DONDERDAG 8 DECEMBER 1927.
303
De Voorzitter wil, alvorens den leden het woord te ver-
leenen voor de replieken, een vriendelijk verzoek aan den
Raad doen. Er zijn thans, met de leden van het College, 21
sprekers aan het woord geweest. Wanneer die 21 sprekers
allen opnieuw het woord zouden moeten hebben, zou de
behandeling van de begrooting zeer slecht opschieten, terwijl
er vele zaken liggen te wachten in het College door de ziekte
van den heer Splinter. Het is in het belang van de gemeente,
dat de begrooting zoo spoedig mogelijk vastgesteld wordt en
wil dat morgen het geval zijn, dan dienen alle zeilen te
worden bijgezet. Spreker doet een dringend beroep op de
leden, in de eerste plaats om zich af te vragen, of het in het
belang van de gemeente absoluut noodig is, dat men nog het
woord voert, en in de tweede plaats, om, wanneer men het
noodig acht, zoo kort mogelijk te zijn.
De heer van Eck zal zoo kort mogelijk zijn. Moest spreker
echter antwoorden op alle aan zijn adres gemaakte opmer
kingen, dan zou hij een rede noodig hebben, niet korter dan
die, welke hij in eerste instantie heeft gehouden.
Maar toch wil spreker aan de replieken deelnemen, want
meermalen komt het voor, dat men elkander in eerste instantie
kruist, terwijl in de tweede instantie de puntjes op de J
worden gezet. Het verheugt spreker, dat de Voorzitter met
waardeering kennis van zijn rede heeft genomen, want terwijl
spreker wel eens gehoord heeft, dat een dergelijke rede beter
iri de Stadsgehoorzaal gehouden kon worden, deed het hem
genoegen, dat de Voorzitter kon begrijpen, dat spreker behoefte
gevoelde het algemeene standpunt der sociaal-democratie
uiteen te zetten.
Dit lijkt spreker ook daarom noodig, omdat het verschil
van meening tusschen de andere partijen en die van spreker
ontstaat uit verschil van uitgangspunt en het vanzelf spreekt,
dat men elkander niet kan begrijpen en niet kan inzien, dat
men tot verschillende conclusies komt, als men elkanders
uitgangspunt niet kent. Het is gewenscht, dat een partij, die
andere denkbeelden heeft over de gemeentepolitiek dan de
overige partijen, een enkele keer per jaar die denkbeelden
kan uiteenzetten.
Spreker wil onmiddellijk opkomen tegen de beschuldiging
van den heer Goslinga, dat de sociaal-democraten aan kiezers
bedrog doen. De S. D. A. P. voert een duidelijke politiek.
Deed zij dat niet, of voerde zij een politiek, die bestempeld
kon worden als bedrog, dan zou zij onder de arbeiders geen
aanhang krijgen. De heer Goslinga had die minder gelukkige
•'uitdrukking beter achterwege' kunnen'-laten."*1""»0''
Volgens den Voorzitter passen de sociaal-democratische
beginselen eigenlijk niet bij de bestaande wetgeving en kunnen
hun denkbeelden niet geënt worden op de gemeente-politiek,
waaruit dus zou voortvloeien, dat de sociaal-democraten
onmogelijk deel zouden kunnen uitmaken van een College
van Dagelijksch Bestuur.
Spreker komt er tegen op. Er is geen sprake van, dat
hetgeen in andere plaatsen mogelijk is, hier niet te verwe
zenlijken zou zijn. Hetgeen de sociaal-democraten te Leiden
verkondigen, is wel iets meer radicaal en meer principiëel
dan in andere plaatsen, maar als de omstandigheden er toe
leidden, dan zouden zij ook bereid zijn, deel uit te maken
van het College van Dagelijksch Bestuur.
De heer Eikerbout heeft met een citaat trachten te bewijzen,
dat spreker van meening zou zijn, dat het zitting nemen in
het College van Dagelijksch Bestuur zou beteekenen, het
helpen bevorderen van kapitalistische belangen, en heeft de
vraag gesteld, hoe het mogelijk is, dat spreker zegt, dat als
de omstandigheden van dien aard waren, zijn partijgenooten
zelfs twee Wethouderszetels zouden willen bezetten. Spreker
is nog grootendeels die meening toegedaan. Werd één sociaal
democraat zonder eeriige verdere toezegging naar een plaats
van het College overgeheveld, dan zou hij daar grootendeels
kapitalistische belangen moeten dienen, maar spreker heeft
reeds gezegd, dat na het uiten van die meening zijnerzijds,
de invloed der S. D. A. P. onder de arbeidersklasse buitenge
woon is toegenomen en haar macht is geconsolideerd, en nu
weet de heer Eikerbout wel, dat een democratische leider niet
alleen heeft rekening te houden met eigen meening, maar ook
met die van de personen namens wie hij optreedt.
En wanneer spreker nu gezien heeft, dat onder de aanhan
gers der sociaal-democratie zoo'n sterke aandrang kwam om
wel zitting te nemen in het College van Burgemeester en
Wethouders, dat men de moeilijkheden niet zoo zwaar schatte,
dan kan spreker zich daar niet tegen verzetten, omdat door
het toenemen van den aanhang de bezwaren werden verzwakt.
Maar de sociaal-democraten hebben zulks alleen willen doen
onder de voorwaarde, dat zij twee zetels zouden hebben en
dat bepaalde eischen van gemeentepolitiek ook door den Raad
zouden worden aanvaard. Waar de sociaal-democraten zelfs
bereid waren twee zetels te aanvaarden, kan men dus niet
volhouden, dat zij de verantwoordelijkheid niet willen aan
vaarden, want met twee zetels is de verantwoordelijkheid
voor de sociaal-democraten toch veel grooter dan met één.
Het spreekt vanzelf, dat door het bezetten van twee Wethou
derszetels door leden der sociaal-democratische fractie de geest
van de besluiten van den Raad niet geheel zou worden ver
anderd. En het spreekt eveneens vanzelf, dat de sociaal
democraten ook nooit de verantwoordelijkheid zouden kunnen
dragen voor besluiten van een Raad," die gewoon is, alles
wat zij voorstellen ook de meest bescheiden voorstellen, te
verwerpen. Verantwoordelijkheid kan men alleen dragen,
wanneer men goed vindt wat er gebeurt; men kan geen
verantwoordelijkheid dragen voor wat men verkeerd vindt.
Waar er zoo'n verschil van opvatting is in zake de practischê
gemeentepolitiek tusschen de meerderheid van den Raad en
de sociaal-democratische fractie, diende deze fractie eerst
te kennen het karakter van den Raad, te weten, dat de
inhoud der te nemen besluiten zoodanig zou zijn, dat zij er
de verantwoordelijkheid voor zou kunnen dragen.
De Voorzitter heeft gezegd, dat een vruchtbare samenwer
king tusschen de burgerlijke partijen en de sociaal-democra
tische fractie zeer moeilijk zou zijn, omdat de laatste slechts
opkomt voor één klasse, de eerste daarentegen voor alle
klassen. Tot op zekere hoogte is dat waar, de sociaal-demo
cratie komt op vooi' één klasse in het kapitalisme, maar toch
is het tot stand komen van het socialisme een zaak der geheele
menschheid, omdat de socialistische maatschappij op een
hooger geestelijk en zedelijk peil zal staan dan de tegenwoor
dige. Dat de burgerlijke partijen voor alle klassen opkomen,
is ook maar tot op zekere hoogte waar, want zij steunen,
bewust of onbewust, het kapitalisme, een macht, die de
arbeiders op buitengewone wijze neerdrukt en uitbuit. En
men kan niet zeggen, dat de burgerlijke partijen, die het
gemeentebestuur vormen, dat een schakel is in den keten van
het kapitalisme, de belangen trachten te bevorderen van alle
par tijen tezamen.
Samenwerking met de sociaal-democraten is ook in andere
plaatsen practisch mogelijk gebleken en wanneer er de noodige
waarborgen worden gegeven, is niet in te zien, waarom het
hier niet zou kunnen. Het spreekt vanzelf, dat er van beide
kanten moet worden toegegeven. Wanneer er twee sociaal
democraten in een College van Burgemeester en Wethouders
zitting nemen, is het niet burgerlijk en niet socialistisch,
maar burgerlijk-socialistisch.
Dat het voorkomen van kapitaalvlricht niet het hoofdmotief
moet zijn voor het uitzetten van de gemeentegrenzen, is
spreker' volkomen met den Voorzitter eens. Er zijn andere
en belangrijker argumenten, die ertoe moeten leiden om een
annexatie te bewerkstelligen.
Over de weigering van de rechterzijde om de sociaal
democraten een zetel te geven in de Commissie van Fabri
cage en van het Grondbedrijf heeft de Voorzitter een opmerking-
gemaakt, waaruit spreker moet afleiden, dat bij Burgemeester
en Wethouders de opvatting bestaat, als zou sprekers partij
deze zaak alleen bezien uit een oogpunt van partijbelang.
Spreker moet daar tegen opkomen. De sociaal-democraten
achten het ook in het belang van hun partij, dat één van
hen in een dergelijk belangrijke commissie zitting neemt, maar
het hoofdmotief, waarom zij tegen de uitsluiting zijn opgeko
men, was, dat zij zich buitengewoon sterk achteruit gezet
voelden. Het billijkheidsbelang, dat hen er tegen op deed
komen, is niet alleen een partijbelang, maar ook een belang
van den Raad, omdat alleen, als de billijkheid wordt betracht,
ordelijke samenwerking tusschen de verschillende partijen
mogelijk is.
Het antwoord, dat de Voorzitter heeft gegeven naar aanlei
ding van sprekers voorstel, om den Raadsleden recht van
toegang te geven tot de verschillende gemeente-instellingen,
is spreker niet duidelijk geworden. Te Amsterdam krijgen de
Raadsleden een boekje op naam, waarin hun dat recht wordt
gegeven. Het recht van toegang in geval van brand wil spreker
wei laten vervallen. Hij heeft er geen bezwaar tegen, dat de
Raadsleden, indien zij van dat recht wenschen gebruik te
maken, zich bij de chefs van dienst aanmelden, maar hij zou
er bezwaar tegen hebben, indien de Raadsleden in deze niet
beslist een recht kregen. Die chefs van dienst zouden de
Raadsleden wel eens een uur op de mat kunnen laten staan.
Het recht moet vaststaan en het is spreker niet duidelijk
geworden, hoe Burgemeester en Wethouders daarover denken.
Het is mogelijk, dat het optieden van een of ander' Raadslid
tot klachten aanleiding geeft, maar in het algemeen moeten
de leden van den Raad, die volgens de Grondwet aan het
hoofd van de gemeente staat, het recht hebben, om door een
persoonlijk onderzoek zich op de hoogte te stellen, teneinde
hun taak naar behooren te kunnen vervullen.
Wat de handhaving van de Zondagswet betreft, heeft de
Voorzitter erkend, dat die wet niet is te handhaven. Het
standpunt, door den Voorzitter ingenomen, dat hij zich als
Burgemeester het veiligst voelt, als hij zich houdt aan den
geest van de bevolking en zich eventueel neerlegt bij een
uitspraak van den Raad, is een royaal en democratisch