MAANDAG 5 DEC KM DER 1927.
257
19°. Voorstel van Mevrouw Braggaar-de Does, tot verhooging
van volgnummer 256 met een bedrag van 550.—.
Zal worden behandeld bij volgnummer 256 der Uitgaven.
20°. Voorstel van Mevrouw Braggaar-de Does, in zake de
verstrekking van schoolkindervoeding gedurende de vacanties.
Zal worden behandeld bij volgnummer 437 der Uitgaven.
21°. Motie van den heer Kooistra, in zake uitbreiding van
het ledental van het Bestuur der Gemeentelijke Woningstichting.
Zal worden behandeld bij volgnummer 55 der Ontvangsten.
22°. Voorstel van den heer Baart, in zake de aanstelling
van schoonmaaksters van gemeentegebouwen in vasten dienst
en de stichting van een afzonderlijk pensioenfonds.
Zal worden behandeld bij volgnummer 174 der Uitgaven.
23°. Voorstel van den heer Baart, in zake verlaging van het
zwemtarief aan de Zweminrichting »de Zijl."
Zal worden behandeld bij volgnummer 263 der Uitgaven.
24°. Motie van den heer van Stralen, in zake reorganisatie
van het Burgerlijk Armbestuur.
25°. Voorstel van den heer van Stralen, in zake den aftrek
van gezinsinkomsten van de aan de werkloozen uit te keeren
ondersteuning.
26°. Voorstel van den heer van Stralen, in zake het verstrekken
aan werklooze hoofden van gezinnen, van een huurbon tot
het bedrag, waarmede de huur 3.50 te boven gaat, tot een
maximum van ƒ2.— per week.
27°. Voorstel van den heer van Stralen, in zake verhooging
van den ondersteuningsnorm voor uitgetrokken werkloozen tot
een bedrag van 13.50.
Zullen worden behandeld bij de algemeene beschouwingen
over de begrooting.
28°. Voorstel van den heer Sijtsma, in zake de bevordering
van den Wetenschappelijk Ambtenaar aan het Gemeente-
Archief en den Adjunct-Directeur van het Stedelijk Museum
»de Lakenhal."
Wordt zonder hoofdelijke stemming gesteld in handen van
Burgemeester en Wethouders om praeadvies.
29°. Voorstel van den heer Verweij, om op de begrooting
500.uit te trekken als subsidie voor het «Instituut voor
Arbeidersontwikkeling."
Zal worden behandeld bij volgnummer 468 der Uitgaven,
30°. Voorstel van den heer Verweij, om op de begrooting
f 1000.uit te trekken voor het maken van schoolreisjes.
Zal worden behandeld bij de algemeene beschouwingen over
de begrooting.
31°. Voorstel van de heeren Spendel, van Es en van der
Reijden, om het presentiegeld voor de raadsleden te verhoogen
tot ƒ5.— per zitting.
Zal worden behandeld bij volgnummer 168 der Uitgaven.
De Voorzitter zegt, dat hij behoudens ten opzichte van
het laatst genoemde voorstel, dat door 3 leden is ingediend,
aanneemt, dat de voorstellen en moties voldoende zijn onder
steund en derhalve een onderwerp van beraadslaging kunnen
uitmaken.
Aan de orde is alsnu:
I. Begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente
voor den dienst 1928.
(Zie Ing. St. No. 210).
Bij de algemeene beschouwingen komen tevens in behan
deling de desbetreffende voorstellen en moties.
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Sijtsma wil, als hij enkele opmerkingen zal maken
aan de hand van het sectie-verslag, op één punt uit dat
verslag teruggrijpen naar de verkiezingen. In de sectiën heeft
hij er zijn afkeuring over uitgesproken, dat de Christelijk-
Historische partij in het stadium, waarin het accepteeren van
het ambt als burgemeester door den heer Schokking verkeerde,
dezen als No. 1 op haar lijst had geplaatst. De heer Meijnen
heeft toen verklaard, dat tijdens het opmaken van de lijst
daarvan niets bekend was. Waar een man als de heer Meijnen
dat verklaard heeft, zal spreker het aannemen, al vindt hij
het erg naief, omdat men in Katwijk toen reeds wist, dat
de heer Schokking daar burgemeester zou worden en het
algemeen bekend was, dat de heer Schokking verlangde ergens
burgemeester te worden, terwijl men kon begiijpen, dat een
oud-minister dat niet tevergeefs zou vragen. Spreker consta
teert, dat de Christelijk-Historische partij, doordat zij kon
gebruik maken op haar lijst van den naam van Mr. Dr. Schokking,
een grooten voorsprong kreeg en menige vrijzinnige kiezer
zijn stem op die lijst heeft uitgebracht, zoodat de partij-sterkte
van de Christelijk-Historischen in den Raad niet in overeen
stemming is met de numerieke kracht in de gemeente en
dientengevolge de rechtsche fractiën een grooter aantal leden
gekregen hebben dan men oorspronkelijk zou hebben kunnen
verwachten.
üp zichzelf acht spreker het niet zooveel verschil uitmaken,
of er een meerderheid van 5 leden dan wel van 1 lid is, maar
het doet hem leed te moeten constateeren, dat deze Raad,
vergeleken bij den ouden Raad, een meer conservatief karakter
heeft gekregen. Dat is alreeds gebleken bij verschillende
stemmingen en bij het samenstellen van Raadscommissiën.
Doordat de Raad rechts gebleven is, is natuurlijk ook het
College weder rechts gebleven, naar de partijverhoudingen in
den tegenwoordigen Raad eigenlijk nog te rechts. Wanneer
de sociaal-democraten zich tevreden hadden gesteld met
1 zetel in het College en wanneer men mag aannemen, wat
spreker ook vernomen heeft, dat men dan ook den heer
Reimeringer weder in genade zou hebben aangenomen, wat
hij eenigszins betwijfelt dan zou het College meer in over
eenstemming met de samenstelling van den Raad geweest zijn.
Den eisch van de sociaal-democraten om twee zetels in het
College te bezetten acht spreker niet geheel gerechtvaardigd,
gezien de sterkte van hunne fractie. Het ware wellicht iets
anders geweest, wanneer zich onder hen had bevonden een
specialiteit op het gebied van Fabricage of Onderwijs, van
wie men zou gezegd hebbendat is de man. Maar daarvan
was geen sprake.
Spreker gelooft, dat de sociaal-democraten eigenlijk liever
niet deel uitmaken van het College, onder den invloed van
den heer van Eek, die er altijd voor is geweest, dat de
S. D. A. P. oppositiepartij zou blijven en als zoodanig zou
kunnen blijven komen met allerlei voorstellen, zooals ook
thans weder.
In de secties heeft spreker er bezwaar tegen gemaakt, dat
de meerderheid van den Raad den heer Meijnen als Wet
houder aan kant gezet heeft. De heer Meijnen heeft, ofschoon
overtuigd voorstander van de bijzondere school, op zeer accurate
en onpartijdige wijze de Afdeeling Onderwijs beheerd. Het
leek daarom onbegrijpelijk, dat men hem niet weder in het
College heeft opgenomen, doch zijn functie heeft overgedragen
aan een betrekkelijk jong advocaat, die met onderwijszaken
tot dusver niet zoo heel veel te maken heeft gehad.
Sprekers ervaring is echter, dat de heer Tepe ook in dit
opzicht is medegevallenhij hoopt alleen, dat hij zich niet
te veel laat suggereeren haast zou spreker zeggen
souffleeren door zijn collega van Financiën, waaromtrent
tegenwoordig wel geruchten loopen. Spreker, die dicht bij de
Wethouders zit, weet van dat suggereeren en souffleeren wel
iets. Ilij roept den heer Tepe toe: Wees u zelf en laat u
niet leiden door een Wethouder, die er voorloopig misschien
meer van weet!
Spreker is verder met het College van Burgemeester en
Wethouders wel tevreden. De Voorzitter is gebleken een man
te zijn van voortvarendheid, durf en wilskracht. De heer
Splinter is een stille werker. Spreker is overtuigd namens
den geheelen Raad te spreken, wanneer hij den heer Splinter
een spoedig herstel toewenscht. Van den heer Reimeringer
hoopt hij, dat deze een trouwe wachter zal zijn voor de
vrijzinnige beginselen. In den Wethouder van Financiën, die
een moeilijke taak heeft, heeft spreker goed vertrouwen.
Spreker denkt wel eens, dat de heer Goslinga een allure kan
hebben van den Amsterdamschen Wethouder, dien men »den
machtige" noemt. Gaat deze Wethouder in de goede richting,
dan is spreker er mede tevreden; alleen waarschuwt hij den
Wethouder om niet over te slaan tot zelotisme. Tot dusverre
heeft deze zich al geopenbaard als een uitstekend Wethouder
van Financiën, die veel studie van zijn werk maakt en zijn
afdeeling volkomen beheerscht.
Spreker komt thans tot de begrooting en dan wil hij in
de eerste plaats iets zeggen over de financiën van de gemeente.
Hij heelt 27 keer de behandeling van een begrooting meege
maakt en altijd heeft hij daar bij pessimistische stemmen hooren
opgaan. Toen de belasting 3 was, zeiden de pessimisten
tot de menschen, die vooruit wilden: Pas op, als de belasting
hooger wordt, loopen de welgestelden weg. Als die pessimis
ten gelijk hadden gehad, zou er hier ter stede geen enkel
vermogend persoon meer wonen en zou de gemeente al lang