194 DINSDAG 6 SEPTEMBER 1927. de genoemde wettelijke bepaling de gevolgen verbonden waren, die de heer Verweij schetste. Misschien kan spreker den heer Verweij tevreden stellen door de toezegging, dat hij in de volgende vergadering van het College met den Wethouder, die met de onderwijszaken zal worden belast, de zaak zal bespreken en zal trachten haar in die richting te leiden, dat de promotie-kansen voor het in dienst zijnde personeel niet geringer worden. De heer van Eck. vraagt ol de Voorzitter reeds kan mede- deelen wanneer de begrooting in de secties zal worden onderzocht, (lij zou er prijs op stellen, indien de leden van den Raad geruimen tijd kregen om de begrooting te bestudeeren. is de datum nog niet vastgesteld, dan hoopt hij, dat op andere wijze aan de leden de datum van het sectie-onderzoek zal worden medegedeeld. Ook zou spreker gaarne zien, dat een geruimer tijd verliep tusschen het verschijnen van het sectieverslag en de openbare behandeling in den Raad dan vroeger het geval was. De leden van spreker's fractie zouden de zaken dan meer naar eisch kunnen behandelen. Bij hun werkmethode was vroeger die tijd wat kort en zij hebben dan ook herhaaldelijk gevraagd dien termijn ruimer te stellen, maar er bestond toen bij het College bezwaar dat te doen. De Voorzitter antwoordt, dat men aan bepaalde termijnen gebonden is, maar dat zooveel mogelijk met de wenschen van den heer van Eck rekening zal worden gehouden. Wat den datum van het sectie-onderzoek betreft, spreker wil wel.een datum vaststellen, maar het is wenschelijker om daarover even met de nieuwe Wethouders te rade te gaan. De bedoeling is binnen een paar dagen aan de Raadsleden mede te deelen welke datum is gekozen. Waarschijnlijk zal het zijn 21, 22 of 23 September. De heer Baart wenscht een vraag te stellen over de actie van de afdeeling Leiden van den Blindenbond, omdat het ingekomen adres den indruk wekt, dat deze zaak een eigen aardig verloop heeft gehad. De heer Sanders had herhaaldelijk de toezegging gedaan, dat hij zou trachten iets in het belang van den Bond te doen, maar de steun bleef zoo lang uit, dat het Bestuur van den Bond besloot een Bloempjesdag te organiseeren. Op denzelfden dag, waarop de toestemming tot het houden van een collecte werd gegeven, werd dat schrijven teruggehaald, omdat, zooals het heette, de heer Balfoort de verleende vergunning nog eens wilde zien. Het gevolg was, dat de vergunning werd teruggetrokken. Later is er een nieuwe vergunning verstrekt met de mededeeling, dat de ingezamelde gelden moesten worden bezorgd bij mevrouw Sanders, Witte Singel No. 68. Nu is van de zijde van de organisatie tegen deze wijze van doen bezwaar gemaakt en spreker kan dat begrijpen. Er is geen overleg gepleegd met het Bondsbestuur en het ligt voor de hand, dat men bezwaar had de gelden maar bij den eersten den besten te laten bezorgen. De collecte is niet gehouden. De Bond heeft 35.kosten gemaakt en heeft dus een strop, terwijl hij anders door de collecte nog gelden zou hebben binnen gekregen. Het is gelukkig niet zoo erg, omdat hetgeen voor die ƒ35.is aangeschaft niet verloren is, maar spreker zou toch gaarne van den Voorzitter vernemen hoe het komt, dat de zaak zulk een eigenaardig verloop heeft genomen en waarom niet met het Bestuur overleg is gepleegd. De Voorzitter zegt, dat de inhoud van het adres niet geheel in overeenstemming is met de feiten, zooals zij zich hebben voorgedaan. Ten onrechte wordt de indruk gewekt, dat tegenover de vereeniging een wijze van handelen is ge volgd, die niet door den beugel kon. Nooit heeft de bedoeling voorgezeten de vereeniging te dwarsboomen of te benadeelen. De heer Sanders heeft de gedane toezegging nageleefd en heeft getracht in de deelneming van de burgerij in de verzorging der blinden meer organisatie te brengen; hij heeft daarbij te kampen gehad met een zekere laksheid of gebrek aan belangstelling, maar hij heeft die overwonnen. De zaak had vlugger behandeld kunnen worden, maar in elk geval is de regeling voorbereid en worden de blinden op meer practische wijze geholpen dan vroeger. De zaak, waarom het eigenlijk gaat, is de volgende. De vergunning tot het houden van die collecte was gegeven door den Commissaris van Politie, maar toen bleken er enkele bedenkingen te bestaan. Bij sommige burgers bestond twijfel of de afdeeling Leiden van den Bond wel het recht had een collecte te houden, omdat de statuten van den landelijken Bond zulks zouden verbieden. Uit een onderzoek dat toen is ingesteld, bleek dat de Leidsche afdeeling niet bekend was; zij kwam niet voor op de lijst van instellingen van weldadig heid, welke hier wordt bijgehouden. Verder is onderzocht hoe het stond met het recht tot het houden van een collecte, en om nu te kunnen nagaan of de vergunning was gegeven aan den persoon dan wel aan de afdeeling, heeft de Commissaris haar teruggevraagd. Zij bleek toen te staan ten name van de afdeeling Leiden en het onder zoek toonde ook aan, dat de statuten van den Bond zich niet tegen het houden van collectes verzetten, maar dat de bedoeling van den Bond was, dat niet in de noodige middelen zou worden voorzien door het houden van collectes. De Commissaris van Politie heeft overleg gepleegd met de vertegenwoordigers van de afdeeling Leiden en toen is mede gedeeld, dat het wenschelijk was toezicht op het houden van collectes te doen plaats hebben. De aanvragen voor het houden van collectes zijn zeer talr ijk en in andere gemeenten is de noodzakelijkheid gebleken om na te gaan of het werke lijk in het belang van de burgerij is, dat die collectes worden gehouden. Zoo werd het ook wenschelijk geoordeeld, dat in dit geval zich een controle-comité beschikbaar stelde om na te gaan of deze collecte in het belang van de blinden werd gehouden. Er was haast bij de zaak, want men wilde het houden van de collecte niet verhinderen, en omdat nu de personen, die gewoon zijn zich het lot der blinden aan te trekken, niet aanwezig waren en er toch iemand met de controle moest worden belast, is Mevrouw Sanders daarvoor aangewezen, die zich eenigen tijd tevoren bereid had verklaard zich met de belangen van de blinden te bemoeien en lid van het con- trèle-comité te worden. In de vergunning tot het houden van de collecte is dan ook gezegd, dat Mevrouw Sanders zou worden belast met de controle, die nader zou worden geregeld. De heeren van het Bestuur hebben er eerst eenig bezwaar tegen gemaakt, maar tenslotte hebben zij zich er volkomen bij neergelegd. Toen die voorwaarde werd gesteld, is er niet een nieuwe vergunning gegeven, maar is de oude er mede aangevuld om te voorkomen dat opnieuw leges moesten worden betaald. Er was toen dus geen belemmering meer voor het houden van de collecte, maar toen werd er gezegd dat zij niet zou plaats hebben. De heer Baart twijfelt er niet aan of de heer Sanders zijn best heeft gedaan en hij is overtuigd, dat het niet mogelijk was het anders te doen, maar het ligt voor de hand, dat, waar in een schrijven aan het Bestuur zonder meer werd medegedeeld, dat het geld bij Mevrouw Sanders, Witte Singel No. 68 moest worden gebracht, het Bestuur niet direct daar mede genoegen nam. Het Bestuur begreep wel, dat het niet de bedoeling was liet geld bij Mevrouw Sanders te laten, maar, waar het Bestuur het geld zoo noodig had, wilde het weten welke bestemming er verder aan zou mogen worden gegeven. Wat het houden van een bloempjesdag door de Leidsche afdeeling betreft, die afdeeling is pas aangesloten bij de landelijke vereeniging en is nog jong, zoodat zij moet uitzien naar middelen om inkomsten te krijgen, welke door andere afdeelingen niet worden toegepast. Te Amsterdam en te 's-Gravenhage b. v. heeft men het instituut van het eigen werk; daar worden door de menschen zelf allerlei voorwerpen als borstels en bezems vervaardigd. Ook te Leiden hoopt men dat gedaan te krijgen, maar, zoolang het niet is bereikt, moet men zijn toevlucht nemen tot middelen als het houden van bloempjesdagen. Spreker heeft de zaak nog eens met het Bestuur van de afdeeling Leiden besproken en die heeren hebben onomwon den verklaard geen bezwaar te hebben tegen het benoemen van een controle-commissie, maar wel hadden zij bedenking tegen den loop, welken de zaak had genomen. Waar de Voorzitter zegt, dat de Bond geen leges heeft moeten betalen, omdat de vergunning slechts is aangevuld, doet spreker hem opmerken dat hij onjuist is ingelicht. De eerste vergunning is teruggenomen en er is een ander papier voor in de plaats gegeven. De Voorzitter doet opmerken, dat zij een vergunning hadden zonder daarvoor te moeten betalen. De heer Baart zegt, dat het Bestuur bereid is de geld inzameling te herroepen, indien toestemming wordt gegeven tot het houden van een bloempjesdag en dan zoo mogelijk op een Zaterdag. De Voorzitter antwoordt, dat bezwaar werd gemaakt, dat de naam van Mevrouw Sanders zou worden genoemd; maar dat die heeren daarvan zijn geschrokken, kan spreker zich niet voorstellen, omdat zij wisten dat dit zou gebeuren. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 8