MAANDAG 26 SEPTEMBER 1927. 213 een toestand, als een Wethouder in strijd met de wet de wet zit te houden? Dat is een puzzle, die de Voorzitter maar eens voor spreker moet oplossen. De Voorzitter kan, voor zoover de oplossing aan hem ligt, den heer Groeneveld geruststellen en zeggen, dat hij volmaakt genoegen neemt met het afwachten van de beslissing. Hij vertrouwt ten volle, dat de heer Goslinga, zoodra hij een beslissing heeft ontvangen, den Voorzitter daarvan mede- deeling zal doen. De heer Goslinga heeft de benoeming aan vaard en mogen aanvaarden, in afwachting van die beslissing. De heer Groeneveld meent, dat de heer Goslinga, zooals de zaken thans staan, het wethoudersambt niet kan uitoefenen. Hetgeen de Voorzitter zeide gaat langs de zaak heen. Spreker vertrouwt ook wel, dat de heer Goslinga toestemming zal krijgen van de Kroon, maar op het oogenblik heeft hij die toestemming nog niet, en toch doet hij net alsof hij bevoegd is Wethouder te zijn, terwijl hij dat niet is. Tot welke consequenties voor de gemeente zou het kunnen leiden, als het Ooilege besluiten neemt, die onwettig zijn? De Voorzitter zegt, dat de Kroon toestemming zal kunnen verleenen met terugwerkende kracht. De heer Groeneveld antwoordt, dat dit niet kan. De heer Goslinga zegt, dat de heer Groeneveld terecht heeft verwezen naar de Radenwet. Spreker staat wegens zijn gedra gingen als voorzitter van den Raad van Arbeid niet onder de controle van den Raad, maar onder die van den Minister van Arbeid. Wanneer spreker als voorzitter van den Raad van Arbeid een functie heeft aanvaard, die hij niet mocht aan vaarden, zal de Minister van Arbeid hem daarvoor op de vingers tikken, maar de Gemeenteraad heeft alleen te maken met de vraag of spreker een betrekking bekleedt, waardoor hij volgens de Gemeentewet is uitgesloten van het wethouderschap. Als er niets van in de Gemeentewet staat, heeft de Raad er verder niet mede te maken, dat spreker hier zit als Wethouder. Dat is een zaak tusschen hem en de Regeering, en van dat stand punt zal hij zich niet laten afbrengen door groote woorden van den heer Groeneveld. Meent de heer Groeneveld, dat spreker daar ten onrechte zit, dan moet hij zien spreker weg te krijgen. Spreker is niet van plan daarvoor op zij te gaan. De heer van Eck wil iets over deze zaak zeggen. Het ont breekt den heer Goslinga blijkbaar niet aan de noodige vrij moedigheid De Voorzitter wenscht even op te merken, dat het niet de gewoonte is bij de rondvraag verschillende zaken aan de orde te stellen, waarover zich dan een debat kan ontspinnen. De rondvraag dient alleen om den leden gelegenheid te geven iets in het belang van de gemeente op te merken. Spreker kan den heer van Eck dus het woord niet verleenen. De heer van Eck doet nu een beroep op den Raad om over deze zaak het woord te mogen voeren en verzoekt daartoe verlol van den Raad. De heer Spendel schaart zich aan de zijde van den Voor zitter. Zij, die niet accoord kunnen gaan met de houding, door den heer Goslinga aangenomen, kunnen er later op terugkomen. Thans zou een discussie daarover onvruchtbaar zijn. Degene, die de vraag heeft gesteld, heeft die verkeerd geformuleerdhij had alleen kunnen vragen of de heer Goslinga de benoeming had aangenomen. Met de vraag, of de heer Goslinga de toestemming van de Kroon heeft, heeft de Raad niets te maken. De heer Groeneveld houdt staande, dat de Raad daarmede wel te maken heeft. Het verzoek van den heer van Eck om over deze aan gelegenheid nog eenige vragen te mogen stellen, wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 11 stemmen ver worpen. Tegen stemmen: de heeren Parmentier, Bergers, Bosman, Spendel, van Tol, Meijnen, Kuivenhoven, Romijn, Manders, Wilmer, Tepe, Splinter, van der Reijden, van Rosmalen, Wil brink, Huurman, Heemskerk, de Reede, Eikerbout en van Es. Vóór stemmen: de heeren Verweij, Kooistra, Sijtsma, Vallentgoed, Schüller, van Stralen, Baart, Burgerjon, Groene veld, mevrouw Braggaarde Does en de heer van Eck. (De heer Goslinga had gedurende de stemming de verga dering tijdelijk verlaten.) De Voorzitter geeft thans het woord aan den heer Sijtsma tot het stellen van vragen naar aanleiding van het omvallen van een schutting in de Janvossensteeg en het omvallen van een muur aan de Oude Heerengrachthoek Ververstaat. De heer Sijtsma herinnert er aan, dat er den vorigen Maandag aan de Heerengrachthoek Ververstraat een muur is ingestort, terwijl des Zaterdags tevoren aan de Janvossen steeg een schutting was omgevallen. Dat geschiedde bij stil weder en gelukkig zijn er geen ongelukken bij voorgevallen, althans geen ongevallen van ernstigen aard. Was dat wei het gevai geweest, dan zou deze zaak veel meer opzien gewekt hebben. De schutting was weer in orde gemaakt, dus spreker kon die niet meer onderzoeken, maar bewoners van de Janvossen steeg deelden hem mede, dat die schutting reeds lang in een slechten toestand verkeerde. Wel is hij bij den muur geweest, toen die omver lag; hij heeft gezien, dat het een oud, ver brokkeld, maar zwaar stuk muur was. Hoe zijn dergelijke dingen mogelijk, terwijl er toch een goed ingericht bureau van Bouw- en Woningtoezicht is, met een directeur, drie technische ambtenaren en nog ander per soneel? Wanneer artikel 84 van de verordening op het bouwen en sloopen was nageleefd, had het ongeval met de schutting niet kunnen plaats vinden. Dat artikel schrijft voor, dat schut tingen zoodanig moeten worden gesteld en ingericht, en van zoodanige materialen worden vervaardigd, dat zij voor de veiligheid van de werklieden en voor de voorbijgangers geen gevaar opleveren. Daarvoor hadden de noodige maatregelen genomen moeten worden. Een overeenkomstige bepaling komt voor in artikel 64 ten opzichte van een muur. De eigenaar van den muur was volgens dat artikel verplicht geweest, na ontvangst van een met redenen omkleede aanschrijving, de noodige voorloopige voorzieningen te treffen en het bouw vallige binnen den door Burgemeester en Wethouders be paalden tijd te doen herstellen, verbouwen of sloopen. Dit artikel zal wel zijn toegepast, maar niettemin zijn geen vol doende maatregelen genomen; anders had de muur niet kun nen omvallen. Des avonds heeft spreker den directeur van Bouw-en Woning toezicht opgebeld. Deze verklaarde, dat hij wel op de hoogte was geweest, maar dat hij den architect op diens verzoek nog een paar dagen uitstel had verleend van het afbreken van den muur. Maar, wanneer er gevaar bij is, mag dunkt spreker geen uitstel worden verleend. Wanneer de zaak zich heeft toegedragen, zooals men spreker heeft medegedeeld, dan is een verzuim begaan, hetzij door een ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht, hetzij door Burgemeester en Wethouders. De Wethouder lacht nu, maar wanneer er een paar menschen onder geraakt waren, met doodelijk gevolg, wat zou hij dan gezegd hebben? De heer Splinter lachte alleen, omdat de heer Sijtsma spreekt van schuid van Burgemeester en Wethouders. De heer Sijtsma antwoordt, dat Burgemeester en Wethou ders achter het Bouw- en Woningtoezicht staan. Wanneer het Bouw- en Woningtoezicht zijn plicht niet doet, hebben Burgemeester en Wethouders daarop te wijzen, en in de eerste plaats de Wethouder van Fabricage, tot wiens depar tement deze dienst behoort. De heer Splinter heeft onmiddellijk, toen hij deze onge vallen vernam, daarover met den directeur van Bouw- en Woningtoezicht gesproken. De heer Sijtsma heeft betreffende de schutting aan de Janvossensteeg gevraagd of die zaken nooit worden nage zien. Steeds, wanneer de betrokken opzichier van het Bouw en Woningtoezicht op het werk komt, wordt gecontroleerd of de zaak stevig is bevestigd. In het onderhavige geval was dat ook geschied, waarbij bleek, dat de schutting voldoende stevig was samengesteld en dat de voor- en zijschotten goed aan elkander waren verbonden. Zaterdagmiddag verliet de aannemer het werk te circa 2| uur. Even te voren had hij met een ladder tegen de schutting gestaan en was er niets van te zien, dat deze slecht bevestigd was. Om 5 uur is daarna de schutting naar de voorzijde omgevallen. Toen de betrokken opzichter ter plaatse kwam, om te contróleeren wat de oorzaak was, was de schutting reeds weer overeind gezet, zoodat een onderzoek naar de oorzaak vrij wel onmogelijk was gemaakt. Dienaangaande valt dan ook niets met zekerheid te zeggen. Wat tusschen 2| uur en 5 uur gebeurd is, is niet bekend. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat het gerucht waarheid zou bevatten, dat in dien tijd een vrachtauto tegen de schutting is gereden en daardoor de ver bindingen zijn losgeraakt. Het geval is zuiver als een ongeluk te beschouwen. Wat het ongeval aan de Heerengracht, hoek Ververstraat, betreft, deelt spreker het volgende mede

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 19