MAANDAG 17 OCTOBER 1927. 231 en geeft, aangezien het voorstel voldoende wordt ondersteund, het woord aan den heer van Stralen tot toelichting daarvan. De heer van Stralen zegt met verwondering op de agenda voor deze Raadsvergadering te hebben gemist een voorstel van Burgemeester en Wethouders om wederom een gemeente lokaal beschikbaar te stellen voor ontspanning van werkloo- zen, vooral omdat hij in de meening verkeerde bij de behan deling van het voorstel om Gravenstein aan het Instituut Kern te verhuren van den Voorzitter de toezegging te hebben ontvangen, dat bet College weder een dergelijk voorstel aan den Raad zou indienen. Do Voorzitter noemde bij die gelegen heid zelfs enkele lokalen, die in aanmerking kwamen om als ontspanningsgelegenheid te dienen. Spreker heeft intusschen begrepen, dat ditmaal een dergelijk voorstel niet zou zijn te verwachten, en heeft er toen zelf een ingediend. Het ware wenschelijk geweest, dat Burgemeester en Wethouders tevoren aan den Raad kennis hadden gegeven van de motieven, waarom zij het indienen van een dergelijk voorstel nalieten, te meer waar het bier is een terugkomen op een toestand, die eenige jaren lang heeft bestaan. Het vorige jaar zijn Burgemeester en Wethouders uit zich zelf met een dergelijk voorstel gekomendat zij dit nu nalaten wijst op een verandering in de opvattingen van het College. Dit kan zijn, omdat er andere personen zijn gekomen, maar spreker heeft tot beden aan niets anders bemerkt, dat Bur gemeester en Wethouders zoo duidelijk het beleid van een voorgaanden Wethouder afkeurden. De heer Sanders, die toch waarlijk niet van sprekers richting is, heeft n.l. verleden jaar namens het College het beschikbaar stellen van een ontspan ningslokaal voorgesteld. In het praeadvies omtrent de gratis cokesverstrekking staat toch te lezen, dat de omvang der werkloosheid niet is veranderddat is dus geen bezwaar tegen iets, dat verleden jaar zonder verzet is geschied. In het verslag van den Dienst voor Sociale Zaken staat ook, dat er een vrij druk gebruik van gemaakt is. Spreker is dus verwonderd over de veranderde houding van het College. Spreker acht het nog van belang om gedurende de wintermaanden een lokaal van gemeentewege voor de werklooze arbeiders beschikbaar te stellen, waar zij zich kun nen verpoozen. Het is niet te verwachten, dat zij den geheelen dag in huis zullen zitten; op straat gaat ook moeilijk; het is dus van belanr, dat een geschikte en behoorlijk verwarmde lokaliteit beschikbaar wordt gesteld met de noodige ontspan ningsmiddelen. Spreker vraagt dus, welke motieven aanleiding zijn geweest voor het College om een andere houding aan te nemen dan tot dusverre. De Voorzitter zegt, dat het een misverstand is te meenen, dat bij het verhuren van de lokaliteit aan het instituut Kern door hem is toegezegd, dat voor de werkloozen een ander lokaal beschikbaar zou worden gesteld. Spreker heeft bedoeld te zeggen: wanneer besloten wordt tot verhuring van de lokaliteit aan het Instituut Kern, dan behoeft dat geen bezwaar te zijn, want dan kan er eventueel voor de werkloozen een ander lokaal beschikbaar worden gesteld. Spreker heeft toen o. a. genoemd de school aan de van der Werffstraat, maar een bepaalde toezegging heeft hij heelemaal niet gedaan. De heer Goslinga zegt, dat het de bedoeling van Burge meester en Wethouders was om in deze vergadering, vóór de behandeling van de gedrukte agenda, aan den Raad mede te deelen, dat het niet in hun voornemen lag om dit jaar wederom voor te stellen een ontspanningslokaal voor werk loozen beschikbaar te stellen. Het College heeft evenwel besloten het voorstel-van Stralen, dat hedenmorgen binnen kwam, aan de agenda toe te voegen en de motieven van het College aan den Raad mede te deelen. Wat de Voorzitter over die lokaliteiten heeft gezegd is juist. Mocht de Raad besluiten opnieuw een ontspanningsgelegen heid in te richten, dan is daarvoor wel een lokaliteit te vinden, zoodat het verhuren van Gravenstein aan het Instituut Kern op deze zaak op geenerlei wijze heeft geprejudicieerd. De heer van Stralen heeft gevraagd of de gedragslijn, die het College thans volgt, niet is een désaveu van het beleid van den heer Sanders, die jaren achtereen een voorstel tot het beschikbaarstellen van een ontspanningslokaliteit voor de werkloozen, welke wel eens de „werkloozensociëteit" is genoemd, heeft verdedigd. Spreker kan mededeelen van den heer Sanders persoonlijk te hebben vernomen, dat deze met klim- menden tegenzin telkens dat voorstel heeft gedaan en hij, als hij Wethouder was gebleven, ditmaal zeer beslist een dergelijk voorstel niet zou hebben verdedigd en wel om de volgende reden. De heer van Stralen heeft terecht gezegd, dat er te Leiden een vrij groote mate van werkloosheid heerscht, en het is ook waar, dat die werkloosheid zich vooral en vrij snel in toenemende mate openbaart onder de geschoolde arbeiders, maar het is evenzeer juist, dat die geschoolde arbeiders zich in het ontspanningslokaal nooit laten zien, omdat zij öf naar het gebouw van den R. K. Volksbond op de Steenschuur gaan öf, als zij modern georganiseerd zijn, naar bet paleis op de Heerengracht, het Volksgebouw. Van de zijde van de Christelijke vakorganisaties is spreker medegedeeld, dat zij geen behoefte hebben aan een dergelijke ontspanningslokaliteit. Het is een feit, dat het ontspanningslokaal in hoofdzaak werd bezocht door werklooze transportarbeiders en door jonge werklooze arbeiders, die weinig of geen emplooi hebben en die daar den geheelen dag met elkander zaten te kaarten en te praten. Dat is een categorie van menschen, die er juist niet moest komen. Die losse transportarbeiders moeten werk zoe ken en nu is er voor hen wel niet altijd in voldoende mate werk aanwezig, maar juist dat zich ophouden in het ontspan ningslokaal ontneemt dien menschen den prikkel om te trachten werk te vinden. Er is altijd een categorie van een paar honderd losse arbeiders geweest, die het geheele jaar werk vonden aan de haven, aan de spoor, ja overal, waar iets te vangen en te grijpen was, en nu is het in strijd met het algemeen belang om dien menschen als het ware een uit- noodiging te zenden om te gaan vertoeven in een van ge meentewege ingericht ontspanningslokaal, met het gevolg, dat spreker zooeven schetste. Spreker is gerapporteerd, dat er menschen waren, die zich den geheelen winter, behoudens dan dat zij gingen stempelen, eiken dag 's morgens van 9 tot 12 en 's middags van 2 tot 5 uur in het lokaal ophiel den en niet naar werk uitzagen. Waar dus van de ontspanningsgelegcnheid in hoofdzaak werd gebruik gemaakt door werkloozen, voor wie zij geen waarde bezat en op wie zij een minder goeden invloed had, achtten Burgemeester en Wethouders den tijd gekomen om met het inrichten van zulk een gelegenheid te breken. Vinden de vakorganisaties het van groot belang om er dergelijke lokaliteiten op na te houden, dan is er geen bezwaar tegen terug te keeren tot den toestand van de jaren 1917—1919, toen van particuliere zijde zulke lokaliteiten werden geopend en beschikbaar gesteld. Waar er geen enkel algemeen belang bij betrokken is, en het zelfs ingaat tegen het algemeen belang, dat zooveel mogelijk door de werkloozen naar werkgelegenheid gezocht wordt en omdat het inrichten van die werkloozensociëteit een prikkel in tegengestelden zin is, hebben Burgemeester en Wethouders besloten dit jaar geen voorstel in dien zin te doen. Een vergelijking met de heerensociëteit gaat niet op, omdat dat niet ten koste van de gemeente gaat. Dit is ook geen désavoueeren van den arbeid van het vorige College. Bovendien, al zou dat zoo zijn, een Wethouder is toch niet gebonden aan het beleid van een vorigen Wethouder; dat zou de heer van Stralen als hij Wethouder werd ook niet willen en een recht opeischen, dat men aan andeien niet geeft, is revolutionair, reactionair en niet democratisch. Ook kost dit lokaal de gemeente per winter 700. De heer Wilmer kan niet inzien, dat het inrichten van een lokaal voor werkloozen het werk zoeken zou belemmeren. Wanneer de menschen van een dergelijke mentaliteit zijn en geen werk willen zoeken, doen zij het ook niet, als er niet zulk een lokaal bestaat. Wel meent spreker, dat het inrichten van een dergelijk lokaal gerust aan de organisaties kan worden overgelaten; die hebben ruimte genoeg daarvoor; dat behoeft niet door de gemeente te geschieden. De werkloosheid is geen voorbijgaand verschijnsel, maar permanent, zal helaas nog vele jaren duren. Dit terrein is zeer geschikt voor par ticulieren en voor de organisaties, en spreker kan zijn stem dan ook niet aan het voorstel van den heer van Stralen geven. De heer van Stralen vreest, dat er weer een voorstel tot het instellen van een Raadscommissie zal komen om uit te maken wie in dezen reactionair is, de Wethouder of hij. Deze verwijt spreker, dat hij reactionair zou zijn; spreker bespeurt daaren tegen reactie bij den Wethouder, die deze zaak ongedaan wil maken. Aan den Voorzitter, die heeft ontkend indertijd eenige toe zegging te hebben gedaan, doet spreker opmerken, dat hij alleen heeft gezegd destijds den indruk te hebben gekregen uit hetgeen de Voorzitter zeide, dat waarschijnlijk de zaak ook dit jaar weder voor elkander zou komen. In het verslag van de vergadering van 29 Augustus leest men: »De Voorzitter antwoordt, dat de kwestie door den heer van Stralen aangeroerd, in September of October zal worden beslist en Burgemeester en Wethouders voor een ontspannings gelegenheid ten behoeve van de werkloozen in aanmerking willen doen komen lokalen in het gebouw »Pax Dei" in de Pieterskerkstraat of de ontruimde lokalen in de school aan de van der Werffstraat." Dit is inderdaad geen pertinente toezegging, want er staat, dat de zaak in September of October zal worden beslist, maar dat gebeurde elk jaar in dien tijd en spreker kon dan ook

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 17