de heer van Eek overtuigd is, dat alleen
bij uitbreiding van het aantal leden van drie tot vijf een lid
van zijn fractie kan worden benoemd, zoodat de rechterzijde,
als zij er prijs op stelt dit laatste te doen, thans zal moeten
besluiten het aantal loden der Commissie van drie op vijf te
brengen. Nu stellen Burgemeester en Wethouders juist voor,
daarover thans geen beslissing te riemen. Vereenigt de Raad
zich met het voorstel van den heer van Eek, dan ligt daarin
opgesloien, dat hij ook accoord moet gaan met een uitbreiding
der Commissie van drie op vijf leden, maar dan staat dat
gelijk met een afwijzing van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders, want dan wordt er wel een besluit genomen.
Spreker herhaalt, dat de heer van Eek- zich in deze zaak
blijkbaar een beetje heeft vastgepraat. Wil hij werkelijk geen
oppositie, dan gaat het niet aan, dat hij a tort et a travers een
beslissing wil nemen.
Spreker zal nu afwachten, wat andere Raadsleden zullen
zeggen. Hij gevoelt minstens even sterk als de heer van Eek
het verlangen, om op vriendschappelijke wijze te werken.
Is er een brug te vinden, dan is spreker gaarne bereid, van
welken kant zij ook wordt geslagen, die te bewandelen.
Spreker wil nog iets zeggen naar aanleiding van hetgeen
hij in eerste instantie in het midden heeft gebracht. Spreker
heeft er gisteren op gewezen, dat de heer van Eek woorden
gebruikte, die hij niet in daden zou kunnen omzetten, wanneer
hij tot de verantwoordelijkheid werd geroepen en terloops
heeft hij er aan toegevoegd, dat dat in de S.D.A.P. zelf ook
wel werd gezegd. De heer Verweij heeft toen gezegd: Dat
moet u waar maken. Dat is zoo eenvoudig, dat spreker zich
haast zou geneeren om het te doen. Spreker heeft daartoe
vroeger al aangehaald, niet de woorden van een partijgenoot
uit Lutjebroek, maar die van een voorman in de S.D.A.P.,
den heer Albarda, die intusschen nog meer autoriteit heeft
gekregen dan destijds. Wat de heer Albarda een 6 of 7 jaar
geleden heeft gezegd stemt precies overeen met hetgeen hier
in den Raad door de heeren Wilbrink, Huurman en Goslinga
is gezegd en de heer van Eek is in dit opzicht in die 6 of 7
jaar dan ook volstrekt niet veranderd. Spreker leest nu nog
eens het bedoelde citaat van den heer Albarda voor uit de
Handelingen van een vorig jaar ter gelegenheid van de be
grooting voor 1927 en concludeert, dat hieruit duidelijk blijkt,
dat ook de heer Albarda van meening was, dat uit het afwijzen
van een Wethouderszetel tevens voortvloeide de weigering
om zitting te nemen in een commissie.
Wanneer de S.D.A.P. van de Handelingen bij deze begroo
ting een verkiezings- of een propagandablad wil uitgeven, dan
mag zij daarin alle redevoeringen der sociaal-democraten in
dezen Raad afdrukken en zal de rechterzijde van een ver
dediging daartegen gaarne afzien, wanneer zij slechts belooft,
in dat blad dan ook het citaat van den heer Albaida af te
drukken.
De heer van Stralen zegt, dat hij, waar de Voorzitter op
een desbetreffende vraag heeft geantwoord, dat de Memorie
van Antwoord door de Wethouders zeiven is geschreven en
niet door ambtenaren, geen reden heeft aan de juistheid
daarvan te twijfelen. Hij zal dan ook het feit, dat die Me
morie nog wat al te veel gelijkenis vertoont met die van
het vorige College, toeschrijven aan de omstandigheid, dat
dit nieuwe College eerst kort geleden is opgetreden en zich
dus niet zoo positie! heeft kunnen uitlaten over verschillende
zaken, als het geval zou zijn geweest, wanneer het reeds
langer daar had gezeten. Spieker hoopt bij een volgende
begrooting met de Wethouders verschillende zaken nader
te kunnen bespreken.
De mededeeling van den Burgemeester, dat door Burge
meester en Wethouders intensieve pogingen worden gedaan
bij hef Rijk, om te komen tot den aanbouw van arbeiders
woningen, door te trachten bouwvoorschotten te krijgen voor
enkele vereenigingen, heeft spreker zeer verheugd, omdat hij
in deze zeer ernstig ongerust was geworden, toen in de
stukken met betrekking tot de gehouden woningtelling uit
drukkelijk werd geconstateerd, dat de woningbehoefte was
opgeheven en er dus van Burgemeester en Wethouders geen
voorstellen tot verderen woningbouw waren te verwachten.
Tot sprekers genoegen hebben Burgemeester en Wethou
ders dat standpunt verlaten.
Wat de gevolgen van de opheffing van de huurwetten
betreft, van verschillende zijden blijkt, dat sedeit korten tijd
de huurprijzen van een aantal woningen zijn gestegen, en
daarom vraagt spreker, of Burgemeester en Wethouders in
overweging willen nemen, om van gemeentewege een onder
zoek in te stellen naar de huurverhoogingen, die na de
opheffing van de Huurcommissie hebben plaats gehad, opdat
na dat onderzoek zal kunnen worden uitgemaakt, of afwe
rende maatregelen moeten worden genomen. Spreker verwijst
naar Amsterdam, dat een bureau heeft ingesteld, waar perso
nen, die door huurverhoogingen worden bedreigd of zijn ge
troffen, met raad en daad worden terzijde gestaan. Van een
dergelijk bureau moet wel een belangrijk preventieve werking
uitgaan. In elk geval moet het gemeentebestuur iets doen,
om te voorkomen, dat de huurders door de huiseigenaren
worden gebrandschat.
Spreker heeft een aantal staaltjes van het opdrijven dei-
huren in zijn bezit, maar hij zal die thans niet noemen.
Hij wil echter Burgemeester en Wethouders verzoeken een
onderzoek in te stellen naar de huur verhoogingen na ophef
fing van de Huurcom missie. De Voorzitter heeft gezegd, dat
de beweringen omtrent de weinige medewerking tot het aan
besteden van schilderwerk in den winter praatjes zijn, waaraan
niet te veel geloof moet worden gehecht. Spreker gelooft
echter niet, dat dit praatjes zijn, daar de hem zoowel van
de zijde der patroons als van die der werklieden verstrekte
gegevens en hij zou bijna kunnen spreken van olficiëele
gegevens duidelijk doen blijken, dat er van de zijde van
den Directeur van Gemeentewerken zoo goed als geen mede
werking is geweest, terwijl er op dat gebied ook geen resul
taten zijn aan te wijzen.
De Voorzitter: Ik heb u feiten genoemd.
De heer van Stralen erkent dit, maar wil er dan op
wjjzen, dat de pogingen van de commissie tot regularisatie
in het schildersbedrijf niet van het laatste jaar dateeren. Het
verheugt spreker evenwel, dat er thans iets zal worden
gedaan.
Naar aanleiding van de vraag van den heer Huurman, of
er in sprekers gegevens over de werkloosheid geen personen
voorkomen, die zich pas in de gemeente hebben gevestigd,
kan spreker mededeeleri, dat dit niet het geval is. Het zijn
de werkloosheidsdagen van de menschen, die sinds geruimen
tijd van de door spreker genoemde bonden lid zijn, en de
cijfers geven een juist beeld van de werkloosheid in verge
lijking met het vorige jaar.
De heer Huurman heeft ook gezegd, dat het schilderwerk
in den winter niet zooveel om het lijf heeft en dat er in
één lokaal geen 10 schilders aan het werk gezet kunnen
worden. Maar dat is ook niet de bedoeling. Wanneerevenwel
de gemeente stelselmatig zooveel mogelijk binnenwerk door
schilders in den winter laat uitvoeren en bijv. op de scholen,
waar in den regel wel een reservelokaal beschikbaar is, het
lokaal, dat geschilderd moet worden, ontruimd wordt, dan
kunnen er heel wat schilders aan het werk gehouden worden.
De veronderstelling van den heer Huurman, dat de ver
waarloosde toestand van de woningen aan den Haagweg wel
aan de bewoners geweien zou moeten worden, omdat de
woningen nog maar drie jaar staan, kan toch zeker niet
gelden ten aanzien van het schilderwerk aan den buitenkant.
Deze toestand wijst niet op verwaarloozing van de zijde van
de huurders, maar op het feit, dat het schilderen niet afdoende
is geschied, dat daarbij kale plekken zijn achtergelaten en
deze toestand komt er in alle opzichten voor in aanmerking
orn er spoedig in te voorzien.
De heer Huurman heeft ook gezegd, dat er 3000.is
besteed voor de huizen aan den Heerensingel, maar spreker
meent, dat het wel mogelijk zou zijn geweest, dit schilder
werk, dat in den zomer is gebeurd, tot September uit te
stellen.
Men had dan werklooze schildeis aan het werk kunnen
zetten oi houden. Door achteloosheid en niet nadenken wordt
op dit gebied blijkbaar minder gedaan, dan kon gebeuren.
Wat de voorstellen van sprekeis fractie in zake werkver
ruiming betieft, het is geenszins de bedoeling van de voor
stellers, dat de betrekkelijke plannen direct zullen worden
uitgevoerd. Elk jaar hebben spreker en zijn partijgenooten
dezelfde opmerking moeten herhalen, omdat van de uitvoe
ring van de door hen genoemde plannen niets was gebleken.
De heer Huurman voegt spreker toe, dat verleden jaar
reeds is gezegd, dat verschillende dingen niet mogelijk waren
en dat spreker desondanks daarmede nu toch terug komt.
Spreker zegt, dat ditis een kwestie van opvatting. Hij constateert
met genoegen, dat in den Raad van verschillende kanten op
overweging van plannen tot werkverruiming is aangedrongen.
Een dergelijke aansporing achtte spreker, althans voor het
oude College, zeer noodzakelijk.
Spreker heeft vroeger aangedrongen op ophooging van het
Schuttersveld; de Wethouder deed een besliste toezegging,
dat het zou gebeuren en door Gemeentewerken is een volledig
plan uitgewerkt, maar toen dit binnenkwam, heeft men het
niet uitgevoerd. Tot zijn genoegen heeft spreker nu vernomen,