306 DONDERDAG 8 DECEMBER 1927. bekeken en Burgemeester en Wethouders zijn beter in staat om een praeadvies te geven dan de Raadsleden, maar toch komt dit voorstel daarvoor niet in aanmerking, omdat een uitbreiding van de commissie wordt voorgesteld, opdat ook sociaal-democraten daarin zitting kunnen nemen. Indertijd waren de sociaal-democraten bijzonder gegriefd, omdat zij werden uitgesloten uit die commissies, en ook om de wijze, waarop die uitsluiting werd toegelicht. Ook thans zijn er door een lid van den Raad woorden gebruikt, die de uitsluiting nog grievender maken. De heer Spendel heeft niets meer of minder gezegd dan dit: In de Commissie van Fabricage wordt gehandeld en niet gesproken; hij heeft toen een soort zelfverheerlijking gehouden en zich hoogst beleedigend uitge laten voor de sociaal-democraten. Men moest daaruit opmaken, dat het nu zoo goed ging, maar dat, wanneer de sociaal democraten er in zouden komen, het van een werkcollege een praatcollege zou worden. Maar wanneer men veronderstelt, dat er alleen aan de andere zijde werkkracht en goede trouw is, dan is samenwerking natuurlijk niet mogelijk. Te meenen, dat de sociaal-democraten de menschen zijn, die den boel in de war zullen schoppen, gaat niet aan. Het betreft hier een ernstige zaak en er is op dit punt een conflict tusschen de sociaal-democraten en de rechterzijde. Krachtens hun beginsel zijn de sociaal-democraten groote voorstanders van orde. Bij een sollicitatie voor Burgemeester zeide Minister Goeman Borgesius tot spreker, dat hij, hoewel zelf geen sociaal-democraat zijnde, er geen bezwaar tegen had een socialist te benoemen, omdat socialisten nog grooter voorstanders zijn van orde dan hijzelf dat was; en spreker werd ook benoemd. Altijd heeft spreker zijn partijgenooten bewogen, de grootst mogelijke orde te bewaren; maar aan alles is een grens. Zij kunnen niet dulden bewust uit die beide commissies te worden geweerd, niettegenstaande zij duidelijk hadden laten blijken, er prijs op te stellen, daarin te worden benoemd. Onder de tegenwoordige omstandigheden heeft de sociaal democratische fractie ernstig bezwaar om zitting te nemen in het College van Burgemeester en Wethouders, maar dat neemt niet weg, dat zij recht heeft, deel te nemen aan het werk der commissies. Waarop de heer Spendel zijn meening grondt, dat de sociaal-democraten dit werk minder zakelijk zouden doen dan anderen, begrijpt spreker niet. Heeft sprekers optreden in de Commissie van de Lichtfabrieken, waarin ook de heer Spendel zitting heeft, aanleiding tot die opvatting gegeven? Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat overigens geheel te goeder trouw is het conflict bestaat tusschen de sociaal-democratische fractie en de rechterzijde en niet met Burgemeester en Wethouders komt de zaak vertroe belen, want zij stellen voor praeadvies uit te brengen over de vraag, of uitbreiding der commissies wenschelijk is. Op technische gronden kunnen daar voor- of nadeelen aan ver bonden zijn, maar wanneer Burgemeester en Wethouders met een voorstel komen om de commissies niet uit te breiden, dan zal de Raad daar waarschijnlijk toe besluiten, en dan zijn de sociaal-democraten ook willens en wetens uit die commissies gesloten. Sprekers fractie heeft haar voorstel juist ingediend, om het de rechterzijde gemakkelijk te maken. Het gaat nu moeilijk een van de leden uit die commissies te nemen en door een sociaal-democraat te vervangen. Gaat het voor stel om praeadvies, dan weten de voorstellers niet, wat hun te wachten staat. Na afloop van de begrooting moet worden voorzien in 3 vacatures in het Burgerlijk Armbestuur, terwijl 2 dier aftre dende leden zich niet meer herkiesbaar hebben gesteld en nu heeft sprekers partij tevergeefs getracht door middel der aanbeveling een zetel meer te krijgen in dat college. Als de S. D. A. P. zich dat laat aanleunen, dan gaat het zoo voort en wordt er geen rekening gehouden met het feit, dat een belangrijk deel van de burgerij achter haar staat. Aanvaardt sprekers partij het denkbeeld om haar voorstel om praeadvies in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen, dan wordt de zaak vertroebeld, omdat zij kan stranden op techni sche bezwaren en op die manier kan aan de S. D. A. P. een zetel worden onthouden. Anderzijds wenscht sprekers partij een poging te doen het conflict niet tot het uiterste te drijven. Zij zal dat niet dan bij strikte noodzakelijkheid doen, omdat zij weet, dat daardoor groote schade wordt toegebracht aan het gemeentebelang. Spreker heeft vernomen, dat verschillende Raadsleden, ook van de rechterzijde, wel iets gevoelen voor inwilliging van het verlangen van zijn partij, maar het ligt voor de hand, dat daaraan geen uiting kan worden gegeven, voor het eventueele praeadvies van Burgemeester en Wet houders is behandeld en met een onbestemde toezegging kunnen de sociaal-democraten geen genoegen nemen. Erkent de Raad de billijkheid, dat de sociaal-democraten, als vormend de grootste fractie, het recht hebben zitting te nemen in belangrijke commissies, dan zullen deze zich voorloopig daarbij neerleggen en later dan zien, hoe de zaak loopt. Spreker stelt daarom het volgende voorstel voor: »De Raad erkent de billijkheid, dat de sociaal-democrati sche raadsleden, als vormende de grootste raadsfractie, in alle belangrijke commissiën van den Raad worden vertegen woordigd." Wordt dat voorstel aangenomen, dan laten de sociaal democraten de zaak rusten tot het praeadvies van Burge meester en Wethouders is behandeld. Dit is de uiterste tege moetkoming, die zij willen doen. Zij nemen een eventueel conflict zeer zwaar op en spreker kan dan ook namens zijn partijgenooten verklaren, dat zij er zich zeer over zouden verheugen, indien deze oplossing zou kunnen worden verkre gen, omdat zij zeer ongaarne tot maatregelen van verweer zouden overgaan. Wijst de Raad het voorstel af, dan zullen zij echter tot zulk een verweer hun toevlucht moeten nemen. De heer Wilmer kan zich geheel vereenigen met de be strijding, die de heer Tepe heeft gegeven van het voorstel- van Eek, om het personeel ook zitting te doen nemen in de Raadscommissies voor de bedrijven. Hetgeen de heer van Eek wil, kan trouwens ook bereikt worden in de dienst commissies, waarbij het goede, dat in het voorstel-van Eek ligt, verkregen zal worden, terwijl het daarin liggende gevaar vermeden wordt. Wanneer de dienstcommissie goed werkt, is er altijd overleg tusschen het personeel en den Directeur en bestaat de mogelijkheid, dat het personeel toegang krijgt tot de vergadering der commissarissen, wanneer dit wenschelijk is. Het gevaar wordt dan echter vermeden, dat het personeel in allerlei zaken gehaald wordt, waar het geen belangstelling voor heeft, en dat er ongewenschte verhoudingen in het leven geroepen worden tusschen de directie en het personeel. Spreker verzoekt den Wethouder na te gaan, of de werking van de dienstcommissies niet verbeterd zou kunnen worden. Hetzij in het reglement, hetzij in de practijk van de dienst commissies kunnen naar sprekers meening veranderingen worden aangebracht, waardoor zij beter aan haar doel zouden beantwoorden. Spreker staat niet geheel afwijzend tegenover de voor stellen van den heer van Stralen in dien zin, dat hij ze den Wethouder ter overweging zou willen aanbevelen en het ver heugt hem, dat deze er op het moment afwijzend tegenoverstaat, maar er een onderwerp van ernstige studie van wil maken. De heer van Eek heeft gezegd, dat de rechterzijde niet vaak de voorstellen der sociaal-democraten steunt, maar dat is ook niet noodig, daar zij zelf haar menschen in het College heeft, die voortdurend voorstellen doen en daden stellen, ook in het belang van de arbeiders en de minder gesitueerden. Had de rechterzijde geen Wethouder in het College, dan spreekt het vanzelf, dat zij ook meer voorstellen zou doen, maar thans heeft zij niet dien drang tot het doen van voor stellen als een partij van de oppositie. Daar het voorstel be treffende de Commissie van Fabricage misschien nog een staartje zal hebben, wil spreker er nog even op terugkomen. In de vergadering van 6 September heeft spreker gezégd, dat, waar de Commissie van Fabricage uit slechts drie leden bestond, de rechterzijde zich niet verplicht achtte een dier drie leden te doen zijn een lid van de oppositie. Spreker heeft niet gezegd, dat hij dit namens de rechterzijde ver klaarde, maar het sprak eigenlijk vanzelf, dat bet namens de rechterzijde was, omdat het niet anders was dan het constateeren van een feit. Uit het feit, dat zij het niet deed, mocht de conclusie getrokken worden, dat de rechterzijde zich niet verplicht achtte in een commissie van slechts drie leden een lid der oppositie op te nemen. Als tweede reden heeft spreker er toen bijgevoegd, dat het hem bevreemdde, dat een partij, die in de oppositie is, er zoo bijzonder prijs op stelde, deel uit te maken van een Raadscommissie, die beschouwd kan worden, meer dan de andere, als ëen ver lengstuk van het College van Burgemeester en Wethouders, terwijl diezelfde partij in het College geen zitting wilde nemen. Het was niet de eerste keer, dat spreker hierover het woord voerde, maar hij had geen overleg gepleegd met de rechterzijde en hij had zich ook niet tevoren op de zaak geprepareerd. Toen hij de tweede reden opgaf, heeft spreker gezegd, dat het een persoonlijke opvatting van hem was. Wanneer dus in 't vervolg de zaak opnieuw wordt be sproken, zal men, van al hetgeen op Dinsdag 6 December is gezegd, een verwijt aan spreker kunnen maken, maar niet aan de rechterzijde, omdat hij toen niet namens deze het tweede argument heeft gebezigd. Hij heeft alleen namens de rechterzijde kunnen verklaren, dat deze zich niet verplicht achtte, om in een commissie, die uit drie leden bestaat, een lid van de oppositie te benoemen. Nu heeft de heer van Eek een motie ingediend, strek kende, om den Raad de billijkheid te doen uitspreken, dat de sociaal-democraten zullen zijn vertegenwoordigd in de belangrijkste commissies. De Voorzitter vraagt, of de motie van den heer van Eek voldoende wordt ondersteund.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 8