MAANDAG 26 SEPTEMBER 1927.
205
doch schijnt in meerdere plaatsen noodzakelijk te zijn geweest.
Nu kan het, als het op een gegeven oogenblik noodig is om
in te grijpen en den cokesprijs te verhoogen ten einde niet
alleen het gemeentebelang te dienen, maar ook het bedrijf
zoo commerciëel mogelijk te doen zijn, getuigen van een wijs
beleid, als de directie tot dien maatregel overgaat. De directie
van de Lichtfabrieken heeft verklaard, dat er contracten waren
afgesloten en dat zij daaraan gebonden was, terwijl het haar
niet mogelijk was om het kwantum van de af te leveren
cokes te vergrooten. Zij zeide, dat er thans cokes werd afge
leverd, die reeds in begin Augustus was besteld. Het ligt
voor de hand, dat, als er andere bestellingen moeten worden
uitgevoerd, zooals die van gietcokes aan ziekenhuizen en andere
instellingen, men niet de vervaardiging van gewone cokes,
welke door anderen kan worden afgeleverd, mag laten
voorgaan.
In de vergadering van Commissarissen is de vraag over
wogen, of het niet mogelijk was een partij cokes te maken,
waarbij dan bepaald werd, dat zij bij kleine gedeelten bij de
ingezetenen aan huis zou worden bezorgd, opdat zij niet, in
verband met het feit, dat een prijsverhooging over 8 of 14
dagen in uitzicht was, in handen zou komen van iemand,
die er misbruik van maakte.
Men wilde daarmede voorkomen het zoogenaamde hamste
ren, wat vroeger wel eens was voorgekomen. Te dien opzichte
werden echter verschillende bezwaren geopperd, o.a. dat een
werklooze de cokes beter kan halen dan 15 cent extra
bezorgloon betalen, en dat acht spreker wel juist.
Verlaagt men den cokesprijs, dan ligt het voor de hand,
dat er veel besteld zal worden, maar dan is het de vraag of
de cokes wel komt bij degenen, die ze noodig hebben. Het
gevaar bestaat dan, dat degenen, die niet tot de armsten
behooren, het grootste gedeelte opgebruiken, zoodat degenen,
die hun brandstoffen per mud of per twee mud moeten
opdoen, er niet van kunnen profiteeren. Spreker onderschrijft
dan ook ten volle, dat Commissarissen zeggen, dat de genomen
maatregel juist in het belang van die menschen is geweest.
Wanneer spreker de zaak in dit licht beziet, dan bestaat
er thans, ook aan de hand van de opmerkingen, welke hij de
vorige maal reeds gemaakt heeft, voor hem geen aanleiding
om met de motie van den heer van Stralen mede te gaan.
Er is gezegd, dat de cokespolitiek herzien moet worden en
dat het wenschelijk zou zijn om eens kennis te nemen van
het contract, dat met den handel gesloten is. Zonder twijfel
zullen Commissarissen in de eerstvolgende vergadering of
misschien reeds daarvóór den Directeur vragen, of zij een
contract ter inzage mogen hebben.
Met den heer Wilbrink gelooft spreker, dat, wanneer besloten
werd, dat de Lichtfabrieken uitsluitend aan de burgerij cokes
zouden moeten leveren met geheele uitschakeling van den han
del, de gemeente er zeer bekaaid van af zou komen en dat de
Lichtfabrieken voor een appel en een ei de cokes zouden moeten
leveren. Hij ziet aankomen, dat, als de concurrentie van dien
aard wordt als zij ook eenige jaren geleden is geweest
of, als er een conflict ontstaat tusschen de Lichtfabrieken
en de kolenhandelaren, de gemeente daarvan meer de dupe
zal worden dan wie ook.
Spreker acht daarom de motie van den heer van Stralen
onaannemelijk.
De heer Goslinga wijst er op, dat deze zaak is een erfenis
van den ouden Raad, van het oude College van Commissarissen
en van sprekers voorganger, en wanneer spreker dus de
gemaakte opmerkingen niet beantwoordt met die kennis van
zaken, welke zijn voorganger op dit gebied had, dan zal de
Raad hem dit wel ten goede willen houden. Spreker zal dan
ook den heer van Eek niet volgen in zijne beschouwingen
over cokespolitiek, bedrijfspolitiek en financiëele politiek;
wellicht zal daartoe beter gelegenheid zijn bij de behandeling
der begrooting.
Spreker meent, dat men eenigszins vergeten heeft, dat ter
tafel liggen een tweetal verzoeken van vereenigingen. In de
eerste plaats een verzoek van den Ned. R. K. Volksbond afd.
Leiden, dat de prijsverhooging voorloopig wordt ingetrokken
b.v. tot 15 September a.s. en in het vervolg bij de prijsbe
paling met het door adressante aangevoerde rekening wordt
gehouden en dat de gietcokesproductie zoo wordt beperkt,
dat in de behoefte aan gascokes voor huisbrand voldoende
kan worden voorzien. En verder een verzoek van den Leid-
schen Bestuurdersbond, om het daarheen te willen leiden, dat
de aangekondigde prijsverhooging voorloopig wordt inge
trokken.
Het laatste verzoek is van veel minder verre strekking dan
het eerste, want het laatste vraagt eenvoudig intrekking van
de aangekondigde prijsverhooging, terwijl de R. K. Volksbond
er de vraag aan verbindt hoe het in het vervolg zal gaan.
In die adressen komen enkele onjuistheden voor. Zoo zegt
dat van den Leidschen Bestuurdersbond, dat naar ieders
verwachting de zomerprijzen tot half September zouden gel
den. Uit een staat, welken spreker vóór zich heeft, blijkt, dat
in 1923 de prijsverhooging op 1 Augustus is ingegaan, dat
in 1924 de cokesprijs op 8 September is verlaagd men
heeft toen geen verhooging gehad van 1.80 op 1.65,
dat in 1925 de prijs op 2 September is verhoo'gd van 80 tot
90 cent en dat in 1926 de verhooging is begonnen op 6
September. Thans is de verhooging ingegaan op 22 Augustus.
Het kan niet juist zijn, dat men de verhooging eerst half
September verwachtte, want zoo laat heeft zij nooit plaats
gehad. In de vorige Raadsvergadering heeft de heer Sanders
reeds medegedeeld, dat de Directie genoodzaakt was op 22
Augustus den prijs te verhoogen, omdat het gevaar niet denk
beeldig was, dat de cokes-voorraad snel zou worden afgeno
men. De afname was vóór 22 Augustus beduidend geweest
en na dien datum is eenige vermindering ingetreden. Een
aantal menschen, die van plan waren cokes op te doen
het zijn de kleine kapitalisten, die een potje hebben om wat
te koopen hebben een mislukte speculatie gemaakt, want
zij hebben gedacht, dat de verhooging nog wel even zou uit
blijven, maar de verhooging kwam plotseling op 22 Augustus
en toen waren zij gedupeerd. Dat zou volgens den heer van
Eek onder de burgerij ontstemming en ongerustheid hebben
gewekt, maar die ontstemming en die ongerustheid zullen
zich wel hebben beperkt tot deze kleine categorie van inge
zetenen.
Verder vraagt spreker welk belang van de geheele burgerij,
welk gemeenschapsbelang door die cokesprijsverhooging is
geschaad. De heeren van Stralen en van Eek hebben die
vraag niet besproken en zijn op den eigenlijken inhoud der
adressen niet ingegaan; zij hebben het nu gegooid op de
cokes-politiek en op de voorziening van de gemeente van
goedkoope cokes. Op de prijsverhooging terugkomen ging
niet meer en 14 dagen langer de cokes tegen lager prijs
geven zou de dwaasheid gekroond zijn geweest, omdat dan
een geweldige run op de cokes aan de fabriek zou hebben
plaats gehad. Tot een dergelijke politiek kunnen Burgemees
ter en Wethouders zich niet leenen.
Hiermede zijn eigenlijk de adressen afgedaan, want niemand
heeft meer op terugneming of uitstel van de prijsverhooging
aangedrongen. Spreker moet echter nog iets aan het adres
van den heer van Stralen zeggen, die een motie heeft inge
diend en de prijzenpolitiek heeft besproken. De heer van
Stralen is het over een anderen boeg gaan gooieneerst had
hij het over degenen, die eenige contanten hadden en van
plan waren cokes in te slaan, maar dat niet konden doen,
doch thans heeft hij de stelling verkondigd, dat cokes geen
bijproduct van de Gasfabriek was, maar huisbrand voor de
minst draagkrachtigen, en dat Burgemeester en Wethouders
ten opzichte van die minst draagkrachtigen een niet te ver
dedigen politiek voerden. Hij betoogde verder, dat prijsver
hooging geen verbruikersbelang kan zijn, wat spreker uit
een economisch oogpunt een buitengewoon groote ketterij
acht. Dat kan wel degelijk het geval zijn.
Den prijs heeft de gemeente niet in hare macht. Als de
Raad ingaat op de motie, dan zal het gevolg zijn, dat de
goedkoope Leidsche cokes naar links en rechts weggekocht
worden, want er zijn tal van gemeenten waar cokesgebrek is.
Men zou daarmede niet de Leidsche ingezetenen bevoordeelen,
maar den tusschenhandel. De heer van Stralen is opgetreden
als een perfect verdediger van dien kapitalistischen tusschen
handel; er is geen enkel belang van de minder draagkrach
tigen mede gemoeid. Dat komt aan de orde, wanneer over
eenige weken Burgemeester en Wethouders een voorstel
indienen in zake de cokesbedeeling. De Lichtfabrieken hebben
echter niet die politiek te voeren, maar de Gemeenteraad;
deze zal uitmaken, of aan de allerarmsten cokes zal gegeven
worden tegen lageren prijs of gratis. De Lichtfabrieken hebben
een andere taak; de taak om een voldoenden voorraad cokes
te hebben. Dat is ook het voornaamste, zooals men gezien
heeft in den distributietijd. Het ergste was toen, dat er geen
voorraad van een artikel was: dat was een ramp; en de
distributie zorgde, dat de artikelen tegen behoorlijken prijs
onder bereik van de menschen gebracht werden.
Het voornaamste doel van de Gasfabriek ten aanzien van
de cokes moet zijn te zorgen, dat er voldoende voorraad is
en nu is niet gebleken, dat er te dezen aanzien bestaat een
zekere antithese tusschen gietcokes en gascokes. Het kan de
Gasfabriek niet schelen, waaraan ze verdient en nu is de
opbrengst van de bijproducten van zooveel belang, omdat
daarmede de kostprijs van het hoofdproduct gedrukt wordt.
Er kan niet gesproken worden van een productieprijs van
de cokes; die bestaat niet, omdat cokes geen hoofdproduct
is, zooals bij cokerijen, waar men het gas laat ontsnappen
of zeer goedkoop verkoopt.
Als de Lichtfabrieken cokes gaan verheffen tot hoofdproduct
naast gas en cokes goedkoop gaan beschikbaar stellen z g. voor
de minst draagkrachtigen, dan zullen dezen daaraan niets
hebben, maar wel de tusschenhandel en de menschen van het
kapitaal; maar dat zou dan een politiek zijn, welke recht-