302
DONDERDAG 8
DECEMBER 1927.
lijk Armbestuur in Maatschappelijk Hulpbetoon moge in den
eersten tijd wat beter klinken, over een paar jaar is het
precies hetzelfde, want het karakter blijft hetzelfde. Nu is
het vernederend om arm te zijn, dan zal het vernederend
worden hulp te accepteeren. Burgemeester en Wethouders
staan er niet absoluut afwijzend tegenoverhet eenige bezwaar
is, dat alle drukwerk veranderd moet worden.
De grief der heeren ten aanzien van de bewijzen van onver
mogen is reeds verholpen; men behoeft daarvoor niet meer
naar het Burgerlijk Armbestuur, men kan ze op het Stadhuis
krijgen.
Spreker is het verder roerend met den heer van Stralen
eens, dat de werkloosheid beter bestreden moet worden dan
met het uitspreken van hoopvolle verwachtingen. Maar is de
heer van Stralen dan ook voor de voorstellen van den heer-
van Eek, die allemaal geld kosten Spreker heeft wel eens
den indruk, dat er ook in de S.D.A.P. een zekere wrijving is
tusschen de practici, die iets willen doen, en de theoretici,
die dat op grond van theoretische overwegingen tegenhouden.
Spreker kan zich niet onttrekken aan den indruk, dat er een
dictatuur is van den heer van Eek tegen de practici en
de goedwillenden in, want als alle sociaal-democraten zulke
theoretische dogmatici waren, dan zou spreker zich niet
kunnen voorstellen, dat de heer van Stralen met een dergelijk
voorstel komt. De voorstellen van den heer van Eek c. s.
kosten 521.000.— en daar moet dan toch ook het geld voor
zijn. De kosten van het voorstel van den heer van Stralen
schat spreker op 25.000.maar dit is matig gesteld,
omdat spieker ze niet heelemaal kan overzien. Wanneer de
heeren beweren, dat zij de arbeidersvrienden zijn en de leden
der rechterzijde de arbeidersvijanden, dan moeten zij dat voor
hun menschen maar eens uit de doekjes doen, want hij laat
zich niet zeggen, een arbeidersvijand te zijn. De heeren kunnen
dat met veel pathos zeggen, maar dat liegen zij. Men zal
nog moeten zien, aan welken kant van den Raad de arbeiders
vrienden zitten.
De heeren hebben zich ongerust gemaakt, dat bij de toon-
kamer de belangen van de verbruikers bij de besprekingen
niet voldoende tot hun recht zouden komen.
Daarvoor behoeft geen vrees te bestaan. Toen spreker
nauwelijks Wethouder was, kreeg hij van den middenstand
een heel relaas over die toonkamers, maar de directeur van
de gasfabriek gaf een tegenovergesteld relaas. Sprener heeft
toen tot Burgemeester en Wethouders gezegd, dat de heeren
maar eens aan de groene tafel moesten komen tegenover de
Commissie van de Lichtfabrieken, omdat de zaak eigenlijk
nooit tusschen partijen was doorgepraat. Er zit iets goeds
in, om met de menschen te praten en spreker ziet niet in,
waarom men dit niet met den middenstand zou doen.
Ten slotte enkele losse opmerkingen, in de eerste plaats
over hetgeen de heer Baart heeft gezegd in verband met de
promotie. Burgemeester en Wethouiers hebben in 1924 een
circulaire uitgevaardigd, waarbij de promotiekansen werden
stopgezet, maar in Juni 1926 zijn zij daarop gedeeltelijk terug
gekomen. Men dient echter in het oog te houden, dat er wel
eenig verschil is tusschen den dienst op het Raadhuis en de
buitendiensten. Op de Secretarie, waar het Stedelijk Bestuur
is geconcentreeid, wordt meer superieur werk verricht en
vindt men meer ontwikkelde ambtenaren, dan aan de buiten
diensten, waar dan ook percentsgewijze het aantal lagere
ambtenaren grooter is. Aan de buitendiensten kunnen wel
degelijk promoties plaats hebben, maar deze loopen minder
in het oog, dan die op de gemeente-secretarie, daar zijn
de promoties ook niet zoo talrijk omdat de Secretarie
ambtenaren op de begrooting voorkomen, de andere ambtenaren
in dienst van de gemeente niet. Het hek is niet zoo hermetisch
gesloten als de heer Baart denkt.
De kwestie van de 6% bouwvoorsehotten, door den heer
de Reede besproken, noemt spreker een zeer moeilijke en
ingewikkelde kwestie. Hij had twee ambtenar en noo lig om
hem die dingen duidelijk te maken. De heer Sanders heeft
getracht die voorschotten geconverteerd te krijgen in voor
schotten tegen een iageren rentevoet, maar hij heelt bij den
Minister, die nogal koppig is op dit gebied, bot gevangen.
Het is te hopen, dat de Minister nog tot andere gedachten
komt, maar spreker heeft daar niet veel vertrouwen in.
De verlenging van annuïteiten van 50 tot 75 jaar, waarop
de heer Eikeibout heeft aangedrongen, zou weinig helpen en
is ook niet voor- alle bouwwerken door te voeren. De belang
rijke bate zou worden verkregen door het con verteeren van
6% bouwvoorsehotten in voorschotten van 43/4%. Wat Burge
meester en Wethouders daaraan kunnen doen, zullen zij doen.
De heer de Reede heeft gezegd, dat hij wel verbeteringen
wil, maar dat hij er niet voor wil leenen. Maar dat is absoluut
in strijd met hetgeen hij beweerde omtrent de gunstige
kapitaalpositie vari de gemeente. Al behoeft men niet alles
naar het nageslacht te verschuiven, wanneer er werken worden
gedaan, die ook in het belang van het nageslacht zijn, dan
is het billijk, het nageslacht er ook een deel van te laten
betalen. Het zou inderdaad nog solieder zijn, wanneer men
alles uit de gewone middelen zou kunnen doen, maar dat
zou een rem zijn voor het uitvoeren van buitengewone wei ken.
Voor de scholen in de buitenwijken moet bijv. wel degelijk
geleend worden. Pogingen om werkloozen naar Drente te
verplaatsen zijn nog niet gedaan. Burgemeester en Wethouders
zijn ter zake nog bezig katten uit de boomen te kijken en
wachten de resultaten af van Utrecht, den Haag en Rotterdam.
Spreker vreest echter, dat het niet veel zal baten, het is
even moeilijk als de emigratie. Wanneer werkloozen naar
Canada gaan, komen zij in den regel gauw terug. Arbeiders,
die naar een glasfabriek in België waren gestuurd, moesten
door de moedergemeente ondersteund worden om niet van
honger om te komen. Het is dan maar beter hen thuis te
houden, want dan heeft men er ten minste wat toezicht op.
Wat de kerstgave betreft is het de bedoeling van Burgemeester
en Wethouders in de volgende vergadering met een voorstel
te komen.
Het aantal gepensionneerden in gemeentedienst is niet zoo
groot, terwijl er een paar onder zijn, bij wie het volmaakt
in orde is, menschen bijv., die een klein pensioen hebben als
sergeant. Het zal ook niet de bedoeling van den heer Bergers
zijn, dat die menschen onmiddellijk ontslagen zullen moeten
worden. Burgemeester en Wethouders zulten bij benoemingen
niet bij voorkeur menschen in aanmerking nemen, die uit een
pensioen al zeer behoorlijk kunnen leven.
Spreker wil thans enkele opmerkingen maken over het
voorstel-van Eek betreffende een petitie aan de Tweede Kamer
in z^ke een betere linanciëele verhouding tusschen Rijk en
gemeenten. Dit voorstel is in het geheel niet in overeen
stemming met de andere voorstellen van den heer van Eek.
Met die voorstellen springt bij midden in het water, dreigt
te verdrinken en vraagt dan aan de Tweede Kamer hem te
helpen, omdat hij bijna verdrinkt. Indien dit adres van Leiden
kwam, zouden de leden van de Tweede Kamer niet alleen
daarvan kennis riemen, maar ook lezen hetgeen hier gebeurd
is. De aanneming van de voorstellen van den heer van Eek
zou de gemeente in de misère brengen en dan zou de Raad
aan de Tweede Kamer moeten gaan vragen, de gemeente te
helpen. Dat klopt niet met eikander. Spreker wijst in dit
verband ook op het voorstel van den heer van Stralen
betreffende werkverruiming. Men spreekt wel eens van
de vooistellen van de S.D.A.P. als van parade-voorstellen,
maar spreker vergelijkt ze met een boerenkermis, waar de
eene groep tegen de andere inhost. De heeren kunnen wel
oppositie voeren, maar dan moeten zij begrijpen, dat zij te
eeniger tijd geroepen zullen worden om het lewind over te
riemen en dat er in hun optreden eenige lijn moet zitten,
willen zij niet in moeilijkheden geraken, wanneer zij latei-
zelf aan het bestuur zullen moeten deelnemen. Als de heeren
dat niet doen, zullen de arbeiders zeggen: wij hebben jaren
gehoord, dit wij vrij van stempelen 'zouden zijn en nu onze
partijgenooten aan het bewind zijn, komt er niets van. Er is
nu eenmaal een politieke strijd, berustend op het verschil in
inzicht tusschen de partijen ten aanzien van de vraag, wat
algemeen belang is, maai die strijd moet eerlijk en openlijk
gevoerd worden. De heeren van de S. D. A.P. nemen met de
eene hand en geven met de andere; zij brengen de menschen
in den waan, dat zij iets doen, terwijl zij niets doen. Dat
mogen die heeren wel eens bedenken; zij moeten den strijd
eerlijk voeren. Wippen zij de rechterzijde uit het zadel, dan
gaat deze op hun plaats zitten en voert zij oppositie. De
heeren moeten zich niet de illusie maken, dat zij sprekers'
partij weg krijgen. Zij zal altijd in den Raad blijven en
spreker staat er op, dat men in den politieken strijd altijd
zuiver tegenover elkaar zal staan.
De heer van Eek heeft gezegd: »wij zijn de partij van de
toekomst". Ook spreker meent, dat zijn partij een partij van
de toekomst is. Zijn par tijgenooten en hij hebben ook toekomst-
idealen en hopen hun beginselen aan het nageslacht over te
geven en de fakkels brandend te houden.
De vrijzinnig democraten zijn een verdwijnende partij; zij
zijn de wegbereiders geweest voor de sociaal-democraten en
de heer Sijtsma zit hier thans als de laalste der Mohikanen.
De tusschenpartijen vallen weg en tegenover- elkander komen
te staan de lechtsche partijen en de S. D. A P., de revolution-
naire partij, die beide een beginsel hebben en op grond daarvan
met elkander strijden. Daar is niets geen bezwaar tegen,
wanneer de beginselen eerlijk tegenover elkaar worden ge
steld. Wanneer de heeren het College willen bestrijden, dan
is dat ook goed, maar dan moeten zij het logisch en volgens
vaste lijnen doen. De voorstellen van den heer van Eek c. s.
zijn echter kiezersbedrog, w-aarmede men niet in één lijn
gaat, maar van den hak op den tak springt, terwijl er geen
beginsel achter zit. Te pleiten voor werkverschalfing en werk
verruiming en er de middelen voor te onthouden, te pleiten
voor een adres aan de Kamer en een half millioen weg
gooien, dat gaat riiet op en de heeren zullen eens duidelijk
moeten maken, hoe men dat met elkander kan rijmen.