316 DONDERDAG 8 DECEMBER 1927. Verder zegt spreker, dat de heer Eikerbout met zijn stelling, dat de winsten uit de bedrijven indirecte belastingen zijn, ongeveer 20 jaar ten achter is, hetgeen kan blijken, als men kennis neemt van het debat, dat heeft plaats gehad naar aanleiding van de praeadviezen van de heeren Wibaut en Boer over de gemeentebedrijven, in de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten. Zeer dankbaar is spreker voor de toezegging, dat Burge meester en Wethouders bereid zijn de winst uit de be drijven boven de 6 x f 100.000.— aan te wenden ter vorming van een fonds voor werkverruiming. Spreker merkt aan het adres van den heer Goslinga op, dat, als hij heeft gezegd, dat men niet moest leenen, hij daarbij niet het oog heeft gehad op werken, die 1 of millioen zouden kosten, want als men de uitgaven daarvoor op 1 jaar zou brengen, zou men daardoor den dienst ontwrichten. Ook betrekkelijk kleine uitgaven schijnen wel eens op den kapitaaldienst te worden geplaatst en daartegen gaat zijn bezwaar. De schuldenlast bedroeg 1 Januari 1925 f 10.000.000. en 1 Januari 1928 f 13.700.000.—, terwijl bovendien bijna f 2.000.000.uit de kasmiddelen van de gemeente in den kapitaaldienst is vastgelegd. In weinige jaren is de schulden last dus met bijna f 5.000.000.— gestegen, en tegen een rente van 5£% beteekent dat een druk van een kleine drie ton op de begrooting. De heer Verweij behoort tot die leden, die verlangen naar het einde van deze algemeene beschouwingen. Daarom zal hij van het woord afzien, ofschoon hij een viertal sprekers op zijn lijstje heeft staan. Hij wenscht echter geenszins geacht te worden, te hebben toegegeven hetgeen in tweede instantie tegen hem is aangevoerd. De heer Tepe kan zich bepalen tot het beantwoorden van een vraag, die gedaan is door den heer Sijtsma. Deze ver klaarde zich bereid zijn motie omtrent de salarisschalen in te trekken, wanneer Burgemeester en Wethouders de ernstige belofte willen geven, dat zij deze zaak onder de oogen willen zien. Gelijk de heer Sijtsma reeds opmerkte is die belofte door Burgemeester en Wethouders reeds gedaan in de Memorie van Antwoord, en elke belofte, die dooi' Burgemeester en Wet houders gedaan wordt, is een ernstige belofte. Spreker hoopt, dat de heer Sijtsma thans bevredigd zal zijn. De heer Sijtsma trekt zijn motie in zake de benoeming van een commissie ad hoe voor de herziening van de salaris regeling der gemeente-ambtenaren in. Aangezien de heer Sijtsma zijn motie heeft ingetrokken, maakt deze geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Goslinga zal trachten in telegramstijl enkele van de gemaakte opmerkingen te beantwoorden en daarbij niet angstvallig streven naar volledigheid. Zoowel de heer van Eek als de heer Schüller hebben zich gestooten aan het door hem gebezigde woord kiezersbedrog. l)e heer Schüller zeide, dat men zijne voorstellen tot verbe tering van singels en bruggen toch niet als zoodanig kan aanmerken. Spreker heeft echter het oog gehad op het geheele complex van voorstellen, dat door de S.D.A.P. gedaan is. Hij heeft daarover uitvoerig gesproken en hij heeft uitvoerig gesproken over de vermindering van inkomsten en de ver meerdering van uitgaven, die daarvan het gevolg zouden zijn, zoodat een groot tekort zou ontstaan. Op dat dilemma zijn de heeren niet ingegaan. Spreker' heeft zich misschien wat te scherp uitgedrukt, hij heeft niet de bedoeling gehad de heeren te kwetsen. Volgens den heer van Eek zou hij gezegd hebben, dat diens standpunt oneerlijk was. Wanneer dat woord hem in de hitte van het debat ontsnapt is, neemt hij dat dadelijk terug, want hij heeft niet de minste bedoeling de heeren van oneerlijkheid te beschuldigen, maar er is toch een innerlijke tegenstrijdigheid in hun voorstellen, die zij niet hebben kunnen oplossen, en die hun niet het recht geeft zichzelf als arbeidersvrienden en de andere partijen en Bur gemeester en Wethouders als arbeiders-vijandelijk voor te stellen. Dit laatste heeft spreker bijzonder gegriefd, omdat hij tracht een christelijk-democratische politiek te voeren en zich niet in een conservatieven arbeiders-vijandelijken hoek wil laten drukken. Het is inderdaad waar, dat zeer vermoedelijk het voorstel van den heer van Eek in zake de tariefsverlaging voor gas- en electriciteit. de op de begrooting uitgetrokken bedragen niet zou laedeeren, maar, waar een tekort is geraamd van drie ton na de rede van den heer de Reede kan men wel zeggen vier ton, moet men niet bij voorbaat mogelijke meevallers uit de bedrijven afwimpelen, want het is niet juist, wat de heeren Heemskerk en Eikerbout beweren, dat Burgemeester en Wethouders door invoering van indirecte belastingen de directe belastingen willen drukken. De inkom stenbelasting is aan den top, en daarom schrijven Burge meester en Wethouders in de Memorie van Antwoord indien de tarieven van de bedrijven de vergelijking met die van andere gemeenten kunnen doorstaan, vormen de winsten een gunstigen factor om den belastingdruk te beperken en ieder aangiijpen van die winsten heeft noodwendig tengevolge, dat op den duur de belasting moet worden verhoogd. De toestand van de bedrijven is gunstig; zij zitten op lagekapitaalslasten en er loopen nog mooie contracten met buitengemeenten, die gesloten zijn in 1921, toen het nogal een dure tijd was. Binnen drie jaar loopt een deel van die contracten af en men staat voor de uitbreiding van de fabrieken. Dat nieuwe kapitaal, daarvoor benoodigd, zal niet onmiddellijk rendabel zijn, omdat de bedrijven dan weer niet dadelijk vol belast zijn en het van den Raad onvoorzichtig zou wezen, om de bestaande matige tarieven verder te gaan verlagen. Spreker wil daartegen ernstig waarschuwen. Tegenover den heer Eikerbout houdt spreker staande, dat het anti-revolutionnaire programma niet spreekt van matige winsten uit de bedrijven, doch alleen zegt, dat het maken van winsten niet op den voorgrond mag staan. Welnu, te Leiden staan die winsten niet op den voorgrond. Als de tarieven te Leiden hoog waren en Burgemeester en Wet houders weigerden mee te werken tot verlaging daarvan, dan zou de zaak anders staan, maar de tarieven zijn laag. Spreker wijst er den heer Heemskerk op, dat het rekest, hetwelk bij den Rotterdamschen Gemeenteraad is ingediend in zake tariefsverlaging geen succes heeft gehad, omdat de heer de Zeeuw heeft gezegd, dat hij de winsten niet kon verminderen. Bovendien is het feit, dat dat rekest te Rot terdam is ingediend, een bewijs, dat de tarieven daar hoog zijn, zoodat het pleit voor de stelling van spreker, niet voor die van den heer Heemskerk. Door de nadere toelichting van den heer Eikerbout is diens voorstel nog meer onhelder geworden. Spreker had eerst begrepen, dat de heer Eiker bout bedoeldede eerste 15 M3 9 cent en de rest 8 cent. Nu echter zegt de heer Eikerbout, dat dit niet zijn bedoeling is, maar dat hij wenscht een cent reductie. Dus, de eerste 15 M3 9 cent, vervolgens tot 100 M38 cent, en daarna 6£ cent. Hij zegt nu, onbeperkt, maar dan zit er tariefsverhooging in zijn voor stel, want dan zal men nooit minder betalen dan 8 cent, terwijl nu vele afnemers 1\ cent betalen. Daartegen moét spreker waarschuwen, want iedere tariefsverhoogingheeft natuurlijk de tendenz, het verbruik te doen dalen, en juist in de groote gasverbruikers zit de winst. De heeréh hebben wel gezegder zit geen progressie in het tarief, maar er zit juist een sterke progressie in. De distributiekosten van het gas zijn te stellen op ongeveer 5 cent per M3. Bij een eenheidsprijs van 9 cent wordt dus op de kleine verbruikers niet slechts weinig verdiend, maar er wordt vaak op toege legd, want het bij hen brengen van de eerste kubieke meters gas kost geld. Hoe meer de menschen verbruiken, hoe meer de fabriek aan hen verdient, maar op kleine verbiuikers wordt niet verdiend. 01, anders gezegd, indien niet anders bestonden dan de kleine verbruikers, die de heer Elkerbout op het oog heeft, zou het gas veel duurder moeten zijn. Wanneer er een concessionnaiis was, zou de gemeente hem moeten voorschrijven, dat hij het gas moest brengen overal, waar de gemeente dat wenschte, want anders zou hij dat niet doen, aangezien hij aan de kleine verbruikers geen droog brood zou kunnen verdienen. De winst komt van de groote verbruikers, en daarom moeten hun prijzen niet worden verhoogd. In het eenheidstarief van 9 cent zit dus een aan zienlijke progressie en een degressie voor de kleine verbrui kers. De hofjesmenschen bijv., die een hal ven kubieken meter per dag gebruiken, worden door het voorstel van den heer Eikerbout niet gebaat. Wanneer zijn bedoeling was, een cent reductie te geven over de geheele linie, wat niet het geval is, dan zou het voorstel niet 73.000 kosten, maar aanzien lijk meer. De heer van Stralen heeft gevraagd, of Burgemeester en Wethouders een onderzoek willen instellen naar de huur- verhoogingen. Dat is niet hetzelfde als zijn aanvankelijk denkbeeld, dat evenals in Amsterdam een bureau moest worden ingericht, waartoe degenen, die door huurverhoogin- gen worden getroffen, zich zouden kunnen wenden. Tegen het instellen van een onderzoek hebben Burgemeester en Wethouders wel bezwaar, een speciaal bureau achten zij onnoodig. De Burgemeester heeft reeds eenige bemoeiing met dergelijke zaken. Burgemeester en Wethouders zijn bereid klachten, die bij hen mochten inkomen, te onderzoeken en te zien, wat gedaan kan worden. Op welke wijze dat kan ge schieden, zal nog nader moeten blijken, maar zij zijn het eens met den heer van Stralen, dat het College diligent moet zijn. Burgemeester en Wethouders hebben geen bezwaar tegen het denkbeeld, om de voorstellen van den heer van Stralen in zake de steunverleening te stellen in hun handen om

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 18