171
Al deze stukken hebben wij in de Leeskamer voor U ter
inzage gelegd.
Na ampele overweging kwamen wij tot de conclusie,
dat, welke waarde aan de verschillende beweringen moge
worden toegekend, er voor een nader onderzoek vanwege
ons College geen aanleiding bestond. Herhaaldelijk toch
laatstelijk nog bij Kon. Besluit van 2 September 1927 No. 33
is door de Kroon de wet aldus geinterpreteerd, dat aan den
eisch van art. 73, le lid sub a wordt voldaan, indien door
het schoolbestuur op den datum van indiening van de aanvrage
redelijkerwijze kon worden aangenomen, dat de op de over
gelegde lijsten voorkomende kinderen, althans tenminste 80
daarvan, de school zouden bezoeken. Naar onze meening
kon het schoolbestuur op den datum van indiening van de
aanvrage redelijkerwijze aannemen, dat in ieder geval meer
dan 80 der op de lijsten voorkomende kinderen de school
zouden bezoeken. Hieraan doet naar de vaststaande juris
prudentie niet af, dat de ouders van een aantal op de
lijsten voorkomende kinderen achteraf hebben verklaard,
hunne handteekening terug te nemen. Evenmin kan hierop
van invloed zijn, dat de lijsten ten aanzien van 5 kinderen
niet door den vader zelf zouden zijn geteekend en dat op
de lijsten 20 kinderen voorkomen, die de door hen bezochte
gelijksoortige bijzondere school zouden verlaten, aangezien,
indien die kinderen niet worden medegeteld, er toch nog
belangrijk meer dan 80 geldige namen van kinderen over
blijven.
O.i. zal derhalve aan het bestuur medewerking moeten
worden verleend tot de vestiging van een bijzondere school
in het Morschkwartier.
Die medewerking kan op grond van de wet op tweeërlei
wijze worden verleend en wel in de eerste plaats door het
verleenen van de benoodigde gelden voor de stichting van
een nieuw schoolgebouw (art. 72, 1« lid) en in de tweede
plaats door het beschikbaar stellen van een bestaand school
gebouw (art. 77, 2» lid). Het behoeft geen betoog, dat, indien
medewerking kan worden verleend in den vorm van het
beschikbaar stellen van een bestaand gebouw, die vorm van
medewerking uit financieel oogpunt het meest verkieselijk is.
Nu zal H bij raadpleging van de mede ter inzage gelegde
gegevens blijken, dat verschillende openbare lagere scholen
bepaald slecht bezocht zijn en dat, afgescheiden van de plan
nen van het schoolbestuur, wier verwezenlijking ongetwijfeld
het aantal leerlingen van verschillende openbare scholen
nog zal doen verminderen, de tegenwoordige toestand niet
onveranderd kan worden bestendigd. Het aantal boventallige
onderwijzers aan de openbare scholen, en daardoor indirect
ook het aantal boventallige leerkrachten aan de bijzondere
scholen, neemt onrustbarend toe en zal, wordt niet inge
grepen, mede door het minder gunstige subsidiestelsel van
de wet van 30 Juni 1924 S. 319 tot wijziging der Lager
Onderwijs-wet 1920, ongetwijfeld nog belangrijk stijgen.
Thans reeds is door ons op de ontwerp-begrooting voor 1928
een bedrag van 98.899.geraamd wegens salarissen van
boventallige openbare onderwijzers, en een bedrag van
50.000.voor boventallige bijzondere onderwijzers, der
halve in totaal 148.899.Keeds eenigen tijd wordt dan
ook door ons College overwogen, welke maatregelen zullen
moeten worden genomen, om tot beperking van deze uit
gaven te geraken.
Dat daarbij opheffing van één of meer openbare scholen
niet kan worden voorkomen, staat intusschen voor ons wel
vast. Al kan thans nog niet met volkomen zekerheid worden
gezegd, welke school (scholen) zal (zullen) moeten worden
opgeheven, toch achten wij het niet onwaarschijnlijk, dat
één der in het gebouw aan de Paul Krugerstraat gevestigde
openbare scholen voor opheffing in aanmerking zal komen.
Mocht tot opheffing van één dier scholen worden overgegaan,
dan zou de in het Morschkwartier op te richten bijzondere
school in de alsdan vrijkomende lokalen van dat gebouw
kunnen worden ondergebracht, waardoor de kosten van de
stichting van een gebouw voor de nieuwe bijzondere school
kunnen worden bespaard.
Met deze mogelijkheid zal o. i. bij het verleenen van de
door het schoolbestuur gevraagde medewerking rekening
moeten worden gehouden. Gaarne zeggen wij toe, dat onzer
zijds al het mogelijke zal worden gedaan om in deze spoedig
zekerheid te verkrijgen.
Resumeerende geven wij U thans overeenkomstig het
advies van de commissie voor het onderwijs in overweging:
a. te besluiten, medewerking te verleenen aan het bestuur
der Yereeniging voor Christelijk onderwijs alhier, tot de
vestiging van een bijzondere school voor lager onderwijs in
het Morschkwartier, hetzij door het toestaan van de benoo
digde gelden voor de stichting van een nieuw schoolgebouw,
hetzij door beschikbaarstelling van een gedeelte van een
bestaand gemeentelijk schoolgebouw.
b. het tot Uwe Vergadering door het bestuur van de af dee
ling Leiden van Volksonderwijs gerichte adres als afgedaan
te beschouwen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.