WOENSDAG 7 DECEMBER 1927. 291 noodige dingen, maar die worden nu telkens op regelmatige wijze door Gemeentewerken ter hand genomen; men heeft blijkbaar geen geduld om Gemeentewerken geleidelijk tot verbetering te laten komenen] daarom wordt voorgesteld het hals over kop te laten doen. Spreker weet wel, dat besloten is het voorstel tot uitbreiding van de Commissie van Fabricage aan het College te zenden om praeadvies, dan kan er later heel prettig over gepraat worden, maar in die commissie moet gewerkt en niet gepraat worden, al is hier gezegd: men moet eerst praten; dan komt men er wel. Wordt nu die commissie uitgebreid, dan wordt er zeer veel gesproken en dat belemmert het werken. Het is bovendien niet hetzelfde wie in die Commissie zit. Men heeft aan de overzijde specialisten op elk gebied en dus ook wel een op dit gebiedtoch vreest spreker voor die uit breiding. Men bespreekt in die commissie zeer verschillende onderwerpen, niet alleen de quaestie van Bouw- en Woning toezicht, maar er zijn tal van andere dingen, vooral personeels aangelegenheden, en spreker vreest, dat er dan groote moeilijk heden uit zullen voortspruiten. Wanneer de commissie goed gedocumenteerde rapporten krijgt, die zijn samengesteld na uitmuntend en degelijk onderzoek, kan de commissie een oordeel vestigen en ligt het voor de hand, dat er niet veel te spreken valt. Spreker zou nog veel in het midden kunnen brengen, wanneer men dingen, die misschien thuis hooren in andere commission, zou gaan overhevelen naar deCommissie van Fabricage, maar bij het praeadvies van Burgemeester en Wet houders zal daarover nog kunnen worden gesproken. In ieder geval zal spreker zich tegen uitbreiding der commissie blijven verzetten. Er is verder gesproken over de verhooging van steun, wat zeer veel uitgaven zou vergen. Spreker meent, dat men deze zaak niet op de goede manier heschouwt. Wanneer het blijkt, dat verhooging van steun noodzakelijk is, zullen er ook aan sprekers zijde te vinden zijn, die voor dat voorstel zullen stemmen, maar men vergeet nog vele andere dingen, die men toch in het oog moet vatten, wanneer men over steunver- hooging gaat spreken. Aan hen n.L, die een gezin hebben, wordt nog op zooveel andere wijze steun verleend, dien men hier buiten beschouwing laat. Spreker wijst er op, dat een gezin met kinderen geholpen wordt door de sehooolkinder- voeding, waar de kinderen dagelijks een gratis maal krijgen, hetgeen wel op 20 cent per kind kan worden gesteld. Per jaar zou dat ƒ150.zijn. Daarbij moet ook gerekend worden, dat die kinderen tweemaal per jaar vrije kleeding krijgen wat toch op minstens 20.— per kind komt. Wanneer men daar bij rekent cokes- en huurbonnen en alle extra uitkeeringen, die gegeven worden, doet men verkeerd het hier voor te stellen alsof die menschen van 13.per week moeten rond komen. Bovendien krijgen zij nog ƒ1.per week voor hun kinderen. Men heeft gisteren omtrent de Sinterklaas-geschiedenis een beeld opgehangen, waarvan spreker de tranen bijna over de oogen liepen. Men heeft een tegenstelling gemaakt tusschen de kinderen der rijken en die der armen. Spreker heeft op dit gebied veel meer ervaring dan de leden van de overzijde en durft te zeggen, dat de vreugde van een kind, dat iets van enkele guldens krijgt, veelgrooter is dan die van het kind van meergegoeden, dat geschenken krijgt van ƒ30.a ƒ40.Men vergeet daarbij echter, dat ook onder den kleinen middenstand velen, die niet onder de steunregeling vallen, niets aan hun kinderen kunnen geven, terwijl men aan de overzijde zoo gaarne uitspeelt, dat de kapitalisten het wel kunnen doen. Spreker waarschuwt tegen verlaging van de prijzen van gas en electriciteit, die ook door den heer Eikerbout wordt voorgesteld. Men moet vasthouden aan deze begrooting, waarin deze winsten van de Lichtfabrieken zijn verwerkt. Er is al zoo vaak gezegd, dat de Raad de begrooting voor 1928 moet bespreken en in het licht daarvan moest men die prijzen vasthouden. Laat men, zooals geëischt wordt, de verlaging op 1 Januari 1928 ingaan, dan kegelt men de geheele begrooting om. Er wordt gezegd: het zal wel schikken, maar men betaalt gemakkelijker en minder voelbaar een kleine ver hooging van 1 cent op den gasprijs dan een verhooging van beteekenis op zijn belastingbiljet, want daartoe zal het anders toch moeten komen, als men niet kan rondkomen. Daarbij moet men echter in het oog houden, dat Leiden niet geroepen is een cadeau te geven aan de buitengemeenten. Daarom is dat bedrijf zoo productief, omdat men ook als het ware uitvoert naar andere gemeenten. Men moet dus niet alleen rekening houden met de tegenvallers in dat bedrijf, maar ook op dien voornamen factor letten. De heer Manders heeft in den betrekkelijk korten tijd, dat hij Raadslid is, reeds de leden en ook den Voorzitter leeren kennen, die hem reeds in de tweede vergadering bij de rondvraag direct met een vriendelijke opmerking den mond snoerde, toen spreker wat wilde opmerkenik vraag niet of u wat te zeggen hebt, maar of u wat te vragen hebt. Spreker heeft evenwel in alle daaropvolgende ver gaderingen nog niet kunnen leeren, hoe hij iets kan vragen zonder iets te zeggen en stelt daarom voor onder leiding van den Voorzitter een cursus op te richten, om den Raadsleden te leeren iets te vragen zonder iets te zeggen. Spreker heeft de Raadsleden leeren kennen en heeft veel van hen geleerd. Zoo heeft hij geleerd, dat er hatelijke en niet hatelijke leden zijn, praters en zwijgers, vliegenafvangers, kunstenaars, grappenmakers en ook ernstige menschen, een waardige representatie van de Leidsche burgerij. Spreker heeft ook gehoord, dat de Katholieken de vuile wasch voor de andere gemeentenaren moeten opknappen, een taak, die hun nog lang beschoren zal zijn en die zij met alle liefde zullen vervullen. Maar ook is de stelling verkondigd, dat de gecoaliseerde meerderheid door misbruik van haar macht te maken niet één der plaatsen in de Commissie van Fabricage en die der bedrijven door een lid van de S. D. A. P. heeft doen bezetten, dat, waar toch de Raad een afspiegeling behoorde te zijn van het algemeene landsbestuur, die coalitie ook in den Raad niet thuis behoorde. Spreker wil er hier tegenover aan herinneren, dat er een tijd was, dat eene coalitie niet bestond, toen werden de bedoelde partijen onder den voet getreden. De oprichting van die coalitie was dan ook een defensieve daad. Het machtsmisbruik, van de andere zijde toegepast, zal door haar echter niet worden beantwoord met een oog om oog, tand om tand. De Katholieke partij kent in den grond slechts eene partij, de Kerk, de partij van de door God geschapen menschheid, van alle menschen, die kinderen zijn van éénen Vader. Anderen mogen meenen, dat zij niet onze broeders zijn; voor ons zijn en blijven zij dit. Voor ons geldt het voorschrift: gij zult uwen naaste beminnen gelijk uzelve. In dien geest zal door sprekers partijgenooten en door hem zelf ook worden gewerkt. Mocht spreker daarvan afwijken ook hij heeft zijne gebreken dan zou hij tegenover de door God gegeven leer misdoen. Spreker hoopt, dat dit aan de overzijde zal worden begrepen en hieruit blijken moge, dat sprekers partij niet tegenover hen staat, maar met hen wil samenwerken tot heil van de gemeente Leiden. Waar spreker en zijn partij dus niet tegen over hen staan, behoeft van verweer tegen dat z.g. machts misbruik geen sprake te zijn. De overzijde heeft dat verweer genoemd en heeft het belichaamd in eenige voorstellen, die men reeds parade- voorstellen heeft genoemd. Spreker kan deze voorstellen geen verweer noemen en kan ook niet aannemen, dat het parade- voorstellen zijn, doch voorstellen, die in ernst zijn gedaan om den gemeentenaren van Leiden van dienst te zijn. Spreker vindt het ook logisch, dat die voorstellen ieder jaar gedaan worden; het bewijst, dat de S.D. A.P. niet zoo klakkeloos met haar voorstellen komt en van het nut daarvan overtuigd moet zijn. Of zij nu werkelijk ten nutte der gemeente Leiden zullen zijn, daarin kan zij zich vergissen. Spreker wil aan enkele van die voorstellen zijn aandacht wijden en vraagt zich dan in de eerste plaats af, wie tegen werkverruiming zou kunnen zijn, zoolang er nog werk loosheid is. In de eerste plaats zal het er echter van afhangen of het geld aanwezig is om tot werkverruiming te kunnen komen. Het is heel gemakkelijk eenige voorstellen te doen, zooals demping van het Levendaal, bestrating van den Maresingel en aanleg van trottoirs en rijwielpaden langs den Lagen Rijndijk, maar de eerste vraag is: wie zal dat betalen Spreker heeft alle respect voor het inzicht van den heer Schüller in deze zaak, maar zijn er niet andere verbeteringen, die dringender zijn en zijn deze dan niet reeds in de begrooting opgenomen Is demping van het Levendaal zonder meer mogelijk? Kent men de gevolgen daarvan; heeft de heer Schüller de voor- en nadeelen daarvan onder de oogen gezien en heeft hij wel overwogen, dat het glad verkeerd zou zijn tot demping van het Levendaal te besluiten zonder rekening te houden met andere werken? Wanneer werkverruiming mogelijk was, zou spreker niets liever hebben dan dat na rijpe overweging voorstellen daartoe door het College gedaan werden; daarin zou spreker meer vertrouwen kunnen hebben en daarbij zou rekening gehouden kunnen worden met het hier voorgestelde. De demping van het Levendaal, de heer Schüller zal er geen berekening van gemaakt hebben, kost niet zoo heel veel, globaal geraamd wellicht 100.000.De werkverruiming, in deze voorstellen belichaamd, is echter van weinig beteekenis; het betreft hier slechts menschen van een bepaalde categorie, en dan nog maar gedurende zeer korten tijd; spreker wil de werkverschaffing grooter, meer omvangend en voor langer tijd geregeld zien. Leiden is als eerste in de rij der Hollandsche steden te noemenreeds in den Romeinschen tijd was hier en op meerdere plaatsen langs den Rijn een bloeiende handel en industrie; welvaart heerschte en vele oogen waren met afgunst op Leiden gericht en deze streek was daardoor altijd het tooneel van twist en strijd. Ongeveer 840 voeren de Noormannen nog den Rijn op, 850

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 13