DONDERDAG 8 DECEMBER 1927. 301 verlangen. Spreker komt dan ook tegen de houding van de heeren op. Werden de voorstellen aangenomen, dan zou het College alles, wat werd voorgesteld, moeten afwLjzen, terwijl, zooals het nu gaat, de toestand wel zorgelijk is, maar Burge meester en Wethouders althans verschillende dingen kunnen overwegen en vragen, wat het nuttigste is en waar de meeste werkverschalfing in zit. Wanneer men geen cent heeft, kan men niets doen en de heeren haleri het Gemeentebestuur den laatsten cent uit den zak. Nu heeft de heer van Eek weliswaar andere bronnen van inkomsten aangewezen, maar dat zijn twee vogels in de lucht en twee doode musschen. De eene vogel in de lucht is de 190.000.die Leiden zal ontvangen als gevolg van de betere regeling van de financiëele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten. Maar vo<>r 1928 heelt men daar in ieder geval niets aan, terwijl de heer van Eek de verlaagde gasprijzen al wil doen ingaan op 1 Januari 1928 en dat is een vogel in de hand, dien men dus weg zou werpen om een vogel in de lucht te grijpen. De tweede vogel in de lucht is de belasting op de bouwterreinen. In 1921 is daaromtrent een voorstel aangenomen, waarna Burge meester en Wethouders hebben meegedeeld, dat dit niet uit gevoerd kon worden vóór het uitbreidingsplan is vastgesteld. Aan de firma Granpré Molière, Verhagen en Kok is inmid dels opgedragen een uitbreidingsplan te maken en daar zit men aan vast en voordien kan de belasting niet worden ingevoerd. Het is niet zoo gemakkelijk, die belasting in te voeren, want niettegenstaande de mogelijkheid daartoe al jaren is opengesteld, is nog geen enkele gemeente van eenig belang daartoe overgegaan. De heer van Eek heeft Middelburg en Zandvoort genoemd, maar dat zijn geen ge meenten van den eersten rang. Spreker voelt wel wat voor die belasting, maar ook deze geeft voor 1928 nog niets. De verhooging van de opcenten op de vermogensbelasting zou een theoretische bate geven van /31.5U0.maar Burge meester en Wethouders vreezen, dat daardoor de kapitaal- vlucht zal toenemen en de bate spoedig in een deficit zou veranderen. Vooral ook gezien de zeer hooge inkomsten belasting voor de hooge inkomens zijn Burgemeester en Wethouders hier niet voor. In verband met de zakelijke bedrijfsbelasting wil spreker wijzen op de werkverruiming. Wat daarmede in de gemeente politiek door de heeren bedoeld wordt is spreker niet duidelijk, wel wat ermede bedoeld wordt in de landspolitiek. In «Het Haagsche Volk" van 5 December staat een artikel over de sluisdeuren in IJmuiden, die HollanUsch fabrikaat zijn. Dat is uitstekend. Maar stedelijke werkverruiming is natuurlijk iets anders dan werkverschaffing, waarover de heer van Stralen gesproken heeft. Het gaat er om, dat er meer werk in de stad komt. Een zakelijke belasting op het bedrijf zal een tegenover gestelde uitwerking hebben, want wanneer de bedrijven te Leiden 12.per arbeider belasting moeten betalen, zijn zij minder in staat om te concurreeren dan soortgelijke bedrijven in gemeenten, waar die belasting niet wordt geheven. De zakelijke bedrijfsbelasting gaat lijnrecht in tegen het idee van stedelijke werkverruiming, terwijl het eenige. waaraan men behoefte heelt, is werk en nog eens werk. Spreker heeft in de laatste drie maanden al het mogelijke gedaan, om de mensehen aan werk te helpen, maar de zakelijke bedrijfs belasting zou in dat opzicht een averechtsche uitwerking hebben en daarbij is dan ook geen enkel arbeidersbelang betrokken. Door de moderne en de Roomsch-Katholieke vak bonden is reeds aan de Regeering gevraagd, orn wettelijke maatregelen, om te beletten, dat die belasting op de arbeiders zal worden verhaald, welk gevaar inderdaad bestaat. De werk gevers mogen geen zegels door de arbeiders laten betalen, maar spreker weet als voorzitter van den Raad van Arbeid, dat het toch gebeurt, dat het heel moeilijk is te bewijzen en het bezwaarlijk gaat, iemand daarvoor vervolgd te krijgen. Op grond van het arbeidersbelang is spreker dan ook tegen dit voorstel van den heer van Eek. In zake de steunregeling aan werkloozen heeft de heer van Stralen enkele voorstellen gedaan. Dit is een van de moeilijkste zaken, die aan spreker als Wethouder zijn opgedragen. Men komt er niet zoo spoedig van op de hoogte. Verleden jaar heeft de heer Sanders bij een debat over voorstellen van ongeveer dezelfde strekking gezegd, dat hij eenige verbeteringen zou overwegen. De heeren Heemskerk en van fetralen hebben toen hun voorstellen ingetrokken en toen is in Januari medegedeeld, welke verbeteringen waren aangebracht. Nu komt de heer van Stralen weer met dat voorstel. Burgemeester en Wethouders staan er afwijzend tegenover, omdat hun oppervlakkige indruk is, dat de prikkel om werk te zoeken er door vermindert. Er zijn tal van menschen, die met 5 gezinsinkomen en 15.steun daarop blijven leven. Dat zijn natuurlijk niet de bona fide werklooze vakarbeidei s, maar er is een categorie menschen, die met een vast inkomen van ƒ18.a ƒ20.als steun iederen prikkel om werk te zoeken hebben verloren. In de tweede plaats kunnen de kosten van deze voorstellen niet worden overzien. De heer Sanders heelt verleden jaar de zaak onder het oog gezien en enkele verbeteringen aange bracht. Maar dat wil niet zeggen, dat Burgemeester en Wet houder thans afwijzend staan tegenover het denkbeeld, om deze heele steunregeling, maar dan ook ieder onderdeel er van, den kindertoeslag, de huurbon en de kolenbon, aan een nauwgezet onderzoek te onderwerpen, want die regeling maakt op spreker den indiuk van een lappendeken, zooals de salaiis- regeling der onderwijzers een jaar of 10 geleden. Spreker voelt zich nog niet voldoende in de zaken ihuis om nu reeds de voorstellen van den heer van Stralen te accepteeren en het is niet onmogelijk, dat Burgemeester en Wethouders met andere voorstellen zullen komen, misschien in de richting van die van den heer Heemskerk, misschien in de richting van die van den heer van Stralen. Spreker hoopt, dat dit aan leiding zal zijn voor den heer Heemskei k om althans op dit oogenblik de voorstellen van den beer van Stralen niet te steunen. Wanneer het normale loon 26.bedraagt, dan zou de uitkeering worden voor een gezin met 4 kinderen ƒ17.waar dan nog ƒ5.gezinsinkomsten bij kunnen komen, alsmede de huurtoeslag en de kolenbon. Er zijn cate gorieën van menschen, die dan iederen prikkel om werk te zoeken verloren hebben. Er zijn tal van brave arbeiders, die van den ochtend tot den avond voor minder moeten wei ken. Bovendien zou het juist ten goede komen aan degenen, die er, in tegenstelling met de vakarbeiders, nog wel eens iets bij verdienen, terwijl juist de vakarbeiders, die niet werk schuw zijn De heer van Stralen: Zijn de anderen dan wel werk schuw? De heer Goslinoa zegt, dat er menschen zijn, die in vier jaar niet meer dan 15 weken werken. Spreker komt thans tot het Burgerlijk Armbestuur, dat de heer van Stralen blijkens zijn voorstel uit Raadsleden wil doen bestaan. Burgemeester en Wethouders hebben dat denkbeeld reeds afgewezen op grond van de argumenten, te vinden op bladzijde 23 van de Memorie vari Antwoord. Spreker wijst er bovendien op, dat het Burgerlijk Armbestuur niet is een tvveede-rangs steun-comité, maar een op de wet ge grond armbestuur, dat zich heeft te houden speciaal aan artikel 29 van de Armenwet. Daarom spreekt het programma van de S.D.A.P. onder dit hoofd ook van «ruime toepassing van artikel 29 der Armenwet". Men kan dat artikel luimer en minder ruim toepassen, maar men kan het toch nooit opzij zetten, en Raadsleden, die den eed hebben afgelegd, zouden niet minder dan philanthropen zich aari de wet hebben te houden. Het is zoo goed, dat er in het Armbestuur menschen zitten uit de practijk van de armenzorg; het is spreker, die een nieuweling is op dit gebied, dadelijk opgevallen met hoeveel kennis van zaken in het Burgerlijk Armbestuur de ver schillende gevallen worden behandeld. Het is niet juist, dat de norm voor de uitkeering is 7.50 per gezin. Men kent geen norm. Op grond van artikel 29 der Armenwet wordt ondersteuning «verstrekt in zoodanigen vorm en zoodanige mate, als met het oog op de behoeften en de persoonlijke eigenschappen in verband met de omstandigheden van den arme het uneest gewenscht is om hem wederom in staat te stellen, in het onderhoud van zich en zijn gezin te voorzien." Ieder geval wordt op zichzelf beschouwd en zoo komt men voor de verschillende gezinnen ook tot uiteenloopende bedragen. De heer van Stralen vergist zich, als hij meent, dat, indien het Burgerlijk Armbestuur uit Raadsleden bestond, dezen ter verantwoording zouden kunnen worden geroepen. Die Raadsleden zouden wel eens kunnen antwoorden, dat zij niet interpellabel waren, evenmin als de Wethouder, die Voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur is, in die kwaliteit ter verantwoording kan worden geroepen. De heeren Heemskerk en Eikerbout hebben aangedrongen op de benoeming in het Burgerlijk Armbestuur van men schen uit de vakbeweging. Dat is niet juist. Vatten zij het zoo op, dat er menschen uit den arbeideisstand in moeten komen, dan erkent spreker, dat onder dezen personen worden gevonden, die gaven voor dit werk bezitten, maar met vak arbeiders en organisaties komt het Burgerlijk Armbestuur weinig in aanraking. De heer Heemskerk heeft in verband met het voorstel van den heer van Stralen, om den naam Burgerlijk Armbestuur te veranderen in Maatschappelijk Hulpbetoon, gesproken van het vernederende karakter van het Burgerlijk Armbestuur. Spreker moet daartegen opkomen. Dat is een wijze van uit drukking, ontleend aan het socialistisch jargon, die den heer Heemskerk niet siert. De verandering van den naam Burger-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 3