'294 WOENSDAG 7 DECEMBER 1927. door het meer gebruik maken van moderne machines er minder werklieden noodig zijn. De heer Sijtsma heeft verder betoogd, dat de gemeente te duur was met de politie en spreker wil gaarne met den nieuwen Commissaris overleggen, ol er iets zou kunnen gebeuren om de politie minder duur te maken, maar spreker meent, dat de heer Sijtsma eigenlijk deze opmerking heeft geplaatst om een andere te kunnen maken, nl. dat hij bij de voorstelling, waar de Prinses tegenwoordig was, in den schouwburg vier inspecteurs heeft gezien. Eén inspecteur is er altijd, er was toen ook een extra inspecteur, en, als er andere bij zijn geweest, hadden die misschien daarvoor bijzondere redenen. Het is niet waar, dat er vier inspecteurs in den schouw burg dienst hadden, om welke redenen dan ook. Spreker heelt onmiddellijk in het begin van de rede van den heer Schüller een conflict met dezen gehad over de wijze van bespreking van deze begrooting; ten slotte is uit de door spreker gemaakte aanteekeningen gebleken, dat de heer Schüller inderdaad weinig algemeene beschouwingen heeft gehouden en meer zaken behandelde, die bij de arti kelen ter sprake moesten komen. De heer van der Reijden heeft reeds geantwoord op de van zijn kant juiste opmer king van den heer Schüller, dat sommige opmerkingen van hem niet in het verslag voorkwamen; die heeren hebben reeds den toon gevonden, waarop zij met elkaar moeten omgaan. Spreker is het echter niet eens met de opmerking van den heer Schüller betredende den plantsoendienst, dat iedereen denkt, dat hij dat gezegd heelt. De heer Schüller is een zeer belangrijk man, maar wanneer er sprake is van »een lid maakte de opmerking", dan behoeft dat nog niet in de opvatting van ieder Leidenaar de heer Schüller te zijn, al heelt spreker groot respect voor de groote belang stelling van den heer Schüller voor alles. De heer Schüller doet spreker denken aan den vroegeren President der Ver- eenigde Staten, Theodore Roosevelt, van wien men zeide: als hij op een bruiloft was, dacht hij, dat hij de bruid was en als hij op een begrafenis was, dacht hij, dat hij het lijk was. De heer Schüller en eenige andere leden met hem hebben er eerst op gewezen, dat het College geen positieve ant woorden op de verschillende vragen gegeven heelt, zooals in de Memorie van Antwoord beloofd was: hij zeide: er staat nooit iets anders dan: wij overwegen; binnenkort; wij zijn bezig; wij hebben de zaak in beraad. Dat wordt nogal eens tegen het College uitgespeeld, maar spreker ziet niet in, waarom die antwoorden niet positie! zijn. Wanneer spreker een stuk in studie heeft en zegtik ben bezig te studeeren, dan is dat zeer positief. Men kan veel van het College ver wachten, maar men kan, bij alles wat er gevraagd wordt, toch niet van het College verwachten, dat een zaak heele- maal dadelijk klaar is; wanneer spreker een zaak bestudeert en overweegt, en er wordt gevraagd hoe het er mee staat, dan is het zeer positief, wanneer spreker antwoordtik ben bezig die zaak te bestudeeren. Het is heel gemakkelijk veel vragen te stellen, en het is ook betrekkelijk gemakkelijk daarop te antwoorden, maar de heer Schüller wenscht daden van het College en dat is niet zoo heel gemakkelijk; die eischen voorbereiding en heel veel overleg. De heer Schüller nu heeft allereerst gezegd, deze opmer king is niet in het verslag opgenomen, maar spreker zal er toch gaarne rekening mee houden, dat men bij de reiniging een ander systeem moest volgen; spreker zal gaarne overleg met de Directie plegen, of dat mogelijk is. Wat de aansluiting van Oegstgeest aan de rioleering van Leiden betieft, daarvan weet spreker niet veel; spreker weet alleen, dat er niet veel uitzicht is, dat die zaak spoedig tot stand komt. De vervuiling van de sloot, die langs de grens van Leiden loopt, wordt veroorzaakt door het riool van Oegstgeest en wanneer men dat ging afsluiten, zou men het kwaad alleen verplaatsen naar de Poelwetering, waar het dan een ondragelijke toestand zou worden. Er moet zoo spoedig mogelijk een oplossing worden gevonden, maar spreker meent, dat dit meer op den weg van Oegstgeest ligt, dat de schuldige is. Er is niet veel kans, dat de Rijnsbur- gerweg spoedig op het rioleeringstelsel zal worden aange sloten, maar spreker, die de zaak zal overbrengen aan den betrokken Wethouder, hoopt toch, dat er spoedig iets zal kunnen worden gedaan. De heer Schüller is verder van oordeel geweest, dat in zake de vernieuwing van de St. Nicolaasbrug en de Lange- grachtbrug moet worden voortgemaakt. Spreker zal dit nog eens met den betrokken Wethouder overwegen, maar de zaak is in behandeling en men moet niet vergeten, dat er veel dingen mee samenhangen, want de Touwerbrug, de Alke- madebrug en de Oude Marebrug verkeeren ook in zeer slechten toestand en behoeven dringend verbetering. Dit houdt alles met elkaar verband en maakt het tot een moeilijk vraagstuk. De quaestie van de Mare-demping is indertijd met een zeer kleine meerderheid ten voordeele van de instand houding van de Mare beslist, maar spreker meent, dat deze zaak wel weer ter sprake zal komen en dat het beter is, dat het College van Burgemeester en Wethouders over de geheele zaak een oordeel geeft. De heer Schüller wil de Kwakelbrug zoo laag mogelijk maken, maar spreker wil haar zoo hoog mogelijk handhaven op de lijst van bruggen, die verbeterd moeten worden, doch deze kwestie hangt weder samen met de vraag, welke van de twee grachten een schakel zal moeten vormen in het rioleeringsstelsel, waarbij ook rekening zal moeten worden gehouden met de belangen van de scheepvaart. In zake de Oranjegracht is het verwijt tot het College gericht, dat het de Leidsche Katoen Maatschappij niet Iaat betalen voor het diepingswerk, dat daar wordt verricht. Wanneer een fabriek zekere stoffen, die ondiepten veroor zaken, in het water brengt, wordt door den Reinigingsdienst gevraagd of hij dat voor haar zal wegnemen en verschillende fabrieken betalen dan de kosten daarvoor; de Leidsche Katoen Maatschappij heeft echter den prijs te hoog geacht en heeft gezegd, dat zij de volaarde niet meer in de gracht zal brengen, maar door tanks zal laten wegvoeren. Aan den overkant heeft de gemeente op haar kosten gediept en nu zegt de heer Schüller, dat die ondiepten afkomstig zijn van de Katoen Maatschappij, maar het staat niet vast wie de schuldige is. Spreker hoopt, wanneer er een baggermachine zal zijn, dat men veel redelijker voorstellen zal kunnen doen voor het uitdiepen en dat de fahriek er dan misschien op zal ingaan. In hoeverre de fabriek verplicht zal kunnen worden, zal moeten worden nagegaan. Wat de rijwielpaden op de Hooigracht betreft, de heer Schüller heeft eenigszins aanstoot genomen aan de mede- deeling van het College, dat het die kwestie onder de oogen zal zien, wanneer de geheele Hooigracht wordt herstraat. Het College wenscht ook rijwielpaden, maar die quaestie is niet heel eenvoudig, omdat daarmede eenige moeilijkheden samenhangen; de zaak is evenwel al in het College geweest en een voorloopige beslissing is reeds genomen; binnen niet al te langen tijd zal daartoe overgegaan worden en zal de breedte van de rijwielpaden uitgemaakt worden. Uit de op den Hoogen Rijndijk opgedane ervaring, waar de uit de stad komende wielrijders den weg over moeten steken om op het fietspad te komen, wat voortdurend tot botsingen aanleiding geeft, is gebleken, dat men niet kan volstaan met 1, maar dat er 2 rijwielpaden moeten komen. Tenslotte verklaarde de heer Schüller zeer teleurgesteld te zijn in zijn pogingen om zaken buiten den Raad om in het kabinet van den Wethouder ter sprake te brengen. Indien hij daarmede den heer Splinter bedoelt, dan betwijfelt spreker zeer, of de heer Splinter de noodige aandacht aan de op merkingen van den heer Schüller zou hebben onthouden, maar hij zal in ieder geval deze klacht aan den heer Splinter overbrengen. De heer Wilbrink heeft allereerst gevraagd naar een werk programma, een urgentieprogramma van het College; het is moeilijk dit ineens aan den Raad voor te leggen; het College is nog niet zoolang samen, heeft nog niet zooveel studie van de verschillende zaken kunnen maken en heeft nog niet zooveel ervaring in de samenwerking en in de verschillende zaken, die zich voordoen, dat het nu reeds met een gerust geweten en met zekerheid met een urgentieprogramma kan komen. Dat is ook niet noodig, want het werk ligt hier opgestapeld; er zijn zeer veel belangrijke vraagstukken, die om een oplossing vragenhet College heeft aan een programma heusch geen behoefte. Allereerst heeft men de reorganisatie van de verschillende diensten, waarmede de heer Splinter bezig is, speciaal ten aanzien van Gemeentewerken; verder de quaestie van de bewaarscholen, van de uitbreiding van de stad, een zeer epineuze en moeilijke zaak, die van de veemarkt, die van den overweg bij de Rijnsburgerpoort, die van de grondexploitatie, die van het werkliedenreglement en zoovele andere. Wanneer het College al die zaken in den loop van dit jaar verder kan brengen, moet de Raad erg dankbaar zijn. De heer Wilbrink zegt, dat het College den particulieren woningbouw belemmert, naar aanleiding van een ingekomen adres, dat naar Burgemeester en Wethouders is verzonden om praeadvies; het College heeft n.l. geweigerd goedkeuring te verleenen aan een bouwplan op den Witten Singel. Die quaestie van de bouwvergunningen is inderdaad zeer moeilijk men kan die moeilijkheid niet begrijpen, wanneer men de geschiedenis niet kent. Op het laatste uitbreidingsplan, dat in 1907 gemaakt is, staan n.l. verschillende rooilijnen en straten aangegeven en nu zegt artikel 1 van de bouwver ordening, dat men niet anders mag bouwen dan aan een straat, die aan het Rijk, de provincie of gemeente behoort, en dat men moet bouwen in de rooilijn. In bijzondere gevallen kon het College van Burgemeester en Wethouders daarvan ontheffing verleenen, maar in 1921

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 16