MAANDAG 28 NOVEMBER 1927.
249
van den Inspecteur wijzen Burgemeester en Wethouders den
meest geschikten persoon ter overplaatsing aan; in verband
rnet de vele plaatselijke omstandigheden, die daarbij in aan
merking komen, is het niet wenschelijk, althans niet nood
zakelijk, een oproep te doen; zoowel de Inspecteur als Bur
gemeester en Wethouders zijn op de hoogte van alle bijzondere
omstandigheden betreffende de verschillende scholen en school
hoofden, en waren van meening, dat de heer Uittenbroek,
als hoofd van een school, die eventueel voor opheffing in
aanmerking zou kunnen komen, voor overplaatsing naar de
bestaande vacature in aanmerking kwam.
De heer Verweij zegt, dat er dus wel eenig verband bestaat
tusschen deze overplaatsingen en een eventueele opheffing.
In tegenstelling met punt 12 van de agenda, waarin eveneens
de wet voorziet en dat wel in de Commissie aanhangig is
gemaakt, is daarin over dit punt niet gesproken; het is dus
inconsequent, dat het daar wel is geschied en hier niet.
Spreker ontkent, dat in het Ingekomen Stuk No. 255 wordt
verwezen naar het praeadvies, betrekking hebbend op de aan
vrage voor het stichten van een bijzondere school in het
Morschkwartier, waarin gerept wordt van de opheffing van
een der scholen aan de Paul Krugerstraat. Van een en ander
staat in Ingekomen Stuk No. 255 letterlijk niets.
Spreker zal thans niet verder op de zaak ingaan, maar haar
opnieuw bespreken, wanneer te gelegener tijd de opheffing
van een der scholen aan de Paul Krugerstraat zal aan de
orde komen. Alleen wil spreker nog opmerken, dat het hem
gewenscht voorkomt, dat men zich bij dergelijke overplaat
singen niet beperkt tot het aanwijzen van een bepaald school
hoofd of van bepaalde schoolhoofden, maar dat men ook
de andere hoofden van scholen en het andere in dienst zijnde
onderwijspersoneel in de gelegenheid stelt naar de ontstane
vacatures te solliciteeren.
De heer Meijnen doet den heer Verweij opmerken, dat
voor de methode, welke door Burgemeester en Wethouders
is gekozen bij de voorziening in deze vacatures, ook pleit,
dat men te doen heeft met de keuze van twee hoofden van
scholen, die reeds lang als zoodanig gefungeerd hebben. Inde
overplaatsing van een vroegere 3de klasse school, waaraan die
hoofden nu zijn, naar een vroegere 2de klasse school, waar zij
zullen komen, zit altijd nog een zeker idee van promotie. Bij dat
idee komt ook in aanmerking de kwestie van anciënniteit en
dan heeft men hier te doen met twee hoofden, te wier aanzien
alle aanleiding bestaat hen over te plaatsen naar een school,
welke altijd nog een tikje hooger aangeschreven staat.
De heer Tepe wijst er alsnog op, dat weliswaar geen opzet
telijke oproeping heeft plaats gehad voor deze vacatures, maar
dat het bestaan daarvan bekend was aan alle hoofden van
scholen, die derhalve in de gelegenheid zijn geweest te sollici
teeren. Spreker kan zelfs mededeelen, dat een schoolhoofd,
een ander dan de hoofden, die voor overplaatsing zijn voor
gedragen, heeft gesolliciteerd en dat Burgemeester en Wet
houders hem voor overplaatsing in aanmerking wenschten te
doen komen, maai' dat hij zich ten slotte heeft teruggetrokken.
Daaruit blijkt, dat de hoofden van scholen wel op de hoogte
waren van deze vacatures, hetgeen trouwens vanzelf spreekt,
omdat als in een stad als Leiden eenigen tijd een vacature
aan een school bestaat, dit aan de verschillende hoofden van
scholen bekend is.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
VI. Voorstel tot overplaatsing van Mej. J. J. de Bruin van
de school Haverstraat A naar de opleidingsschool voor
Gymnasium en Hoogere Burgerschool.
(Zie Ing. St. No. 244.)
De heer Kooistra zegt, dat bij de stukken niet ter inzage
heeft gelegen de tot deze overplaatsing vereischte toestemming
van den Minister van Onderwijs, Kunstenen Wetenschappen.
Is het niet gewenscht, die eveneens ter lezing te leggen, zoo
dat de Raadsleden kunnen zien, dat die verleend is?
De heer Tepe zegt, dat die toestemming ontvangen is, doch
niet ter inzage heeft gelegen bij de stukken.
De heer Kooistra wenscht zooveel mogelijk zich op de
hoogte te stellen van alle zaken, die het belang der gemeente
raken, en verzoekt dus ook de toestemming van den Minister
voortaan over te leggen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
voorstel van Rurgemeester en Wethouders besloten.
VII. Praeadvies op het verzoek van Mej. C. Korsse, om
eervol ontslag als lid van het Burgerlijk Armbestuur.
(Zie Ing. St. No. 247.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VIII. Praeadvies op het verzoek van Prof. Mr. A. J. Blok,
om eervol ontslag als Regent van het Geref, Minne- of Arme
Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. No. 248.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IX. Voorstel om Burgemeester en Wethouders te machtigen
de Stadsgehoorzaal tegen verminderd tarief af te staan aan
de Leidsche Pluimvee-Vereeniging.
(Zie Ing. St. No. 245.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
X. Praeadvies op het verzoek van de Leidsche Duinwater-
Maatschappij, om vergunning tot het uitbreiden van hare
werkplaatsen en haar magazijn aan de Haverzaklaan No. 13a.
(Zie Ing. St. No. 252.)
De heer Schüller zal niet tegen dit voorstel stemmen, dat
ten algemeenen nutte strekt, maar Burgemeester en Wet
houders hebben toch aan de Duinwatermaatschappij vergunning
moeten geven om hooger te bouwen dan 15 M. Waarom
hebben zij niet aan den Raad medegedeeld, dat zij die ver
ordening buiten werking hebben gesteld?
De Voorzitter zegt, dat de Duinwater-Maatschappij krach
tens de concessie-voorwaarden vergunning moet vragen voor
eventueele uitbreiding. De quaestie van het verleenen van de
bouwvergunning is dus thans niet aan de orde; de Gemeen
teraad moet alleen toestemming tot uitbreiding geven. De
quaestie van de bouwhoogte komt niet in den Gemeenteraad
de beoordeeling daarvan is aan het College overgelaten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.
XI. Voorstel om te besluiten tot het indienen van bezwa
ren tegen een aanslag in de Forensenbelasting in eene andere
gemeente.
(Zie Ing. St. No. 249.)
De heer Groeneveld zegt uit de stukken te hebben begrepen,
dat Burgemeester en Wethouders een jaar geleden bezwaren
tegen den desbetreflenden aanslag hebben ingediend en dat
die reeds maanden geleden is vernietigd door Gedeputeerden,
liet is toch wel een gekke vertooning, dat nu voorgesteld
wordt in beroep te gaan, terwijl de zaak allang is afgedaan!
De heer Goslinga zegt, dat de heer Groeneveld niet goed
heeft gelezen, want dit betreft den aanslag over 1925/26 door
Valkenburg, welke gemeente door Gedeputeerden in het ongelijk
is gesteld. Valkenburg is echter hardnekkig en heett dien
persoon over 1926/1927 opnieuw aangeslagen. Burgemeester en
Wethouders hebben de stukken van het vorige jaar ter voor
lichting ook ter lezing gelegd, maar deze zaak gaat over het
jaar 1926/1927.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XII. Voorstel
a. tot het verleenen van medewerking aan het bestuur van
de Vereeniging voor Christelijk Onderwijs, tot aanschaf
fing van leermiddelen voor de le klasse der school voor
U. L. O., aan het Nooi deinde No. 40;
b. tot beschikbaarstelling van de voor de aanschaffing dei-
sub a bedoelde leermiddelen benoodigde gelden.
(Zie Ing. St. No. 256.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XIII. Praeadvies op het verzoek van de Buurtcommissie
»Centrumbelang", in zake den aanleg van een tegeltrottoir