WOENSDAG 7 DECEMBER 1927. 287 moeten wenden tot de hoofden van de takken van dienst en dat men niet vrij en onbezorgd over de terreinen kan rond- loopen. In Rotterdam zijn de Raadsleden in het bezit van een kaart, die hun niet alleen recht geeft op gratis vervoer op de tram, maar die hun ook toegang verschaft tot de inrich tingen van de gemeente. Maar ook daar moeten zij zich wenden tot de hoofden van de takken van dienst. Het zou spreker genoegen doen, wanneer Burgemeester en Wethouders hier ook een dergelijke kaart uitreikten, want nu staat men aan de kans bloot, dat het eene Raadslid niet en het andere wel wordt toegelaten, naar gelang men al of niet in de gunst valt. Evenals vorige jaren heeft ook nu de sociaal-democratische fractie weer een voorstel ingediend met betrekking tot het houden van optochten op Zondag en wetende, dat de R. K. fractie een eenigszins ander standpunt inneemt dan de andere Christelijke partijen, heeft zij gedacht den steun van deze fractie voor dat voorstel te krijgen. Maar ook thans moet spreker dat voorstel bestrijden. In principe heeft zijn fractie eigenlijk geen bezwaar tegen een eenigszins ruimere toepas sing van de Zondagswet, dan thans door Burgemeester en Wethouders wordt gevolgd. Het R. K. program van actie zegt daaromtrent: »Met alle ten dienste staande middelen worde de heiligingen de viering van denZondag bevorderd en de Zondags rust verzekerd. Voor een ongestoorde uitoefening der gods dienstige oefeningen en het sluiten op den Zondag van openbare gelegenheden van vermaak tot bijv. één uur in den namiddag worde gezorgd. Muziekuitvoeringen, wedstrijden, tentoonstel lingen en dergelijke worden vóór gemeld uur niet toegelaten. Bij subsidiëering van ontspanningsverenigingen en openbare vermakelijkheden worde de voorwaarde gesteld, dat het aan- vangsuur op Zondag niet vroeger worde gesteld dan één uur in den namiddag." Dat schrijft het program voor, maar er is hier ook rekening te houden met plaatselijke omstandigheden. Hetgeen men zou voorstaan in een streek met overwegend katholieke bevolking behoeft men nog niet te verdedigen in een streek met een gemengde bevolking. In Leiden bestaat de bevolking uit zeer veel bestanddeelen en de roomsch- katholieken kunnen zich levendig indenken, dat een groot deel van de bevolking, met name de protestantsch-christelijke bevolking, ernstig bezwaar heeft tegen het toestaan van optochten en dergelijke op den Zondag. Het is goed, dat Burgemeester en Wethouders, die met de uitvoering van de Zondagswet belast zijn, rekening houden met de verschil lende stroom ingen in de gemeente. De practijk tot dusverre heeft bewezen, dat Burgemeester en Wethouders met alle gezindheden in deze gemeente, ook met de sociaal-democraten, rekening willen houden. Het vorige jaar hebben de sociaal-democraten toch de gelegenheid gehad om na 8 uur hun optocht te houden. Spreker heeft daartegen geen bezwaar, maar de sociaal-democraten moeten er ook rekening mee houden, dat andere partijen er buiten gewoon bezwaar tegen hebben, dat op Zondagmiddag op tochten in Leiden worden toegelaten. Als Katholiek stelt spreker er prijs op, dat aan iedere partij recht wordt gedaan wanneer sommigen tegen optochten op Zondag bezwaar hebben, dan is het een voldoende compensatie, wanneer toegestaan wordt optochten op Zondagavond te houden, hetgeen voor een zeer groot deel der gemeentenaren geen bezwaar oplevert. Spreker zal dus stemmen tegen het voorstel van den heer van Eek. Wat de Zondagsrust en de Zondagsheiliging in het algemeen betreft, Burgemeester en Wethouders zijn belast met de uitvoering van de Zondagswet en kunnen dus eventueele voor stellen naast zich neerleggen, maar Burgemeester en Wet houders moeten rekening houden met hetgeen in de gemeente leeft. De rechtsgrond van dat gedeelte van het Katholiek gemeenteprogramma, dat spreker voorgelezen heeft, is, dat aan alle personen behoorlijk gelegenheid moet worden gegeven om ongestoord en naar behooren zijn godsdienstplichten te vervullen, en dat ook van gemeentewege zooveel mogelijk moet worden gezorgd, vooral ten aanzien van de verplichte kerkdiensten, dat de Zondagsheiliging wordt gehandhaafd. Het heeft spreker gefrappeerd, dat Burgemeester en Wet houders, die zich wel niet behoeven te storen aan wat de Raad op dit punt wenscht, maar toch rekening moeten houden met wat in den Raad leeft, zoo ongelimiteerd ver gunningen geven om op Zaterdagavond bals, uitvoeringen enz. te geven, en dat nog wel in gemeentegebouwen, zooals de Stadsgehoorzaal, de Graanbeurs enz., die dikwijls tot 6 uur in den morgen doordurenwanneer men den Zondag wil heiligen, in voldoende mate, hoe kan dat dan door menschen, die tot 6 uur in den morgen feest blijven vieren? Spreker zou er dus, hoewel hij geen tegenstander is van het houden van optochten op Zondag, er geen bezwaar tegen hebben, als Burgemeester en Wethouders iets minder vrijgevig waren ten aanzien van het toestaan van openbare amuse menten op Zondag. Spreker vindt het ook niet erg, dat er in café's muziek gemaakt wordt, zonder dat de buitenwereld zich er aan ergert, want anders gaan de menschen, die in deze gemeente geen vermaak vinden, naar de omliggende gemeenten. Speciaal wil spreker wijzen op een ontspanning vlak aan den rand der gemeente, de Vink, waar des Zondags wel muziek wordt gemaakt en 10-tallen jongens en meisjes uit Leiden gaan dansen. Ook begeeft men zich naar den Haag en spreker vindt dat verkeerd, maar moet toch toegeven, dat het leven in Leiden op Zondagmiddag werkelijk wel wat saai is. Wat de werkloosheid betreft, kan spreker zich, met de heeren van Stralen en de Reede, niet indenken, dat Burge meester en Wethouders zoo optimistisch gestemd zijn t. a. v. de vermindering van het aantal werkloozen. Men moet deze zaak niet uit een speciaal Leidsch oogpunt bekijken, maar begrijpen, dat het een kwestie is niet slechts van nationale, maar zelfs van internationale beteekenis. De verwachting is ge koesterd, dat er na den oorlog een tijd van ongekenden bloei en opleving van handel en industrie zou komen, maar dat is een schromelijke vergissing gebleken. De heer Huurman heeft bij interruptie gevraagd, of er onder de werkloozen niet velen waren, die zich pas in Leiden hebben gevestigd. Maar uit de statistiek van vestiging en vertrek blijkt, dat het aantal vertrekkende personen het aantal dergenen, die zich hier vestigen, sterk overschrijdt. Het aantal werkloozen van buiten, die zich hier laten inschrijven, kan dus geen hoog cijfer zijn. Bovendien moet men een zekeren tijd inwoner zijn, voor men zich als werklooze kan laten inschrijvenmen moet een jaar in de stad gewoond hebben alvorens eenige ondersteunning te kunnen krijgen. De heer van Stralen heeft een drietal voorstellen ter tafel gebracht 1. om de uitkeering te brengen van 13.— op 13.50; 2. den aftrek te brengen van 3.op 5.— 3. om den toeslag op de huur te verhoogen. Deze voorstellen hebben reeds meermalen een onderwerp van beraadslaging uitgemaakt en bij de begrooting voor 1927 zijn met name de beide laatste uitvoerig besproken. Verleden jaar is in beginsel reeds vastgesteld, dat de aftrek der gezinsinkomsten niet in den haak was en dat er een huurbon moest worden gegeven. Voorstellen dienaangaande zijn door den Raad aangenomen en een principe ligt dus niet in het voorstel van den heer van Stralen opgesloten; het is een quaestie van inzicht, van meer of minder, of men een grooteren aftrek van gezinsin komsten en een grootere toelage voor huur noodzakelijk acht of niet. Deze zaak moet bezien worden in het licht van de algemeene ondersteuningsnormen, want richt men zich op elke zaak afzonderlijk, dan komt men tot een verkeerd oor deel. De heer Wilmer heeft reeds gezegd, dat de ondersteu ning in ieder geval zoodanig moet zijn, dat zij voor gebrek vrij waait, maar daarvoor zijn verschillende normen aan te geven. Spreker vraagt daarom den Wethouder deze voorstel len van den heer van Stralen in welwillende overweging te nemen en te overwegen, op welke wijze aan de daarin uit gesproken wenschen tegemoet gekomen kan wordenhij moet daarbij in aanmerking nemen wat de werkloozen hebben aan bijslagen, in den vorm van cokesbons, toeslagen enz. Wanneer het College daarover praeadvies zou kunnen uitbrengen, kan men bij de begrooting van deze zaak afstappen; wanneer die voorstellen in stemming komen wil spreker niet zeggen, dat eenige daarvan niet een gunstig onthaal bij hem zouden vinden. Wat de huurbons betreft, deze hebben vroeger in het ge meentelijk Steuncomité een goed resultaat afgeworpen, omdat de huur de eerste bron van zorg is, niet alleen voor de werkloozen, maar ook voor de menschen met lage inkomens. Maar wanneer men die huurbons te hoog gaat opvoeren, vreest spreker er een averechtsche werking van, doordat de menschen, die door woninggebrek een duurdere woning be trokken hebben dan zij volgens hun levenswijze kunnen be kostigen, niet gaan zoeken naar woningen met minder huur waarde. Die quaestie van de huurbons is niet zoo eenvoudig en moet terdege onder de oogen gezien worden. Over de vraag, of het College wel genoeg voor de werkverrui ming gedaan heeft, heeft het heel wat critiek moeten doorstaan. Dat vraagstuk is buitengewoon moeilijk en spreker kan zich levendig voorstellen, dat het College een antwoord in het verslag heeft gegeven, dat het zelfs in de commissie voor Sociale Zaken niet heeft kunnen constateeren, dat er concrete plannen werden aangegeven, die opheffing van de werkloos heid door werkverruiming zouden kunnen bespoedigen. Spreker wil alleen vragen: zijn door Burgemeester en Wet houders ook pogingen aangewend bij den Minister, in navol ging van de besturen der groote gemeenten, om Leidsche arbeiders in de provincie te werk te stellen? Spreker is niet zoo'n groote voorstander van het over brengen der menschen naar andere plaatsen, maar door den Haagschen Besluurdersbond is aan het Gemeentebestuur de eisch gesteld, om meer menschen naar Overijssel te sturen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 9