DONDERDAG 8 DECEMBER 1927. 309 betering is gebracht, zal spreker op het Burgerlijk Arm bestuur critiek blijven uitoefenen. Waar de heer Goslinga voorzitter van den Raad van Arbeid is, wil spreker nog een paar gevallen noemen. Iemand, die in de Stedelijke Werk inrichting is opgenomen, verdient per week 1.1,50 of 1,80. Verleden week was het 58 cent! Die man slaapt 's nachts bij zijn kinderen en is daar des Zondags over den vloer. Hij k reeg in den winter bij zijn verdiensten in de Werkinrichting f 2.steun, maar deze werd ingehouden, toen hij 3.ouderdomspensioen kreeg, ja zelfs toen hij dit laatste nog niet eens in handen had. Toen hij er op wees, dat een ander in hetzelfde geval een gulden uitkeering had gekregen, is hem die ook toegekend. Iemand, die langen tijd ziek was geweest, kreeg f 12.van het Burgerlijk Arm bestuur, maar toen hij een invaliditeitsrente kreeg van 3.58, verlaagde het Burgerlijk Armbestuur de uitkeering met f 3.zoodat hij f 0.58 vooruit ging. Doordat de heer Baart zich er toen voor gespannen heeft, heeft hij er weer f 1.50 bij gekregen. Wanneer iemand krachtens de wet een uitkeerinkje krijgt, moet het Burgerlijk Armbestuur daar niet direct aan pingelen. Spreker blijft er op aandringen, dat er meer Raadsleden in het Burgerlijk Armbestuur zitting krijgen, opdat de Raad beter op de hoogte zal komen van de daar heerschende toestanden, die, wanneer spreker er mededeeling van doet in den Raad, door een deel der leden toch in twijfel worden getrokken. Wanneer er meer Raads leden in het Burgerlijk Armbestuur zitting krijgen, zullen zij misschien eenige verbetering kunnen brengen in de be staande toestanden en dat is sprekers bedoeling. De heer Eikerbout heeft gezegd, dat hij tegen meer mede zeggenschap van de arbeiders is. Maar men moet hem dan eens hooren in de arbeidersvergaderingen, waar hij een heel ander standpunt inneemt dan in den Raad. De heer Heems kerk heeft gezegd, dat de Katholieke arbeiders in hun eigen menschen vertrouwen zullen blijven stellen, maar spreker wijst er op, dat in de laatste jaren ook een strooming bestaat onder de Katholieke arbeiders, welke de leiding van de Roomsch-Katholieke Staatspartij met zorg vervult en maat regelen doet nemen, opdat de Roomsch-Katholieke arbeiders hun partij trouw zullen blijven. Volgens den heer Heemskerk is er wel contact tusschen de Roomsch-Katholieke Raadsfractie en de arbeidersbeweging, maar spreker herinnert aan de geschiedenis van de cokes- prijzen-politiek. De Katholieke vakbeweging nam het stand punt in, dat het anders moest gaan dan tot dusverre het geval was. Door een van die heeren is er met den heer Heemskerk over gesproken en is er aanmerking op gemaakt, dat over het adres, van die zijde ingezonden, geen woord was gezegd, maar na de verklaring van den Wethouder ging de heer Heemskerk, zooals hij trouwens altijd doet, onmiddellijk overstag. In verband met hetgeen spreker over den heer Grotenhuis heeft gezegd, heeft de heer Eikerbout sprekers fractie ver weten, dat zij altijd uit concurrentiezucht handelt, dat zij in den zomer reeds voorstellen doet om cokes van gemeentewege te verstrekken aan werkloozen en dat zij, als er een voorstel komt voor een mud, zij twee mud vraagt en als er een voor stel komt voor twee mud, zij drie mud vraagt. Spreker pro testeert daartegen, want dat is onjuisl. De Leidsche Bestuur- dersbond heeft zijn adres pas ingezonden, toen bekend was, dat Burgemeester en Wethouders er afwijzend tegenover stonden en het adres is op een tijdstip ingekomen, dat Bur gemeester en Wethouders gelegenheid hadden zelf een voor stel in te dienen. Toen bekend was, dat Burgemeester en Wethouders voornemens waren zelf een voorstel te doen, heeft sprekers fractie van het indienen van een voorstel afge zien. Het is waar, dat sprekers fractie wel eens een voorstel heeft gedaan, om de hoeveelheid te vergrooten van een half mud tot een mud, maar zij heeft nimmer voorgesteld om van een mud op twee mud en van twee mud op drie mud te komen. Dat de heer Grotenhuis en diens politieke vrienden zoo slecht weggekomen zijn met hun adres over de beroepskeuze is de schuld van die heeren zelf, want zij wisten, dat Burge meester en Wethouders de zaak tot zich hadden getrokken en een voorstel hadden aangekondigd tot instelling van een bureau voor beroepskeuze. Het inzenden van een adres daarna was intrappen van een open deur en het verwijt, dat de Christelijke Bestuurdersbond daarover in de Katholieke pers en vari andere zijden heeft gekregen, was volkomen op zijn plaats. Ten slotte komt spreker tot hetgeen de heer Heemskerk heeft gezegd betreffende het verbod van optochten op Zondag. Spreker zou het betreuren, indien deze zaak op de gewone wijze werd afgemaakt. De Roomsch-Katholieke fractie kan zich niet onttrekken aan deze waarheid, dat het grootste gedeelte van de inge zetenen geen bezwaar heeft tegen het houden van optochten op den Zondag. Daar de Katholieken, de Vrijheidsbond en de S.D.A.P. daar geen principieel bezwaar tegen hebben, is de meerderheid er dus niet tegen en dit stelt den Voorzitter voor de consequentie, om die optochten in overeenstemming met de opvattingen van de meerderheid der bevolking toe te staan. Door het afwijzen van het verzoek van de bioscopen en de café's om op Zondag muziek te maken heeft men ook een middenstandsbelang geschaad. Honderden gaan thans naar den Haag, die anders in Leiden hun verteringen zouden maken. Uit politieke overwegingen tegenover hun coalitiegenooten offeren de Katholieken zich op voor de Protestantsch-Christe- lijke groepen, maar zij schaden daarmede de middenstanders en laden een buitengewoon groote verantwoordelijkheid op zich. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds te 8£ uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering op Donderdag 8 December 1927, des avonds te 8£ uur. Afwezig zijn thans de heeren Reimeringer en Splinter. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1928. De Voorzitter deelt mede, dat door den heer van Eek de volgende motie is voorgesteld: »De Raad erkent de billijkheid, dat de sociaal-democra tische raadsleden, als vormende de grootste raadsfractie, in alle belangrijke commissiën van den Raad worden ver tegenwoordigd". Spreker wil, waar aan deze zaak eenigszins een politieke kant zit en er gevaar bestaat, dat in de politieke wrijving tusschen de rechter- en de linkerzijde het College in de knel raakt, enkele opmerkingen maken ter verdediging van de belangen van het College. Hij acht de motie, zooals zij thans luidt, voor de rechterzijde niet geheel aannemelijk. Al is de bedoeling van den heer van Eek een zeer goede, hij is er niet in geslaagd een juiste oplossing te brengen. Bij aan neming van de motie zou het geen zin meer hebben om het voorstel van den heer van Eek, betreffende uitbreiding van de Commissie van Fabricage, om praeadvies in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen, omdat dan die uit breiding reeds vaststond. De eenige gedachte, die bij het College met betrekking tot deze zaak heeft voorgezeten, was deze: hoe zal het gaan met het werk, dat door de Commissie van Fabricage moet worden gedaan. Het College heelt dadelijk ingezien, dat door een eventueele vermeerdering van het aantal leden, de werkwijze van de Commissie een wijziging zou moeten ondergaan. Hoe die wijziging precies zou moeten zijn en hoever die zich zou moeten uitstrekken, stond niet aanstonds vast en is in onderzoek. Dit onderzoek is reeds tot een zekeren graad gevorderd en binnenkort kan het College daaromtrent met een voorstel bij den Raad komen. Handhaaft de heer van Eek zijn motie, dan zal hij niet precies bereiken, wat hij beoogt, n.l. het bouwen van een brug, waarop de linker- en rechterzijde elkander zouden kunnen ontmoeten. Een motie, waarbij bij voorbaat wordt vastgelegd, dat de Commissie van Fabricage zal worden uit gebreid met een sociaal-democraat, zou door de rechterzijde beschouwd kunnen worden als een vriendelijk verzoek om onder het Caudijnsche juk door te gaan. Dat kan geenszins de bedoeling van den heer van Eek zijn. Spreker geeft daarom den heer van Eek in overweging, na den geachten spreker te hebben verzekerd, dat bij het College tegen uitbreiding van de Commissie van Fabricage in beginsel geen bezwaar bestaat, zijn motie aldus te wijzigen: »De Raad van meening, dat billijkheid en goed beleid gebieden, dat in alle belangrijke raadscommissiën zoo mogelijk alle belangrijke partijen vertegenwoordigd zijn, geeft Burgemeester en Wethouders in overweging, zoo spoedig mogelijk de daarvoor noodige wijzigingen in de verordeningen, regelende de samenstelling van de Com missiën van Fabricage en het Grondbedrijf, voor te stellen". Na de discussie zal het den heer van Eek duidelijk zijn, in welken zin de beslissing zal vallen en dat het alleen nog maar een quaestie van tijd zal zijn voor de zaak geregeld wordt zooals hij wenscht. Spreker wenscht echter, dat de belangen van Burgemeester en Wethouders, hier rakende de belangen van de gemeente, niet in een politieke frictie te ioor gaan. Daarom doet hij een beroep op den heer van Eek, om deze formule te aanvaarden. Spreker wenscht ook bij de rechterzijde de aanneming daarvan te bepleiten en dan hoopt hij, dat de zaak tot een op lossing zal zijn gebracht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 11