196
MAANDAG 26 SEPTEMBER 1927.
orde geweest. Nog geen jaar geleden is eenzelfde voorstel met
17 tegen 15 stemmen door den Raad verworpen en in het
jaar 1923 is dezelfde beslissing gevallen met een nog kleinere
meerderheid.
Het betreft hier een aangelegenheid, welke niet op zich zelf
beschouwd kan worden. Zoo wordt in het rapport, dat indertijd
in zake de centrale rioleering is uitgebracht, de uitspraak
gedaan, dat er geen quaestie kan zijn van demping van het
Levendaal vóórdat de uitvoering van de rioleeringsplannen
tot het Levendaal genaderd zou zijn. M. a. w. dat voor de
doorvoering van de centrale rioleering het Levendaal een
zekere rol heeft te vervullen en dat men daarop niet mag
vooruitloopen.
Het voorstel, om deze zaak te behandelen tegelijk met het
uitbreidingsplan, hangt hiermede samen, dat het uitbreidings
plan ook betrekking zal hebben op de binnenstad. Het is
onmogelijk om de verkeerswegen voor Leiden in de nieuwere
wijken der stad te regelen zonder dat men ook de ver
keerswegen in de binnenstad daarbij in overweging neemt.
Ook het Levendaal zou wat dat betreft een rol kunnen moeten
spelen en het zou niet wenschelijk zijn om daarop nu reeds
vooruit te loopen.
Wat betreft de vraag, wanneer het nieuwe uitbreidingsplan
zal komen, het College is er hard mede bezig en het rekent
er op, dat het nog in dit zittingsjaar, dus vóór September 1928,
aan de orde zal kunnen komen.
De heer Sijtsma verklaart zich bereid, om, als de Voorzitter
hem die verzekering kan geven, zijn voorstel in te trekken of
te laten rusten totdat het uitbreidingsplan aan de orde komt.
De Voorzitter antwoordt, dat hij zekerheid niet kan geven,
maar het College doet zijn best.
De heer Schüller vindt de houding van den heer Sijtsma
wel wat slap en eigenaardig. Deze is wel zeer haastig om zijn
voorstel in te dienen, maar hij is na een vage toezegging van
het College onmiddellijk bereid om het weder in te trekken.
De Voorzitter wijst op het uitbreidingsplan, dat in bewerking
is. Dat is ongeveer reeds een goed half jaar bij het betrokken
bureau, maar dat moet er nog geen snars aan gedaan hebben.
De mededeeling van den Voorzitter, dat het uitbreidingsplan
misschien'' in 1928 aan de orde zal komen, acht spreker te
vaag; hij wenscht van het College een meer positieve toe
zegging omtrent het tijdstip, waarop het plan gereed zal zijn.
Rurgemeester en Wethouders kunnen in dat opzicht aan het
betrokken bureau instructies geven. De Raad kan dan werken.
Moet men met de demping van het Levendaal wachten,
totdat het rioleeringsplan geheel is doorgevoerd, dan komt er
de eerste tien jaar niets van.
Volgens den Voorzitter is het »misschien wel mogelijk",
dat het Levendaal een verkeersweg zal worden, maar de
grootste leek weet, dat de verkeersweg naar die richting van
de stad over het Levendaal moet loopen, omdat het Plantsoen
en de Zoeterwoudsche Singel voor het snelverkeer en het
groote verkeer naar Utrecht totaal ongeschikt zijn.
Spreker kan met een eventueel uitstel geen genoegen nemen
en mocht door de slappe houding van den vrijzinnig-demo
craat diens voorstel worden ingetrokken, dan zal spreker bij
de begrooting een nieuw voorstel indienen. Men moet sterk
weten te staan en niet trachten anderen fracties vliegen af
te vangen.
De Voorzitter kan geen politiek debat toelaten. Het debat
gaat thans alleen over de wijze van behandeling van het voor
stel van den heer Sijtsma.
De opmerking van den heer Schüller, dat aan het uitbrei
dingsplan nog niets is gedaan, is niet juist. Burgemeester en
Wethouders hebben van het architectenbureau, dat met de
samenstelling is belast, een voorloopig plan vóór zich gehad
en dat besproken, terwijl dezer dagen een verdere bespreking
zal plaats vinden. De bedoeling is deze zaak zoo snel mogelijk
door te zetten en, als spreker de hoop uit, dat zij vóór
September 1928 haar beslag zal krijgen, dan doet hij dat met
gegronde reden en met kennis van zaken.
Burgemeester en Wethouders trachten den termijn van
uitvoering voor het rioleeringsplan, welke aanvankelijk op 10
jaar was gesteld, te bekortenzij hebben te dien aanzien
reeds bij den Raad een voorstel aanhangig gemaakt, maar
mocht het inderdaad 10 jaar duren, alvorens het Levendaal
en het omliggend stadsgedeelte werden aangesloten aan de
rioleering, dan kunnen er wel voorloopige maatregelen wor
den genomen, waardoor de demping van het Levendaal eerder
onder het oog kan worden gezien.
Spreker geeft in overweging de zaak niet uit haar verband
te rukken en de demping van het Levendaal mitsdien tege
lijk met het uitbreidingsplan te behandelen.
De heer Sijtsma gevoelt weinig lust om in te gaan op het
onaangename debat, dat hij zou krijgen met het bijna jongste
lid van den Raad, dat het oudste lid van slapheid beschul
digt. Het staat aan spreker zelf om uit te maken of hij al
dan niet een voorstel zal indienen en handhaven of niet.
Yan de zijde van het publiek is al eens tot spreker gezegd,
dat de sociaal-democraten jaloersch waren., omdat hij dit
voorstel had ingediend, terwijl zij verleden jaar deze zaak
aanhangig hadden gemaakt en de vrijzinnig-democraten, die
reeds eerder zoodanig voorstel deden, het initiatief trachtten
te ontnemen. De heer Schüller liep vooral met die gedachte
rond, maar de eenige overweging, welke spreker heeft geleid,
was deze, dat het voorstel vóór de behandeling van de be
grooting moest zijn ingediend, opdat het in de secties kon
worden besproken. Had hij 2 of 3 dagen gewacht, dan zou
de heer Schüller een voorstel hebben kunnen indienen en,
als dit dan was aangenomen, zou het 't werk zijn geweest
van de sociaal-democraten, speciaal van den heer Schüller
en niet van den eenling in den Raad, die de zaak al aan
hangig maakte toen de heer Schüller nog geen raadslid was.
De heer Schüller laat zich nu wat al te veel in de kaart
kijken. Hij denkt blijkbaaralles wat betrekking heeft op
Fabricage behoort alleen tot mijn competentie; maar daaraan
zal spreker zich niet storen; hij zal zich niet laten leiden
door de S. D. A.P. en vooral niet door het jongste mannelijk
lid Schüller.
Overigens heeft spreker zijn voorstel niet ingetrokken. Hij
heeft alleen gevraagd, of de Voorzitter zou kunnen garan
deeren, dat in 1928 het nieuwe uitbreidingsplan aan de orde
zal komen; zoo ja, dan zou hij er voor gevoelen om zoolang
de zaak te laten rusten.
De Voorzitter zegt, dat hij niets kan garandeeren; hij
kan alleen de verzekering geven, dat het College ervan over
tuigd is, dat het binnen de genoemde periode het nieuwe
uitbreidingsplan in den Raad zal kunnen brengen. Mensche-
lijkerwijze gesproken zal het zeker gebeuren.
Spreker geelt dus den heer Sijtsma in overweging om zich
neder te leggen bij het voorstel van het College.
De heer Schüller zal zich niet verzetten tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, maar verklaart zich het
recht voor te behouden om er bij de behandeling der begrooting
op terug te komen.
De heer Elkerbotjt verklaart niet in te zien het practisch
nut van deze bespreking. Deze zaak is in de afdeelingen ter
sprake gekomen en de leden zullen er bij de openbare behan
deling der begrooting op terug kunnen komen, want de
bedoeling zal toch wel niet zijn, dat bij die gelegenheid over
dit punt verder niet gesproken zal mogen worden.
Wanneer de Raad nu besloot, dat de zaak niet eerder aan
de orde zou komen dan bij de behandeling van het nieuwe
uitbreidingsplan, dan zou de Raad er feitelijk bij de behan
deling der begrooting niet meer over kunnen spreken, wat
z. i. niet de juiste weg zal zijn. Het betreft hier een onhoud-
baren toestand, zooals ook blijken zal uit een spoedig te
verwachten adres van bewoners van de Hoogewoerd, waarin
zeker moet worden voorzien.
De Voorzitter meent, dat er misschien bij de behandeling
der begrooting gelegenheid zal zijn om inlichtingen te geven,
welke den Raad voldoende op de hoogte zullen stellen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
6°. Verzoek van het Bestuur van den Leidschen Ophaal
dienst voor de Belastingen, om dien dienst een jaarsubsidie
te verleenen gelijk aan van de door dien dienst geïnde
belastinggelden.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
7°. Verzoek van het College van Stads-geneesheeren om de
bezoldiging, genoemd in artikel 31 van de ontwerp-verorde
ning, betreffende het verleenen van kostelooze genees- en
heelkundige hulp aan on vermogenden en den werkkring en
de bezoldiging van de Stads-geneesheeren, te verhoogen.
Zal worden behandeld bij punt 12.
8°. Verzoek van Mej. F. de la Rie om met de afbraak van
het perceel Gangetje 1, in verband met de verbreeding van
die straat, niet vroeger te doen aanvangen dan 1 Mei 1928.
Zal worden behandeld bij punt 6.