MAANDAG 28 NOVEMBER 1927. 251 trambaan LeidenWassenaar—den Haag, kadastraal bekend Sectie P, Nis 932, 934, 936 en 938, samen groot 1.23.80 fl.A., tegen den prijs van 38.997.in totaal; 2°. van de perceelen grond met de daarop staande tuin derswoning. gelegen ten Noorden van de trambaan Leiden Wassenaarden Haag, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie P, Nis 1207, 1208, 1209, 933 en 935, samen gr >ot 0.43.43 H.A., tegen den prijs van 15.200.50.— in totaal; b. vast te stellen den overgelegden begrootingsstaat, model D, dienst 1927, groot met inbegrip van de kosten van over dracht f 55.970. c. de sub a genoemde perceelen in te brengen in het ge meentelijk Grondbedrijf en over te gaan tot vaststelling van de daarmede verband houdende wijziging van de begrooting van dat bedrijf, dienst 1927. Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling is besloten, wordt eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter stelt vervolgens spoedeischend aan de orde het volgende voorstel: a. te besluiten tot den aankoop 1°. van de perceelen grond, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie P, Nos. 77, 76, 615, 616, 618, 639 en 1042, samen groot 3.04.53 H.A., tegen den prijs van 41.250. in totaal; 2°. van de perceelen grond, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie P, Nis. 75 en 1020, samen groot 4.74.55 H.A., tegen den prijs van 71182.50, in totaal; b. vaet te stellen den overgelegden begrootingsstaat, model 1), dienst 1927, groot met inbegrip van de kosten van over dracht 116.050. c. de sub a genoemde perceelen in te brengen in het ge meentelijk Grondbedrijf en over te gaan tot vaststelling van de daarmede verband houdende wijziging van de begrooting van dit bedrijf, dienst 1927. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot dadelijke behandeling besloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver volgens met 25 tegen 5 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren van Tol, van Stralen, Vallent- goed, Goslinga, Tepe, Reimeringer, Bergers, van der Reijden, van Rosmalen, Wilbrink, Manders, Burgerjon, Schiiller, Kuivenhoven, Huurman, Groeneveld, Baart, van Eek, Meijnen, Mevrouw Braggaar—de Does, de heeren Eikerbout, de Reede, van Es, Bosman en Romijn. Tegen stemmende heeren Sijtsma, Spendel, Wilmer, Heems kerk en Parmentier. (De heer Verweij had de vergadering inmiddels verlaten, terwijl de heer Kooistra deze tijdelijk had verlaten). De Voorzitter geeft thans het woord aan den heer van Es, tot het houden van zijn interpellatie, waartoe de Raad hem in den aanvang der zitting^toestemming heeft verleend. De heer van Es wenscht de volgende vragen tot het Col lege van Burgemeester en Wethouders te richten 1. Is het aan Burgemeester en Wethouders bekend, dat door den Directeur van den Geneeskundigen Dienst op ver schillende bewaarscholen hier ter stede bij kinderen inen tingen verricht zijn tegen diphtherie? 2. Hebben Burgemeester en Wethouders daarvoor aan dien Directeur machtiging verleend? 3. Is tevoren van de ouders dier kinderen schriftelijk toe stemming gevraagd en verkregen? 4. Meenen Burgemeester en Wethouders niet, dat hier het terrein betreden wordt, dat aan de huisartsen toebehoort? 5. Zou het College maatregelen willen nemen om derge lijke handelingen van genoemden Directeur, eventueel van schoolartsen te voorkomen? Het is spreker ter oore gekomen, dat de Directeur van den Geneeskundigen Dienst op 2 bewaarscholen, een openbare en een bijzondere, inentingen tegen diphtherie heeft verricht. Spreker heeft diens instructie en die van de schoolartsen daarop eens nagelezen, maar daarin niets kunnen vinden, dat dit op hun weg lag. Men moet daarmede zeer voor zichtig zijn, vooral nu in den tegenwoordigen tijd men zulke bedroevende resultaten met de inenting tegen pokken heeft gekregen. Voor dergelijke handelingen zou een nadere wijzi ging van de instructie noodzakelijk en gewenscht zijn, want zijn verantwoordelijkheid voor dergelijke inentingen moet ook door het College en den Raad gedekt worden. De instructie's van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst en van de schoolartsen wijzen er op, dat inzonderheid de hygiëne behartigd moet worden en dat maatregelen genomen moeten worden tegen uitbreiding van ziekten, maar dat zij zich van geneeskundige behandeling moeten onthouden. De heer Reimeringer beantwoordt de vragen van den heer van Es. De eerste vraag luidt: Is het aan Burgemeester en Wethouders bekend, dat door den Directeur van den Geneeskundigen Dienstop verschillende bewaarscholen hier ter stede bij kinderen inentingen verricht zijn tegen diphterie? Het antwoord luidt: Het is het College van Burgemeester en Wethouders inder daad bekend, dat de Directeur van den Geneeskundigen Dienst op verschillende bewaarscholen bij kinderen inentingen ver richt tegen diphtherie. Hij werd daartoe gebracht doordat er zich ernstige gevallen van diphtherie op bewaarscholen voordeden. De tweede vraag luidt: Hebben Burgemeester en Wethouders daarvoor aan dien Directeur machtiging verleend? Het antwoord luidt: Tot het verrichten van deze inentingen had de Directeur geen bijzondere machtiging van Burgemeester en Wethouders. In 1925 stelde de Directeur aan het College voor inentingen tegen diphtherie te verrichten, omdat zoowel op de lagere scholen als op de bewaarscholen veel diphtherie voorkwam. Ook de Inspecteur van de volksgezondheid, Dr. Hulshoff Pol, drong hierop aan. De Commissie voor den Geneeskundigen Dienst en de Gezondheidscommissie, op het voorstel gehoord, konden er zich mede vereenigen. Het College heelt daarop in Mei 1925 besloten om, bij wijze van proef, gedurende één jaar, de gelegenheid open te stellen om alle schoolgaande kinderen tegen diphterie in te enten. Toen het proefjaar echter verstreken was heeft de Directeur nagelaten een voorafgaande machtiging aan Burgemeester en Wethouders te vragen om de inentingen voort te zetten. Hierop wordt echter de aandacht van den Directeur gevestigd. De derde vraag luidt: Is tevoren van de ouders dier kinderen schriftelijk toe stemming gevraagd en verkregen? Het antwoord luidt: De ouders der kinderen hebben tevoren schriftelijke machti ging tot de inenting verleend. De vierde vraag luidt: Meenen Burgemeester en Wethouders niet, dat hier het terrein betreden wordt, dat aan de huisartsen toebehoort? Het antwoord luidt: Het initiatief voor deze inentingen is door den Directeur slechts genomen, omdat de meeste huisartsen niet voldoende bekend waren met de techniek van deze enting. Het enten door den Geneeskundigen Dienst moet beschouwd worden als een poging om de enting bij het publiek en huis artsen ingang te doen vinden. De Geneeskundige Dienst heeft dan ook herhaaldelijk aan huisartsen, die met de techniek der inenting niet bekend waren, inlichting eri voorlichting verstrekt, ten einde hen in de gelegenheid te stellen, die voortaan zelf te verrichten. De ouders blijven natuurlijk vrij hun kinderen door den arts hunner keuze te laten inenten. De vijfde vraag luidt: Zou het College maatregelen willen nemen om dergelijke handelingen van genoemden Directeur, eventueel van school artsen te voorkomen? Het antwoord luidt: Het College zal zijne houding ten aanzien van dit vraagstuk nu nader onder de oogen zien. De heer van Es dankt den Wethouder en Burgemeester en Wethouders voor de verstrekte inlichtingen. Spreker meent te kunnen constateeren, dat alle leden van den Raad iets voelen voor het bezwaar, bedoeld in vraag 4, n.l. dat hier het terrein van den huisarts wordt betreden. Spreker meent, dat waar gezegd wordt, dat de Directeur van den Geneeskundigen Dienst deze inentingen zou toepassen om deze ingang te doen vinden bij het publiek en bij ouders van schoolgaande kinderen, men daarmede zeer voorzichtig moet zijn, omdat de Directeur er toch niet is om de ouders in dat opzicht op te voeden. Spreker vestigt verder de aandacht op het feit, dat er schadelijke gevolgen door de inenting tegen pokken zijn ontstaan; ofschoon de autoriteiten ermede bekend waren, is vanaf 1913 getracht dit geheim te houden, maar tevergeefs; de slechte resultaten zijn toch aan het licht gekomen. Men kan zeggen, dat de inënting tegen diphtherie absoluut onge vaarlijk is en dat kan op het oogenblik ook zoo zijn, maar wij weten niet, wat in dit opzicht de toekomst ons zal brengen. Verder wil spreker nog even terugkomen op vraag 3, of van de ouders dier kinderen schriftelijke toestemming is ge vraagd en verkregen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 5