MAANDAG 17 OCTOBER 1927.
233
te baggeren verworpen is; de gelden voor een uitdieping tot
2.80 M. zijn toegestaan. De heer Wilbrink trapt dus nu een
open deur in. Hoewel spreker ook van meening is, dat de
voorgestelde diepte schadelijk voor de Rijnkade wordt, is het
voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen.
De Voorzitter zal althans aan den heer Splinter mede-
deelen, dat de heer Wilbrink zich nog altijd niet met dat
voorstel kan vereenigen.
De heer Groeneveld wenscht in de eerste plaats een
opmerking te maken over de rondvraag zelve. In een vorige
Raadsvergadering heeft de Voorzitter gezegd, dat -hij niet
kon toestaan, dat bij de rondvraag werd gediscussieerd, en
toen is zelfs op zijn voorstel aan een lid van de sociaal
democratische fractie het woord niet verleend.. De sociaal
democraten vinden dat onhebbelijk, maar het wordt nog
onhebbelijker, als de leider van de vergadering verschil maakt,
want thans heeft hij over het uitdiepen van den Nieuwen
Rijn ook het woord laten voeren door anderen dan dengene,
die bij de rondvraag daaromtrent een opmerking heeft
gemaakt.
De Voorzitter noemt hetgeen de heer Groeneveld doet,
het zoeken van spijkers op laag water. Het is volstrekt niet
zijn bedoeling het eene Baadslid anders te behandelen dan
het andere, maar. waar het bij afwezigheid van den Wet
houder van Fabricage voor het College niet zoo gemakkelijk
was om de door den heer Wilbrink gestelde vraag te beant
woorden en de heer Huurman zeide van de zaak op de hoogte
te zijn, achtte spreker het in het belang van de zaak wen-
schelijk den heer Huurman in de gelegenheid te stellen de
gestelde vraag te beantwoorden. Van een discussie, zooals die
zich de vorige maal dreigde te'ontspinnen, waarbij men op
de zaak zelve inging en die veel langer zou duren dan het
beantwoorden van een vraag, is hier echter geen sprake en
die zou spreker ook in dit geval zeker niet hebben toegelaten.
De heer Groeneveld zegt, dat de Voorzitter zooeven zeide:
»het woord is aan mij", terwijl spreker het woord had ge
kregen en nog niet was uitgesproken.
De Voorzitter zegt in de meening te hebben verkeerd,
dat de heer Groeneveld was uitgesproken, en verzoekt dezen
hierop niet verder in te gaan.
De heer Groeneveld wil dan alleen nog de hoop uitspreken,
dat de Voorzitter voortaan, als een lid van de sociaal-demo
cratische fractie het woord vraagt, hem dat ook zal verleenen.
De Voorzitter kan onmogelijk vooruit weten wat zal worden
gezegd.
Eenigen tijd geleden heeft de Raad besloten om de Jan-
vossensteeg te verbeteren en toen heeft spreker er op aan
gedrongen, dat die zaak in orde zou komen, voordat het
natte jaargetijde intrad. De Voorzitter heeft toen gezegd, dat
dat zou gebeuren, maar thans is met dat werk nog geen
aanvang gemaakt, ofschoon het al bijna November is. Spreker
dringt nogmaals op spoed aan.
De Voorzitter antwoordt de opmerking van den heer
Groeneveld aan den betrokken Wethouder te zullen over
brengen.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Buiten de agenda om werd nog behandeld een voorstel
van den heer van Stralen om eenige gemeentelokalen aan te
wijzen als ontspanningslokaal voor werkloozen gedurende de
wintermaanden (blz. 230).
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.