MAANDAG 26 SEPTEMBER 4927. 203 XIV. Praeadvies op de verzoeken van de afd. Leiden van den Ned. R. Kath. Volksbond en den Leidschen Bestuurders- bond, in zake verhooging van den prijs van gascokes door de Stedelijke Lichtfabrieken. (Zie Ing. St. No. 226.) De Voorzitter stelt hierbij tevens aan de orde de motie van den heer van Stralen, luidende: »De Raad, van oordeel dat het wenschelijk is om bij de productie van gascokes meer rekening te houden met de belangen van het minder koopkrachtige deel der burgerij, acht het gewenscht dat de Lichtfabrieken zooveel mogelijk zorgen voor de fabrikage van een voldoende hoeveelheid gascokes voor huisbrand en deze beschikbaar stellen tegen zoo laag mogelijken prijs in verband met de productie kosten, en verzoekt Burgemeester en Wethouders de daartoe noodige stappen te doen." De heer van Stralen kan zich met het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, uitgebracht op de beide inge komen adressen, absoluut niet vereenigen. Hij acht het de taak van een gemeente-instelling als de Lichtfabrieken zijn, om haar producten tegen zoo billijk mogelijken prijs ter beschikking van de ingezetenen te stellen. Er zal wat dit betreft een uitzondering gemaakt kunnen worden voor de bijproducten, welke de gasfabriek maakt. Commissarissen betoogen, dat cokes ook beschouwd moet worden als een bijproduct en dat op dit bijproduct een ruime winst gemaakt mag worden, die dan weder kan dienen om den prijs van het hoofdproduct, het gas, te drukken. Spreker staat op een ander standpunt. Cokes is niet te beschouwen als een bijproduct, zooals er ook andere bij producten vervaardigd worden. Cokes, dat in den winter huisbrand is, is een artikel van dagelijksche behoefte en van groot belang juist voor de minst koopkrachtigen en mag niet op één lijn gesteld worden met de bijproducten. Commissarissen ontraden om in te gaan op het verzoek om een lagen cokesprijs vast te stellen, omdat, in tegenstelling met de artikelen gas en electriciteit, de Lichtfabrieken wat betreft den handel in cokes geen monopolie hebben. Er bestaat wel degelijk een monopolie wat betreft den handel in cokes. In de eerste plaats wijst spreker op de prijspolitiek. Door de prijsafspraken en de contracten, welke de Lichtfabrieken hebben met den handel, is vastgesteld welke prijs door de ingezetenen betaald zal moeten worden, niet alleen voor de van de Lichtfabrieken afkomstige cokes, maar ook voor de cokes, welke van elders wordt betrokken. Met zware boeten wordt gedreigd tegen de handelaren, die beneden den door de Lichtfabrieken vastgestelden prijs zouden willen verkoopen. Men heeft hier dus de eigenaardigheid, dat een gemeente-instelling, waarvan men meent, dat zij prijs- regelend zou moeten optreden, juist op geheel andere wijze optreedt. Aan een verhooging der cokesprijzen zou natuurlijk niet te ontkomen zijn, wanneer de grondstof van het artikel, de kolen, zoodanig in prijs waren gestegen, dat ook de kostprijs van de cokes omhoog ging, maar dat is allerminst het geval. De oorzaak van de verhooging van den cokesprijs ligt op een geheel ander terrein, juist op het terrein, dat de Licht fabrieken als gemeentelijke instelling niet moeten betreden. Het is spreker gebleken, dat er in dit opzicht prijsafspraken zijn, welke zich zelfs buiten Leiden uitstrekken. Hij heeft vernomen, dat de Vereeniging van Gasfabrikanten de cokes- prijzen vaststelt en de Directeuren in hun gemeenten die prijzen handhaven. En verder heeft hij gehoord, dat in de contracten, waarvan hij sprak, geen toevoer van cokes van buiten de gemeente mag plaats hebben dan met toestemming van de Lichtfabrieken. Uit een en ander blijkt, dat men de zaak geheel beheerscht en er dus vrijwel van een monopolie sprake is. Bovendien heeft spreker vernomen, dat, als een handelaar hier ter stede cokes-voorraad in een andere gemeente wil opdoen, hem wordt gezegd, dat eerst aan den Directeur van de Lichtfabrieken te Leiden moet worden gevraagd of aan hem wel mag worden geleverd. De Lichtfabrieken voeren blijkbaar een politiek, eenerzijds gericht op het hebben van een bepaald kwantum cokes en anderzijds op het stellen van een prijs, zooals zij meenen, dat die moet zijn, en waar beneden niemand mag gaan. Waar bekend was, dat de cokespolitiek zou worden besproken, had spreker gaarne gezien, dat ter inzage was gelegd het contract, zooals dat sinds jaren tusschen de handelaren en de Lichtfa brieken bestaat. De Raadsleden hadden de discussie dan beter kunnen volgen en een beter inzicht in die politiek kunnen krijgen. Zoowel Burgemeester en Wethouders als Commissarissen van de Lichtfabrieken gebruiken het heel mooie, maar eigen aardige argument, dat deze prijsverhooging noodig was om te zorgen, dat ook de allerarmsten zich van brandstoffen zouden kunnen voorzien. Dat prijsverhooging in het belang van de verbruikers zou zijn is een nieuwigheid en absoluut onjuist. Burgemeester en Wethouders en Commissarissen bedoelen daarmede, dat, als de prijs lager was gesteld, door een deel der ingezetenen meer dan thans het geval is geweest voorraad zou zijn opgedaan, met het gevolg, dat een onvoldoende voorraad overbleef voor hen, die hun brand stoffen van week tot week moeten opdoen. Ook uit dat oog punt is het argument niet juist, want het is altijd zoo geweest, dat een deel van de burgerij zijn cokes-voorraad in den zomer of tegen het najaar opdoet en dat een ander deel dat niet kan. Precies hetzelfde zal ook wel gebeuren, nu de cokes-prijs verhoogd is. Het argument van de Lichtfabrieken is: wij hebben den prijs verhoogd, om daardoor het aantal bestellingen te druk ken, zoodat wij dus meer voorraad overhouden voor menschen, die straks om 1 mud of 2 mudden komen; maar dat is niet juist. Als er een prijsverhooging van de cokes is aangekondigd, dan zit daarin juist een prikkel voor degenen, die altijd gewoon waren om te bestellen, om dat nu nog sneller te doen uit vrees voor verdere prijsstijging, en dan zullen er niet meer cokes overblijven voor de overige cokesverbruikers. Het komt hierop neder, dat de directie der Lichtfabrieken onvoldoende rekening houdt met de belangen van een deel der burgerijdat er een zuiver handelsartikel van wordt gemaakt; dat men niet vraagt naar de mogelijkheid om tegen zoo goedkoop mogelijken prijs de cokes aan de ingezetenen te verstrekkendoch dat men tracht om voor dit artikel een zoo hoog mogelijken prijs te krijgen. Daaruit vloeit ook voort, dat, wanneer het meer voordeel zou opleveren, in plaats van gascokes gietcokes gemaakt wordt, en daardoor krijgt men een kunstmatige schaarschte aan gascokes, waardoor de belangen van de minst draagkrachtigen in het gedrang komen. Spreker heeft een motie voorgesteld, omdat hij meent, dat de zaak van genoegzaam belang is, dat daaromtrent een uitspraak van den Raad komt. Het is noodzakelijk, dat uitgemaakt wordt, of de Raad meent dat cokes, een artikel van zooveel belang voor de minst draagkrachtigen, beschouwd mag worden als een gewoon handelsartikel, waarvoor men eiken prijs mag bedingen, dien men krijgen kan, dan wel dat rekening gehouden moet wor den met de draagkracht der ingezetenen en dat cokes, even als gas, beschikbaar gesteld moet worden tegen een zoo laag mogelijken prijs, welke voortvloeit uit de productie kosten. De heer van Eck kan begrijpen, dat de mededeeling onlangs van de directie der Lichtfabrieken, dat op zeer korten termijn de cokesprijs verhoogd zou worden, ontstemming en onge rustheid heeft verwekt in een belangrijk deel der gemeente, waar men gewoon was om cokes te betrekken. Spreker heeft die daad van de directie beschouwd als een soort wanhoopsdaad; ze wist geen raad; ze kon niet aan de aanvragen voldoende voldoen; ze was ongerust, dat wat er nog was plotseling zou verdwijnen. De oorzaak, dat de directie gekomen is tot deze wanhoops daad, is hierin gelegen, dat er te Leiden, evenals in een reeks andere gemeenten, een verkeerde cokespolitiek wordt gevoerd en die cokespolitiek wordt weder beheerscht door een ver keerde bedrijfspolitiek. Onjuist is de bewering van Commissarissen der Lichtfabrie ken, welke ook door Burgemeester en Wethouders is over genomen, dat het hier eenvoudig zou betreffen een strijd tusschen de belangen van de verbruikers van cokes en van de verbruikers van gas. Het is niet waar wat Commissarissen zeggen, dat de gas fabriek in de eerste plaats ten doel heeft het fabriceeren van gas en het beschikbaar stellen daarvan in voldoende hoeveel heid tegen een redelijken prijs, in verband waarmee er in het algemeen naar gestreefd wordt voor de bijproducten, waaronder cokes, een goeden prijs te bedingen. De gasfabriek dient in belangrijke mate om te zorgen, dat de financiëele toestand van de gemeente niet ongunstiger wordt dan deze is. Het is niet een zuivere tegenstelling tusschen gas- en cokesverbrui kers, maar er zit achter de noodzakelijkheid, waartoe men gedreven wordt, om een groote winst uit het bedrijf te halen. Omdat men dat eischt, is het noodig op de cokes zoo veel te verdienen en men komt door dat stelsel van kwaad tot erger. Zeker, een bedrijf moet behoorlijk en zoo voordeelig mogelijk geëxploiteerd worden, maar men mag niet vergeten, dat een gemeentebedrijf een gemeenschapsbedrijf is, dat sociale doeleinden heeft na te streven, en dat de Lichtfabrieken heb ben te zorgen, dat een deel van de burgerij, dat gewoon is cokes van haar te betrekken, zich voor een billijken prijs van die cokes kan verzekeren. Het gaat niet aan te zeggen, dat de gasfabriek in de eerste plaats moet zorgen, dat er zoo veel mogelijk gietcokes komt, omdat de fabricage daarvan voordeeliger is, en dat de overschietende kolen bestemd zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 9