252
MAANDAG 28 NOVEMBER 1927.
Burgemeester en Wethouders antwoorden wel zoo positief
op deze vraag, maar het is toch gewenscht de aandacht van
den betrokken Wethouder hierop te vestigen, omdat met die
verklaringen naar spreker ter oore kwam zeer licht omgegaan
is. Die verklaringen zijn op school uitgereikt; velen kwamen
vragen wat dat beteekende en wanneer zij dan die verklaring
niet bij zich hadden, liet men hen op een stukje papier maar
teekenen: ja of neen. Men moet daarmede zeer voorzichtig zijn.
De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie van den
heer van Es voor gesloten.
De Voorzitter stelt thans aan de orde het door de heeren
Huurman, Wilmer, Meijnen en Bosman ingediend voorstel,
luidende:
»Ondergeteekenden stellen voor Gedeputeerde Staten te
verzoeken de jaarwedde van den Burgemeester met ingang
van 1 Januari 1928 te verhoogen met 2000.en derhalve
te bepalen op 12000.
Voorgesteld door vier leden, maakt dit voorstel een onder
werp van beraadslaging uit.
(De Voorzitter verlaat hierna de vergadering, waarop Wet
houder Reimeringer het Voorzitterschap waarneemt.)
De heer Huurman verwijst naar de schriftelijke toelichting
bij zijn voorstel en ziet van verdere mondelinge toelichting
voorloopig at.
De heer van Eck maakt zich bij de beoordeeling van dit
voorstel geheel los van de waardeering voor den persoon, voor
de werkzaamheden en de bekwaamheden van den Burge
meester. Toen de heer de Gijselaar eenige jaren geleden voor
stelde zijn salaris van ƒ12.000.tot ƒ10.000.te verlagen,
hebben de sociaal-democraten daartegen gestemd, nadat een
amendement hunnerzijds was verworpen. Dat was ingediend om
te voorkomen, dat deze salarisverlaging een aanwijzing zou
geven voor een algemeene salarisverlaging. De sociaal-demo
craten wenschen zich te houden aan het bij de vaststelling
der salarisverordening door hen ingenomen standpunt, dat
zij bezwaar hadden tegen hoogere salarissen dan ƒ6000.
voor Leiden, tenzij het hoogere salaris eenmaal was vast
gesteld. Hieruit vloeit dus voort, dat zij zich ook tegen dit
voorstel tot salaiisverhooging zullen moeten verzetten.
Men kan tegen dat algemeene standpunt aanvoeren, dat
het Burgemeestersambt is een bijzonder ambt, dat door de
representatiekosten, welke het eischt, ook een hoogere belooning
verlangt, maar voor dat argument kunnen de sociaal-demo
craten niet wijken. Zij zijn voorstanders van den demoera-
tisehen eenvoud en meenen, dat een burgemeester op dezelfde
wijze behoort te leven en het recht heeft te leven als andere
burgers, terwijl de vraag wat hij verder kan doen, moet
afhangen van zijn middelen en zijn persoonlijke inzichten.
Een burgemeester moet naar hun oordeel de sympathie van
zijn medeburgers verwerven door de wijze, waarop hij zijn
ambt vervult en door zijn persoonlijkheid, en dat houdt met
de middelen, waarover hij beschikt, geen verband.
De sociaal-democraten brengen dit voorstel onder den alge-
meenen regel, dat zij bezwaar hebben tegen hoogere bezol
digingen dan ƒ6000.het spijt hun voor den persoon van
den heer van de Sande Bakhuyzen, maar zij zullen tegen dit
voorstel stemmen.
De heer Sijtsma kan zich in hoofdzaak aansluiten bij den
heer van Eck. Spreker heeft alle respect voor het Burge
meestersambt in het algemeen. Hij kent dezen Burgemeester
nog slechts kort, maar krachtens de ervaring, die hij heelt
opgedaan, kan hij alle waardeering en achting hebben voor
het werk en den persoon van den heer van de Sande Bakhuyzen,
doch dat behoeft niet afgemeten te worden naar de belooning,
die daarvoor gegeven wordt. Spreker is het eens met de op
vatting van den heer de Gijselaar, die voor het ambt van
burgemeester van een gemeente als Leiden 10.000.vol
doende achtte.
Waar spreker van de zijde van Burgemeester en Wethouders
vaak hoort, dat zuinigheid moet worden betracht en dat niet
moet worden overgegaan tot salaris verhooging; waar dikwijls
stemmen opgaan, dat sommige salarissen te hoog zijn en dat
naar hij meent ook Burgemeester en Wethouders wel hebben
laten doorschemeren, dat voorstellen om tot salarisverlaging
over te gaan wellicht bij hun College een open oor zouden
vinden, meent spreker, dat het niet aangaat om het salaris
van den eersten ambtenaar der gemeente, dat hij met 10.000.
voldoende acht, te verhoogen. Hij kan tot zijn leedwezen niet
anders dan tegenstemmen.
De heer Wilmer wenscht iets te zeggen naar aanleiding
van de laatste woorden van den heer Sijtsma, teneinde een
misverstand, dat zou kunnen ontstaan, te voorkomen. Hij zou
zich bedacht hebben alvorens zijn medewerking te verleenen
aan een voorstel tot salarisverhooging, maar daarvan is hier
geen sprake. Het salaris van den Burgemeester van Leiden
is indertijd bepaald op 12.000,en door een daad van den
heer de Gijselaar, welke alleen zijn persoon betrof, is dat
bedrag op 10.000.teruggebracht. Bij aanneming van het
voorstel zal er niet anders gebeuren, dan het handhaven van
het salaris van den Burgemeester op het bedrag, waarop het
indertijd is vastgesteld.
Spreker wil verder iets zeggen naar aanleiding van het
betoog van den heer van Eck, die verschillende hem sympa
thieke opmerkingen gemaakt heeft. De waardeering van den
heer van Eck voor dezen Burgemeester, en diens democratische
opvatting omtrent de wijze, waarop in het algemeen iemand
in het ambt, waarin hij is geplaatst, waardeering moet ver
werven, niet door ostentatie maar door vervulling van zijn
plicht, zijn spreker sympathiek, maar de heer van Eck moet
ook rekening houden met de realiteit, en deze is nu eenmaal,
dat het vervullen van een ambt als dat van burgemeester
groote financiëele uitgaven met zich brengt, al wil men het
zoo eenvoudig mogelijk doen en al zoekt men alleen de waar
deering te vinden in de waardige vervulling van zijn taak.
De heer van Eck vergeet, dat andere hooge functies in den
lande, die te vergelijken zijn met die van Burgemeester van
Leiden, veel hooger bezoldigd worden dan het door hem ge
stelde maximum van ƒ6000.—, met medewerking van zijn geest
verwanten, en dat zijn geestverwanten dat traktement ook blijk
baar gaarne wenschen, als zij een dergelijke functie aanvaar
den. Ook in Leiden zelf genieten vele hooge ambtenaren, met
medewerking der S. D. A. P., hoogere salarissen dan ƒ6000.—.
Practisch wijkt men dus van dat standpunt af. Vergeleken
met het salaris van dergelijke functies in andere plaatsen en
met dat van verschillende hoofdambtenaren hier ter stede meent
spreker, dat het salaris van den Burgemeester van Leiden op
het vroegere bedrag moet worden vastgesteld.
De heer Huurman had gehoopt, dat dit voorstel zonder
discussie in stemming zou zijn gebracht. Nu andere leden
het voorstel hebben bestreden, zal hij er ook iets naders over
moeten zeggen. Hij vervolgt dan, dat deze zaak een geschiedenis
heeft. Het salaris van den Burgemeester is door Gedepu
teerden destijds vastgesteld op 12.000.Door den heer
de Gijselaar, is dit, op diens eigen verzoek, teruggebracht
tot 10.000.Spreker heeft daar voor gestemd, omdat hij
wist den heer de Gijselaar daarmede een dienst te bewijzen.
De sociaal-democraten wilden toen het salaris op ƒ12.000.—
gehandhaafd zien, zooals nu blijkt uit politieke overweging,
want nu spreker het voor een nieuwen Burgemeester weer
op 12.000.wil brengen, willen zij het op 10.000.
houden. De heer Sijtsma zegt, dat de vorige titularis dat
salaris voldoende achtte. Daar is niet over gesproken; de
motieven van den heer de Gijselaar laat spreker daardie
zijn bij de toenmalige behandeling niet ter sprake gebracht.
In gemeenten van gelijke grootte als Leiden, zooals Gronin
gen, Arnhem, Nijmegen, is het salaris van den Burgemeester
'12000.voor Haarlem wordt 12.000.— voorgesteld en
in Tilburg bedraagt het 11.000.Spreker sluit zich bij
den heer Wilmer aan, dat het salaris van den Burgemeester
in Leiden 12.000.moet bedragen. De heer van Eck spreekt
over democratischen eenvoud, maar als Burgemeester van
Leiden zou hij, stel dat hij Burgemeester van Leiden was,
meer uitgaven hebben dan nu, als gewoon burger op den
Rijnsburgerweg.
Juist omdat een vooraanstaand persoon uit den aard der
zaak meer uitgaven heeft dan een ander, moet men zorgen,
dat een ieder, ook al heeft hij geen vermogen, in de gelegen
heid is, als hij daar de geschiktheid voor heeft, het ambt van
Burgemeester waar te nemen.
De heer Bergers is het met den heer Wilmer eens, dat
hier niet sprake is van een salarisverhooging, alleen van het
bestendigen van een vroeger vastgesteld salaris. De heer de
Gijselaar heeft uit eigen beweging bevorderd, dat zijn salaris
werd gesteld op 10.000.en daarmede kan men geen reke
ning houden, omdat men wel een Burgemeester zou kunnen
krijgen, die het gratis deed.
De heer Heemskerk heeft enkele jaren geleden tegen het
voorstel tot verlaging van het salaris van den Burgemeester
gestemd, omdat naar zijn meening die zaak afgescheiden
moest worden van den persoon van den Burgemeester, en
naar zijn eerlijke overtuiging een salaris van 12000.voor
den Burgemeester van Leiden absoluut niet te hoog was,
gezien de omstandigheid, dat er zoo'n groot bedrag voor
representatiekosten afging. Spreker neemt thans nog hetzelfde
standpunt in en zal daarom zijn stem aan het voorstel geven,
al moet hij erkennen, dat sedert enkele jaren geleden de
tijden wel eenigszins veranderd zijn, in dien zin, dat men
ten aanzien van den financiëelen toestand van de gemeente