170 N°. 232. Leiden, 10 October 1927. Bij raadsbesluit van 29 Maart 1920 (Ingek. Stukken No. 100) werd laatstelijk bet winkelhuis aan den Nieuwen Bijn No. 21 voor 750.per jaar verhuurd aan de firma J. J. van der Pas te 's-Hertogenbosch. In verband met de omstandigheid, dat deze firma in staat van faillissement werd verklaard, zegde de curator de huur van het perceel tegen 1 November 1927 op. Voor de huur van het pand hebben zich o.a. als gegadigden aangemeld de heeren J. Pieëte en P. Karreman, beiden wonende alhier, die voornemens zijn daarin een handel in radio-artikelen te vestigen. Zij zijn bereid eveneens een huurprijs van 750.per jaar te betalen, waarmede o. i genoegen kan worden genomen. Voorts gaan adressanten accoord met de aan de verhuring te verbinden voorwaarden. Zooals gewoonlijk is hieronder opgenomen het recht van de gemeente om de huur tusschentijds met een termijn van drie maanden op te zeggen. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in over weging het perceel Nieuwe Bijn No. 21 tot en met 30 April 1929, ingaande op een nader door ons College te bepalen datum, tegen een huurprijs van 750.per jaar, te ver huren aan J. Pieëte en F. Karreman, beiden wonende te Leiden, met bepaling, dat de huur verder geacht wordt telkens voor den tijd van één jaar, tegen denzelfden huur prijs en onder dezelfde voorwaarden te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden voor het eindigen van den huurtermijn schriftelijk door een der partijen is opgezegd, zullende de huur in elk geval eindigen op 1 Mei 1939 zonder dat eenige opzegging daartoe wordt vereiseht, en verder onder de in de Leeskamer ter inzage liggende voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 233. Leiden, 10 October 1927. Bij raadsbesluit van 21 November 1918 (Ingek. Stukken no. 294) werd de overeenkomst met de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij inzake de Zijlpoortsbrug in dier voege gewijzigd, dat aan de gemeente tot 1 Augustus 1928 uitstel werd verleend van hare verplichting tot het maken, onderhouden en bedienen van een beweegbaar gedeelte van ten minste 8 M. wijdte in genoemde brug. Daartegenover verbond de gemeente zich aan de H. E. S. M. tot den dag, waarop de nieuw te bouwen brug voor het scheepvaartverkeer zou zijn opengesteld, eene vergoeding ad. ƒ900.per jaar te betalen, zijnde 41/2 van het door genoemde maatschappij in 1913 reeds voor de verbouwing gestorte bedrag van 20000. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat het vooralsnog niet gewenscht is tot den bouw van eene nieuwe 8 M. wijde brug over te gaan. Vooreerst is de oogen- blikkelijke behoefte daaraan niet overwegend groot, en zou het doen van de daarmee gepaard gaande zeer hooge uit gaven thans niet gerechtvaardigd zijn. De in 1918 gemaakte eikenhouten ophaalbrug is solide geconstrueerd en zal nog tal van jaren dienst kunnen doen. Bovendien is het, zooals in de stukken nader te lezen is, om verschillende redenen ook niet mogelijk thans een definitief plan voor een brug te ontwerpen, die in een verre toekomst aan de eischen van het verkeer zal voldoen. Wij zijn dan ook van meening, dat het maken van een nieuwe brug voorloopig moet blijven rusten. In verband hiermede hebben wij ons gewend tot de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij met verzoek andermaal voor een tijdvak van 10 jaren, dus tot 1 Augustus 1938, uitstel van het maken van een nieuwe brug te verleenen. De H. E. S. M. heeft verklaard tegen een verlenging van de bestaande overeenkomst behoudens goedkeuring van den minister van Waterstaat geen bezwaar te hebben. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons College te machtigen met de Hollandsche Electrische Spoor weg-Maatschappij te Utrecht een overeenkomst te sluiten, waarbij tot 1 Augustus 1938 wordt verlengd de met die Maatschappij in 1919 aangegane overeenkomst, krachtens welke aan de gemeente tot 1 Augustus 1928 uitstel werd verleend van hare verplichting tot het maken, onderhouden en bedienen van een beweegbaar gedeelte van ten minste 8 M. wijdte in de Zijlpoortsbrug, onder voorwaarde, dat de gemeente Leiden jaarlijks aan de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij een vergoeding van 900.zal betalen tot den dag, waarop de nieuw te bouwen beweegbare brug van 8 M. wijdte voor het scheepvaartverkeer zal zijn opengesteld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 234. Leiden, 10 October 1927. Gelijk U bekend is, zijn reeds sinds geruimen tijd plannen bij ons College in overweging, om zoodra zulks mogelijk zou zijn het brandspuithuis op de St. Jacobsgracht buiten gebruik te stellen en af te breken. O. m. werd hierover in Uwe Vergadering van 9 December 1925, naar aanleiding van een door den heer Schiiller ingediend, doch later weder ingetrokken voorstel, van gedachten gewisseld, waarbij dezer zijds het standpunt werd ingenomen, dat geleidelijk getracht moest worden elders de vereischte ruimte te vinden, ten einde vervolgens tot opruiming van het brandspuithuis over te kunnen gaan. Deze afbraak toch op zichzelf komt ons zeer gewenscht voor: het gebouw neemt van de St. Jacobs gracht, breed ter plaatse 11.25 M., niet minder dan een breedte van 7 M. in beslag, zoodat slechts een breedte van 4.25 M. voor het verkeer overblijft; bovendien steekt het over een breedte van 3 M. uit in de Hoefstraat, welke recht op de St. Jacobsgracht staat en slechts 5.50 M. breed is. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van meening, dat noch een verkeersverbod, noch een gedeeltelijke afbraak hier uitkomst kan brengen, doch dat naar algeheele buiten gebruik stelling en opruiming, waarop ook in een inmiddels tot Uwe Vergadering gericht verzoek van eenige bewoners van de St. Jacobsgracht en omgeving wordt aangedrongen, moet worden gestreefd. Dit is thans gaandeweg mogelijk geworden. Immers ter wijl reeds eerder ten gevolge van de aanschaffing van een motorspuit de beide stoomspuiten, die in het brandspuithuis op de St. Jacobsgracht waren geborgen, konden worden opgeruimd, is thans ook een oplossing gevonden, ten einde door aanbouw op de open plaats der hoofdpost op eenvoudige wijze te voorzien in de ruimte, noodig voor het verrichten van de smidswerkzaamheden, die tot dusver in het af te breken brandspuithuis werden verricht. De kosten van dezen aanbouw, voor de bijzonderheden waarvan wij overigens naar de ter visie gelegde teekening en stukken verwijzen, zullen 150Ó.bedragen. Voorts zal voor het egaliseeren, verharden en bestraten van het terrein, dat door de afbraak van het brandspuithuis vrijkomt, nog een bedrag van 800. te besteden zijn. In overeenstemming met de Commissie van Fabricage geven wij U alsnu in overweging: a. door vaststelling van de hierbij overgelegden begroo- tingsstaat model D een bedrag van ƒ2300.te onzer be schikking te stellen, voor het afbreken van het brandspuit huis aan de St. Jacobsgracht, het egaliseeren, verharden, bestraten enz. van het vrijkomend terrein en het in ver band met den afbraak van het brandspuithuis maken van een kleine smederij op de open plaats der hoofdpost van de brandweer aan de Garenmarkt. Op den post voor „Onvoor ziene Uitgaven", waarvan het bedrag ad 2300.moet worden afgeschreven, is nog ƒ30.108.66 beschikbaar; b. het adres van een aantal bewoners van de St. Jacobs gracht en omgeving dd. 18 Augustus 1926 ter zake als afgedaan te beschouwen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 235. Leiden, 10 October 1927. In Uwe Vergadering van 25 Juli 1927 werd om praeadvies in onze handen gesteld een adres van het bestuur der Ver- eeniging voor Christelijk onderwijs, inhoudende het verzoek gelden beschikbaar te stellen voor de stichting van eene bijzondere school in het Morschkwartier. Bij de door de wet vereischte, door het bestuur overge legde stukken bevinden zich zes lijsten, bevattende hand- teekeningen van ouders, die, door het stellen van hunne handteekening op die lijsten, verklaren bereid te zijn hunne kinderen (in totaal 121) de te stichten school te doen be zoeken. Na de indiening van de aanvrage door het bestuur op 19 Juli 1927, werden door het Comité van Actie voor de openbare school alhier, alsmede door het bestuur der afdeeling Leiden van Volksonderwijs, schriftelijke verklaringen inge diend, waarbij een aantal ouders hunne handteekeningen, ge plaatst op de lijsten van het schoolbestuur, terugnemen. Wij vestigen er Uwe aandacht op, dat, blijkbaar door een misver stand, vele van de door het Comité van Actie voor de openbare school ingezonden eerklaringen afkomstig zijn van ouders, wier handteekeningen niet op de lijsten van het schoolbestuur voorkomen. Op de inzending van die verklaringen volgde de indiening van rapporten, betreffende een vanwege Volksonderwijs en een door het schoolbestuur nader ingesteld onderzoek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 2