DONDERDAG DECEMBER 1927. 317 praeadvies. Zij wenschen zich echter niet te binden aan eenigen termijn, want zij hebben toch reeds veel werk, maar dat wil niet zeggen, dat het maanden zal moeten duren. Daarmede is dan aan het bezwaar van den heer Heemskerk voldaan, want de door hem gemaakte opmerkingen in verband met den steun zullen daarbij zeer ernstig worden overwogen. Spreker meent uit den mond van den heer Heemskerk enkele klanken te hebben vernomen, waarvoor hij wel iets gevoelt, maar men moet hem in deze zeer moeilijke kwestie eenigs- zins den tijd laten. Spreker komt thans aan het Burgerlijk Armbestuur. Van de algemeene klacht van den heer van Stralen, dat het Burgerlijk Armbestuur te schriel is, heeft spreker nota ge nomen en hij zal er zijn voordeel mee doen. De door den heer van Stralen genoemde gevallen zal hij onderzoeken. In het algemeen echter kan spreker niet meegaan met de beschouwing van den heer van Stralen over armenzorg; op dit punt staan zij vrijwel recht tegenover elkander, maar daarmede is vermoedelijk toch niet elke samenwerking bui tengesloten tusschen de sociaal-democraten en het Buigerlijk Armbestuur bij het tot stand brengen van eenige verbetering. Men moet echter niet vergeten, dat bij het Burgerlijk Arm bestuur niet komen de arbeiders, maar een geheel ander slag menschen. Een enkele maal komt er wel eens een, maar meermalen heeft spreker de opmerking gemaakt, dat iemand, die er kwam, er niet thuis behoorde. Spreker heeft er kennis gemaakt met drC ondeugden in de gemeente: luiheid, alco- holi-me e i outucht, zonden, die men alleen kan bestrijden door er tegen in te gaan. Het Burgerlijk Armbestuur, dat telkens voor buitengewoon moeilijke dingen staat, neemt wel eens maatregelen, die heel onbarmhartig lijken, maar zeer barmhartig zijn. Het kan dikwijls heel barmhartig zijn, om tot iemand te zeggen: gij krijgt geen geld in uw handen. Met den wenk van den heer Eikerbout om in het Burgerlijk Armbestuur menschen te benoemen, die beter op de hoogte zijn van de beboetten van de arbeideis-gezmnen, wil spreker rekening houden, maar spreker herhaalt, dat dit niet menschen behoeven te zijn van de vakbeweging. Men moet niet denken, dat die vakbewegingsmenschen van alles verstand hebben. Er zijn categorieën van personen, die niet vijandig staan tegenover de vakbeweging, maar daarvan niet een specialen tak van studie en van werkzaamheid hebben gemaakt, en die toch op het gebied van onderwijs, kerk of barmhartigheid goed werk verrichten. Voor elk onderdeel van het terrein moet men de geschikte menschen zien te vinden. De heer Vallentgoed vraagt, of hij, die uit de vakbeweging komt, »in het Burgerlijk Armbestuur niet goed voldoet". Spreker heeft niet ontkend, dat ook uit de vakbeweging menschen kunnen komen, die goed werk doen. Met den heer Vallentgoed wei kt hij prettig samen en deze is zeker een goed lid van het college. Echter is hetdenkbeeld.dat men speciaal menschen uit de vakbeweging moet zoeken, principieel onjuist. De heer Eikerbout voelde niets voor een spaarpot uit de winsten, want, zeide hij, uit een tekort kan men niet sparen en dan kan men eerst na jaren iets doen. Zoo is echter de bedoeling niet. Burgemeester en Wethouders overwegen (deze geheele zaak is nog in statu nascendt) of de winsten boven een bepaald bedrag gebruikt kunnen worden voor stadsverbetering, werkverruiming, werkverschaffing, waardoor de gewone dienst wordt ontlast. Het is dan ook volkomen gerechtvaardigd, dingen te doen, die men anders niet zou doen. Dalen die winsten, dan kunnen die buitengewone werken niet doorgaan. De heer de Reede heeft beter begrepen, dat daaruit spreekt de ernstige wil van Burgemeester en Wethouders, om aan de vele dingen, die genoemd zijn, wat te doen. Een Fransche zegswijze luidt: geef mij goede financiën, dan zal ik u goede poliiiek geven. Zonder goede financiën kan men nu eenmaal niets doen. Het is een buitengewoon onpleizierige toestand voor een Wethouder van Financiën, wanneer hij altijd neen moet zeggen. In dat verband moet spreker nog eens ernstig ontraden het voorstel van den heer Eikerbout, dat in principe gelijk is aan dat van den heer van Eek. Spreker heeft niet gezegd, dat de heer Eikerbout den heer van Eek op den voet volgt, neen, hij volgt hem van verre, maar hij gaat denzelfden weg op. Spreker hoopt, dat het voorbeeld van den geachten nestor van den Raad, die reeds gezegd heeft, dat hij aan het vootstel zijn stem zal onthouden, navolging zal vinden. Spreker heeft niet in het algemeen gezegd, zooals de heer Eikerbout meende, dut door verhooging van den aftrek voor gezinsinkomsten de prikkel tot werken wordt weggenomen, maar dat er een zekere categorie is, bij wie die prikkel daardoor zal verflauwen of zal worden weggenomen. Dat geldt lang niet voor allen. Ten aanzien van de promotie heeft spreker niet anders gezegd, dan dat in 1920 de deur op een kier is gezet. Natuurlijk wil de heer Baart die deur gaarne verder open- trappen, maar voorloopig moet hij genoegen nemen met de toezegging, dat de mogelijkheid van promotie niet is uitge sloten. Zijn mededeeling omtrent een persoon, die werkzaam is bij Sociale Zaken, zal worden onderzocht. Hiermede meent spreker de verschillende gemaakte opmer kingen te hebben beantwoord. Van de woorden van den heer Sijtsma heeft hij nota genomen. Al is het waar, dat een Wethouder in het algemeen zich moet onthouden van poli tieke beschouwingen, wanneer hij éénmaal per jaar, bij de algemeene beschouwingen, zich daaraan te buiten gaat, is dat begrijpelijk, en spreker hoopt dan ook, dat wanneer hij een traditie heeft verstoord, die hier bestaat de heer Sijtsma hem dat zal willen vergeven. De Voorzitter wil, alvorens de algemeene beschouwingen te sluiten, nog enkele gestelde vragen beantwoorden. Aan het antwoord, dat door den heer Goslinga aan den heer van Stralen is gegeven in zake de huurverhoogingen, wil spreker nog toevoegen, dat het zijn bedoeling is, om, als hem gevallen van onredelijke huurverhoogingen ter oore komen, te trachten met de huiseigenaren iets te bereiken. Waar Leiden niet zoo groot is, lijkt spreker het oprichten van een bureau niet bepaald noodig. Hetgeen de heer van Stralen heeft opgemerkt over het provinciaal wegenplan heelt spreker in zijn oor geknoopt en daaraan zal hij de noodige aandacht wijden. Verder heeft spreker nog een verzuim goed te maken tegenover den heer Kooistra. Hij biedt zijn verontschuldiging aan den heer Kooistra aan, indien zijn antwoord niet duidelijk genoeg is geweest. De heer Kooistra heeft een nadere verklaring gevraagd omtrent de beteekenis van het antwoord van Burgemeester en Wethouders in zake de volkshuisvesting. Burgemeester en Wethouders hebben geschreven, dat zij de overneming van de taak van de particuliere bouwnijverheid door de gemeente verkeerd achten. Het College vindt het in het algemeen beter, dat er gebouwd wordt door particulieren en dat de gemeente op dit gebied dan zoo min mogelijk zal doen, hetgeen echter niet uitsluit, dat, wanneer Burgemeester en Wethouders de overtuiging hebben, dat het noodig is, zij zelf zullen voorstellen tot woningbouw over te gaan en het sluit evenmin uit, dat het College bereid is de woningbouwvereenigingen te helpen. Zooals spreker heeft gezegd, zijn er inderdaad twee kwesties met de woningbouwvereenigingen behandeld, die evenwel nog niet tot een goede oplossing gekomen zijn. Omtrent »Zuiderzicht", dat Burgemeester en Wethouders voor particulieren bouw willen beschikbaarstellen, kan spreker weinig mededeelen. Er zijn inderdaad met een maatschappij onderhandelingen gevoerd, maar spieker acht het beter de behandeling van deze zaak uit te stellen totdal Burgemeester en Wethouders met een voorstel bij den Raad komen, want zij kunnen toch zonder den Raad geen beslissing nemen. Spieker zegt den heer Groeneveld toe, dat hij nogmaals aan de politie de opdracht zal geven te letten op de wagens, die op straat geplaatst worden, ite heer Groeneveld zal zelf toegeven, dat het moeilijk is voor de politie om overal te zijn. L)e vraag, door den heer Baart gesteld, hoe het staat met de twee agenten van politie, die geen examen hebben gedaan en daardoor een salarisvei hooging ontgaan, kwam niet in het afdeelingsverslag voor, zoodat spreker geen positief antwoord kan geven. Hij zal die zaak echter onderzoeken. Wat betreft de vraag, in hoeverre hoofdbestuurders en bestuurders van organisatie's moeten worden toegelaten bij besprekingen tusschen de politiebeambten en den Commissaris van Politie of den Burgemeester, behoudt spreker zich eenige vrijheid voor. Hij meent daarmede in den géést van den heer van Eek te handelen, die zegt, dat de menschen de mede zeggenschap moeten leeren en niet altijd anderen moeten medebrengen. Kan het personeel het zelf niet en heeft het deskundige hulp noodig, dan heeft spreker er geen bezwaar tegen, dat bestuurders worden toegelaten. De heer Parmentier heeft gevraagd, of spreker het goed vond, dat de heer van Eek zijn mooie rede hield omtrent de beginselen van de S. D.A.P. Spieker heeft daar inderdaad geen bezwaar tegen gehad en hij ziet met belangstelling uit naar de rede, die de heer Parmentier het volgend jaar zal houden omtrent de beginselen, welke bij hem bestaan ten opzichte van de gemeentebegrooting. Spreker meerit, dat de algemeene gemeentepolitiek, zooals deze zich aansluit bij de beginselen van de verschillende partijen, wel eens ter sprake mag komen. Spreker zegt, dat thans over de verschillende voorstellen zal moeten worden gestemd. Burgemeester en Wethouders wenschen echter vooraf nog hun standpunt tegenover ver schillende voorstellen mede te deelen. Verschillende voorstellen moeten zij ontraden, n.l. het voorstel van den heer van Eek betreffende de gas- en elec- triciteitsprijzenhet voorstel van den heer Eikerbout over hetzelfde onderwerphet voorstel om een petitie te richten aan de Tweede Kamer betreffende de regeling van de finan- ciëele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten; het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 19