248
MAANDAG 28 NOVEMBER 1927.
'4°. Verzoek van den Bond tegen het schenden door het
vloeken van Gods heiligen naam, om een regeling te treffen,
waarbij het vloeken in het openbaar wordt verboden.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
het verzoek in de Leeskamer ter visie te leggen.
5°. Adres van de Leidsche Koetsiersvereeniging »Verbetering
zij ons Streven", in zake de verwijdering van den luifel op
den Ouden Rijn aan het voormalige Broodhuis.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
het adres te stellen in handen van Burgemeester en Wet
houders tei afdoening.
6° Verzoek van den heer van Es om eenige vragen te
mogen stellen in zake de inenting tegen diphterie op ver
schillende bewaarscholen.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
de gevraagde toestemming te verleenen en de interpellatie te
doen houden na afloop van de gedrukte agenda.
7°. Verzoek van G. N. Holm, om het besluit tot onbewoon
baarverklaring van een 4-tal huisjes in de Elisabethspoort in
te trekken, subsidiair hem een vergoeding toe te kennen
wegens derving van huur.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
8°. Voorstel van de heeren Huurman, Wilmer, Meijnen en
Bosman, om de jaarwedde van den Burgemeester te brengen
op 12.000.—
Dit voorstel luidt als volgt:
Leiden, 26 November 1927.
Ondergeteekenden stellen voor Gedeputeerde Staten te ver
zoeken de jaarwedde van den Burgemeester met ingang van
1 Januari 1928 te verhoogen met ƒ2000.en derhalve te
bepalen op ƒ12.000.
B. J. Huurman Üz.
Th. B. J. Wilmer.
J. B. Meijnen.
A. G. Bosman.
Toelichting.
Ondergeteekenden zijn van oordeel, dat de jaarwedde van
den Burgemeester, die overeenkomstig den wensch van den
vorigen titularis en ingevolge het bij raadsbesluit van 16
October 1922 gedane verzoek door Gedeputeerde Staten onder
Koninklijke goedkeuring met ingang van 1 Januari 1923 met
ƒ2000.— werd verlaagd en mitsdien gebracht op ƒ10.000.—
thans weder behoort te worden bepaald op het vroegere bedrag,
zijnde 12.000.'sjaars.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
het voorstel te behandelen na afloop van de gedrukte agenda.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat het Gerechtshof te 's Gravenhage heeft bevestigd het
vonnis van de Rechtbank aldaar, waarbij J. Tacoma werd
veroordeeld tot vergoeding van de schade, veroorzaakt door
het breken van een der glasplaten in de door hem geleverde
vitrines in het Museum »de lakenhal".
Aan de orde is alsnu
I. Benoeming van een Directeur der Gemeentewerken.
(Zie Ing. St. No. 250.)
De Voorzitter verzoekt de heeren Bergers, van Es, Vallent-
goed en Kuivenhoven het stembureau te vormen.
De heer Huurman wenscht bij dit punt van de agenda
enkele vragen te stellen van persoonlijken aard en verzoekt
derhalve de deuren te doen sluiten.
De Voorzitter doet thans de deuren sluiten.
Na heropening van de openbare vergadering wordt de be
handeling van punt 1 voortgezet.
Wordt benoemd de heer A. M. de Blauw met algemeene
(32) stemmen.
De Voorzitter wenscht den Raad geluk met de in dezen
genomen beslissing.
II. Benoeming :van. een Jid der Plaatselijke Schoolcommissie
(Zie Ing. St. No. 243.)
Wordt benoemd de heer A. B. Mulder met algemeene (32)
stemmen.
III. Benoeming van een lid van het College van Vrouwen-
Kraammoeders.
(Zie Ing. St. No. 251.)
Wordt benoemd Mevrouw M. A. Kokvan Bladeren met
31 stemmen.
(Een der leden nam aan deze stemming geen deel.)
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
IV. Voorstel in zake de bestemming en aanduiding van de
nieuwe school aan de Driftstraat tot opleidingsschool voor
uitgebreid lager onderwijs, toegankelijk voor jongens en meisjes.
(Zie Ing. St. No. 254).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
V. Voorstel tot overplaatsing:
a. van het hoofd der school Paul Krugerstraat B naar de
opleidingsschool voor U. L. O. aan den Maresingel A
b. van het hoofd der school Medusastraat B naar de Op
leidingsschool voor (J. L. O. aan de Driftstraat.
(Zie Ing. St. No. 255.)
De heer Verweij zegt, dat het hem is opgevallen, dat dit
voorstel betreffende de overplaatsing van schoolhoofden in
de Onderwijscommissie niet aanhangig is geweest. Hij kan
zich voorstellen, dat niet alle onderwijsaangelegenheden tevoren
aan het oordeel van deze Commissie worden onderworpen,
omdat het voor verschillende niet noodig is, maar deze over
plaatsing, welke van groot belang is, had z.i. tevoren in die
Commissie wèl besproken moeten worden. Was dit gebeurd,
dan had hij zijn opmerkingen in de Commissie gemaakt en
was hij daar waarschijnlijk ingelicht. Dit voorstel houdt, naar
spreker meent, de kiem in zich voor de opheffing van een
der scholen aan de Paul Krugerstraat. Ais dit zoo is, heeft
spreker ernstige bedenking tegen dit voorstel en zal hij
wellicht zijn stem daartegen moeten uitbrengen.
Spreker zou willen vragen, waarom deze zaak niet vooraf
met de Onderwijscommissie is besproken.
In de tweede plaats wenscht spreker te vernemen, hoe een
vrij omvangrijke overplaatsing als deze in de practijk in
haar werk gaat en of ook andere schoolhoofden de gelegen
heid krijgen om te solliciteeren naar zulk een opengevallen
plaats. Maken Burgemeester en Wethouders dat uit, of beslist
de Inspecteur van het onderwijs in deze?
Spreker zou dus graag een antwoord van den Wethouder
op deze vragen willen hebben.
De heer Tepe zegt, dat het College van meening is, dat
de benoemingen van onderwijzers of hoofden van scholen,
welke volgens artikel 36 der Lageronderwijs-wet moeten
plaats hebben, ook inderdaad volgens dit wetsartikel moeten
geschieden. Waar in dat artikel duidelijk is omschreven aan
wien de bevoegdheid tot het doen van dergelijke benoemingen
is toegekend, is het naar het oordeel van het College niet
noodzakelijk de Onderwijscommissie daarover te hooren.
Wat betreft de tweede vraag van den heer Verwey, of het
voorstel om den neer Uittenbroek te verplaatsen van de school
in de Paul Krugerstraat naar de school aan den Maresingel,
inhoudt een aanwijzing in de richting, dat de betreffende
school in de Paul Krugerstraat zal worden opgeheven, zegt
spreker, dat in Ingekomen Stuk No. 255 wordt verwezen
naar het stuk, dat in de voorlaatste vergadering aan den
Raad is voorgelegd, ter gelegenheid van de aanvrage van een
school in het Morschkwartier.
In dit stuk is gewezen op de mogelijkheid, maar ook niet
meer, dat te eeniger tijd voorgesteld zal worden een van de
beide scholen aan de Paul Krugerstraat op te heffen. Maar
in deze overplaatsing ligt geenszins een bepaalde aanwijzing
in die richting. Burgemeester en Wethouders echter voor
zien, in verband met een eventueel voorstel tot opheffing, de
mogelijkheid, dat het hoofd van die school allereerst voor
overplaatsing in aanmerking komt. Bovendien is deze zaak
nog niet rijp voor het indienen van een voorstel. Deze over
plaatsing op zichzelf kan hoegenaamd geen invloed hebben
op de opheffing van een van beide scholen.
Van sollicitatie is hier geen sprake geweest; dat gebeurt
nooit bij dergelijke vacatures. Aan de hand van het advies