WOENSDAG 7 DECEMBER 1927.
denken, dat een jonge Burgemeester zich op een dergelijk
standpunt zou stellen. Wil er contact bestaan en een goede
verstandhouding komen, dan moet een partij, wanneer zij
meent, dat haar onrecht is gedaan, ook worden gehoord. Dit
wil nog niet zeggen, dat de Burgemeester door het onderhoud
beslist van standpunt zou moeten veranderen, maar een
bespreking met de vertegenwoordigers mag hij toch niet
afwijzen. Te worden gehoord is een eisch, die ook in het
particuliere bedrijf wordt erkend en het gaat niet op, het
standpunt in te nemen, om de menschen op de mat te laten
staan. Spreker had verwacht, dat de Burgemeester een ruimer
standpunt zou hebben ingenomen. Bij een bespreking kan
dikwijls een middenweg worden gevonden, maar misschien
was de Burgemeester daar bang voor en was zijn motiveering
niet sterk genoeg. Anders kan spreker zich zijn standpunt
niet indenken. Het wil er bij spreker niet in, dat het een
goed optreden zou zijn, om tegenover menschen, die gestraft
worden, het standpunt in te nemen vanIk heb met je
praatjes niets te maken; ik ben de baas en ik doe wat ik wil.
Spreker meent, dat dit standpunt moet worden verlaten en
hij verzoekt den Burgemeester in den vervolge in dergelijke
gevallen het hoofdbestuur der organisatie wel te willen
ontvangen, hetgeen bevorderlijk zal zijn voor een betere ver
houding in het politiecorps.
Door sprekers partijgenoot Vallentgoed is in de sectie ge
sproken over de vraag, waarom de verschillende promoties
stop gezet zijn, hetgeen uit een door spreker ingesteld onder
zoek is gebleken. Burgemeester en Wethouders hebben
gemeend die promoties te moeten stopzetten. Dat is toch een
eigenaardige houding; spreker heeft voor zich een schrijven
van een persoon, die in 1920 bij de Lichtfabrieken is aangesteld
op een salaris van 2200.En dan vervolgt het schrijven:
»Zooals medegedeeld zal bij goed voldoen Uwe promotie
ieder jaar f 100.bedragen tot een maximum van ƒ3000.
Zijn salaris is inmiddels geklommen tot 2600.— en nu hij
eenmaal zijn positie hier ingenomen heeft, wordt gezegd: nu
krijg je het niet meer.
De heer Huurman vraagt wie dat heeft onderteekend.
De heer Baart zegt, dat dit de heer van Klinkenberg was;
misschien is dit aanleiding om te zeggenhet is niet dooi
den Directeur zelf onderteekend, maar dan kan men elke
overeenkomst ongedaan maken. De vraag van den heer Huur
man was natuurlijk om te demonstreeren: dat is een aanbod
van een Directeur, die geen Directeur meer was, maar die
vlieger gaat niet op; men kan niet zeggen: de heer van
Ammers heeft dit klaargemaakt en daar heb je geen verhaal
meer op, dus heeft het geen kracht.
In verschillende gevallen is de promotie stop gezet, al
hadden de betrokkenen niet altijd een schriftelijke toezegging.
In 1920 is tegen de muntmeterophalers gezegd, dat zij promotie
zouden kunnen maken, wanneer zij een bepaalden cursus
volgden. Een paar menschen hebben inderdaad promotie ge
maakt, maar op een gegeven oogenblik is toen ook daar de
promotie stop gezet. Dat is geen manier van doen. Wanneer
de menschen een cursus hebben gevolgd en examen hebben
gedaan op kosten van de organisatie door de hulp van een
onderwijzer, dan moet aan de toegezegde promotie ook gevolg
worden gegeven. In de sectie is gezegd, dat alle leden van
de commissie het stopzetten der promoties goedkeurden, maar
spreker heeft toen geïnformeerd bij zijn partijgenoot van Eek,
of inderdaad alle promoties stop gezet waren. Het verbaast
spreker, dat de Commissie tot een dergelijk standpunt is
gekomen, omdat er menschen in zitten, die meenen, dat een
eenmaal gedane toezegging gestand moet worden gedaan.
De heer Elkerbout. Als het maar bekend was geweest,
De heer Baart hoopt, dat zijn mededeelingen voor den
heer Eikerbout dan aanleiding zullen zijn om in een volgende
commissievergadering er zijn stem aan te geven, dat die
menschen alsnog hun promotie zullen ontvangen. Het verbaast
spreker verder, dat daarentegen op de Secretarie de promoties
welzijn doorgegaan. Niet dat hier de promotie ook niet door
had moeten gaan, maar het bewijst, dat er wordt gemeten
met twee maten.
Op de Secretarie zijn 3 referendarissen, 1 hoofdambtenaar,
6 hoofdcommiezen, 5 commiezen eerste klasse, 2 commiezen
tweede klasse en 3 klerken. Een groot deel heeft dus een
behoorlijke promotie gehad en wanneer er dan in het Sectie-
verslag wordt gezegd, dat alle promoties moeten worden
stopgezet, dan blijkt hieruit toch, dat er wordt gemeten met
twee maten.
Dit moet worden nagegaan en daaraan moet worden tegemoet
gekomen. Wanneer iemand examen heeft gedaan en de promotie
kan doorgevoerd worden, dan moet dat ook gebeuren en wel
in alle takken van dienst.
Wat den dienst van Sociale Zaken betreft, het vorige jaar
heeft spreker betoogd, dat aan allen, die in loongroepen waren
ondergebracht, het minimum-loon van die groep moest betaald
worden. Toen is door Burgemeester en Wethouders gezegd:
trek je motie in, dan komt die zaak voor elkaar, want dan
krijgt ieder, waarop hij volgens zijn loongroep recht heeft.
Maar bij den dienst van Sociale Zaken is iemand al 6 jaren
zonder vaste aanstelling in dienst; spreker voert dit niet aan,
omdat die persoon geen vaste aanstelling heeft, maar in het
algemeen, omdat men iemand dienst laat doen ver beneden
het loon, dat aan een ander wordt betaald; als straatcontróleur
verdient hij nu 4.per dag, terwijl het gewone salaris
1800.tot 2200.is. Verleden jaar is toegezegd voor
gelijk werk ook gelijke belooning te geven, maar die belofte
is niet nagekomen.
De heer Sijtsma wil in zijn motie voorstellen een com
missie te benoemen, om na te gaan hoe de loonen her
zien kunnen worden. Spreker weet niet wat zijn bedoeling
is. Bedoelt hij, dat alle loonen moeten worden verhoogd
De heer Wilbrink zegt: in overeenstemming met de vrije
bedrijven. Het is thans niet de tijd om over loonsverlaging
te spreken. De heer Sijtsma zegt, dat hij er niet overdenkt;
dan is het wel kinderlijk gedacht, misschien in verband
met zijn hoogen leeftijd, dat hij dergelijke dingen voorstelt.
Een dusdanig voorstel zou in de eerste plaats het georganiseerd
overleg moeten passeeren, waarvan n. b. de heer Sijtsma zelf
deel uitmaakt; daarvoor moet men niet een commissie ad hoe
voorstellen. Dat getuigt niet van eenig goed begrip omtrent
georganiseerd overleg; met zoo'n voorstel wordt alleen tege
moetgekomen aan hen, die meenen, dat de loonen in gemeente
dienst te hoog zijn. Ieder, die over de motie van den heer
Sijtsma spreekt, meent, dat hij loonsverlaging wil.
Wanneer hij nu wil bereiken, dat voor enkele personen het
loon wordt verhoogd, maar dat voor de anderen de arbeids
voorwaarden worden verslechterd, dan heeft de Voorzitter wel
gezegd, dat spreker die uitdrukking niet mag gebruiken, maar
dan ziet spreker daarin toch niets anders dan den ouden dag
van den heer Sijtsma en verbaast hij zich er over, dat de
heer Sijtsma als vrijzinnig-democraat met een voorstel komt
om voor deze zaak een commissie ad hoc in te stellen, want
dit kan alleen beteekeneri een verslechtering van de arbeids
voorwaarden.
De heer Sijtsma. Laat mij het nu eerst eens verdedigen,
jongen.
De heer Baart meent, dat dat voorstel niet te verdedigen
is, want wanneer er iets aan de orde gesteld moet woiden,
dan behoort het te gebeuren in het georganiseerd overleg.
Spreker verwacht, dat Burgemeester en Wethouders zijn
opmerkingen zullen nagaan, en gaarne zal hij vernemen, of
er spoedig voorstellen tot wijziging van het werkliedenreglement
zijn te verwachten, of de Burgemeester bereid is wijziging te
brengen in zijn houding betreffende het ontvangen van het
hoofdbestuur en of de ingehouden promoties alsnog zullen
worden toegekend. Op het oogenblik zijn er menschen, die
3000.verdienen, terwijl zij reeds in de salarisschaal van
3400.tot 3800.hadden moeten staan. En terwijl dus
aan de Lichtfabrieken alle promoties zijn stopgezet, zijn zij
bij andere afdeelingen doorgegaan.
De heer Bosman herinnert er aan, dat hij er in de sectie
den nadruk op heeft gelegd, dat er maatregelen zouden
worden genomen om het beheer der verschillende gemeente
lijke instellingen vooral zuinig en goed te doen zijn. Burge
meester en Wethouders antwoorden daarop: »Het komt ons
voor, dat het beheer der bedrijven in onze Gemeente in het
algemeen aan dien eisch beantwoordt. Ons College is ook
niet gebleken, dat de bedrijfshoofden van de noodzakelijkheid
van een zuinig beheer niet voldoende zouden zijn doordrongen.
Herhaaldelijk werden zij op dit punt gewezen en wij moeten
aannemen, dat zij zich daarnaar voortdurend zullen richten."
En ten slotte zeggen Burgemeester en Wethouders, dat er
een rapport is te wachten van het accountantskantoor van
Dijker en Kreukniet en dat dan vanzelf zal blijken, wat er
nog aan hapnrt. Nu wil spreker op den voorgrond stellen,
dat in zijn vraag allerminst de bedoeling lag, iets te zeggen
ten nadeele van de bedrijfshoofden. Wel verre van! Hij kent
de meesten van hen persoonlijk en heeft allen eerbied voor
hun kennis en toewijding. Ook is spreker overtuigd, dat zij
geen cent meer zullen uitgeven dan noodig is. Evenmin heeft
hij eenige beschuldiging willen uiten en ook niet geuit over
het beheer der bedrijven; wat hij trouwens ook niet had
kunnen doen, omdat hij niet over gegevens beschikt.
Maar wat spreker niet als juist kan aanvaarden, is, dat in
het gemeentelijk beheer geen fouten zouden worden gemaakt,
waar in het particuliere bedrijf voortdurend blijkt, dat gefaald
wordt. Zelfs door als bekwaam erkende industriëelen. In dit
verband wijst spreker op de zoo bekende Ford, die ook te
laat inzag, dat hij met zijn bestaand model auto de concur
rentie niet zou kunnen weerstaan. Eerst nadat een groot