154 Abt. 8. De patiënten melden zich, voor zoover zij daartoe in staat zijn, des morgens op het door den stadsgeneesheer aange geven uur in diens zittingslokaal aan. Is de patiënt daartoe niet in staat, dan doet hij het ver zoek, om aan zijne woning te worden bezocht, vóór des morgens 9 uur aan het zittingslokaal van den geneesheer bezorgen. Bij plotseling opgekomen ongesteldheid of overkomen ongeval wordt het verzoek aan de woning van den genees heer bezorgd. Abt. 9. De door den geneesheer afgegeven recepten worden zoo spoedig mogelijk bezorgd bij den apotheker, vermeld in het in art. 3 bedoeld bewijs. Bij bezorging na 5 uur des avonds of op Zondag, kan, indien de aflevering der geneesmiddelen niet tot den volgen den dag kan worden uitgesteld, de apotheker eischen dat daarop wordt gewacht en dat de geneesmiddelen worden medegenomen of afgehaald. Voor een flesch of pot kan een staangeld van 5 cent worden gevraagd, welk bedrag ten volle wordt terugbetaald bij weder-inlevering van flesch of pot. Van den werkkring der Stadsgeneesheeren. Abt. 10. Aan het hoofd van den Geneeskundigen Armendienst staat de Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst. De kostelooze genees- en heelkundige hulp wordt verstrekt door stadsgeneesheeren, die telkens voor den tijd van twee jaren door den Gemeenteraad worden benoemd. Zij oefenen, behoudens het bepaalde in de artt. 5 en 6, hun dienst uit, ieder in het hem door Burgemeester en Wethouders aangewezen stadsgedeelte. De stad wordt daartoe door Burgemeester en Wethouders, na raadpleging van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst, de stadsgeneesheeren gehoord, in afdeelingen verdeeld. Verwisseling in de hun aangewezen stadsgedeelten mag slechts plaats hebben met toestemming van Burgemeester en Wethouders. Abt. 11. De stadsgeneesheeren leggen, alvorens hunne betrekking te aanvaarden, in handen van den Burgemeester den volgenden eed (of belofte) af: „Ik zweer (beloof), dat ik mij in de uitoefening mijner „bediening van stadsgeneesheer in allen deele zal gedragen „overeenkomstig de daaromtrent door den Gemeenteraad of „door Burgemeester en Wethouders vastgestelde of later „vast te stellen voorschriften en dat ik de patiënten, die „mijn hulp inroepen, geheel en al volgens plicht en geweten „zal behandelen. Zoo waarlijk helpe mij God almachtig!" (dat beloof ik). Abt. 12. De stadsgeneesheeren mogen noch direct, noch indirect, noch door tusschenkomst van derden, invloed uitoefenen op de in de artt. 5 en 6 toegestane vrije keuze der patiënten. Abt. 13. De stadsgeneesheeren zijn verplicht zich het in art. 3 ver melde bewijs zoo noodig te doen vertoonen, alvorens van gemeentewege genees- of heelkundige hulp te verleenen. Indien hun blijkt, dat de patiënt niet of niet meer on vermogend is, geven zij daarvan onverwijld kennis aan den Directeur van den Geneeskundigen Dienst. Abt. 14. De stadsgeneesheeren houden eiken werkdag vóór des morgens 9 uur gedurende één uur, hetzij in hunne woning, hetzij in een geschikt lokaal in hunne afdeeling, zitting, om onvermogenden kosteloos van genees- en heelkundige hulp te voorzien. In bijzondere gevallen kan door Burgemeester en Wet houders vergunning worden verleend het spreekuur te houden in een geschikt lokaal, buiten de afdeeling van den betrok ken geneesheer. Zij stellen voor de patiënten een behoorlijk lokaal als wachtlokaal beschikbaar. Wanneer de zieke niet in staat is zich naar de plaats, waar de geneesheer zitting houdt, te begeven, is deze ver plicht zich zoo mogelijk vóór des namiddags 2 uur naar de woning van den zieke te begeven. Indien later geroepen, zal hij zich zoo spoedig mogelijk bij den zieke vervoegen. Hij herhaalt zijne bezoeken zoo dikwijls de toestand van den lijder zulks vordert. Wordt hij bij een onvermogende geroepen uithoofde van een dezen overkomen ongeluk of tengevolge van een plotse linge verergering van diens ziektetoestand, dan is hij ge houden zich zoowel bij nacht als bij dag ten spoedigste naar de woning van den zieke te begeven. Ten behoeve van zieken, omtreut wier toestand hij zich niet door eigen aanschouwing en onderzoek heeft overtuigd, mogen door hem geen genees- of heelmiddelen worden voorgeschreven. Abt. 15. De stadsgeneesheeren mogen ten behoeve van onver mogende zieken specialistische hulp inroepen, na machtiging van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst en tegen een door Burgemeester en Wethouders vast te stellen tarief. Abt. 16. De stadsgeneesheeren zijn verplicht bij het voorschrijven van genees- en heelmiddelen ten behoeve van onvermogenden gebruik te maken van hun te dien einde door den Genees kundigen Dienst verschafte receptpapiertjes. Hunne voorschriften moeten naam, voornamen en woon plaats van den patiënt vermelden en behoorlijk ondertee kend zijn. Bij die voorschriften houden zij zich zooveel mogelijk aan de lijsten en formulae, welke door den Directeur van den Geneeskundigen Dienst in overleg met hen worden vast gesteld en die zoo noodig na verloop van dTie jaar worden herzien. Zij betrachten bij het voorschrijven van genees- en ver bandmiddelen een gepaste zuinigheid. Abt. 17. Wanneer de geneesheer oordeelt dat de aard der ziekte of de armoedige omstandigheden van den lijder een behoorlijke verpleging in eigen woning niet toelaten, stelt hij den Directeur van den Geneeskundigen Dienst schriftelijk, met vermelding van den aard der ziekte, voor, hem in het Academisch Ziekenhuis, of, indien aldaar geen plaats beschikbaar is, in een der andere ziekeninrichtingen ter verpleging te doen opnemen. Indien de lijder zich zonder gegronde reden tegen de opneming in een ziekeninrichting verzet, geeft de geneesheer daarvan aan genoemden Directeur kennis. Onder ziekeninrichtingen wordt mede verstaan het Sana torium voor Zenuwlijders „Rhijngeest". Abt. 18. De stadsgeneesheeren stellen zich ter beschikking van den Stadsvroedmeester, wanneer deze hun hulp inroept. Abt. 19. Zij mogen de behandeling der zieken niet overlaten aan anderen, behoudens evenwel hunne bevoegdheid om zich in geval van ongesteldheid of afwezigheid door een anderen stadsgeneesheer of, mits met vooraf verkregen goedkeuring van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst, door een anderen geneesheer te doen vervangen. Abt. 20. In zeer bijzondere gevallen, ter beoordeeling van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst, kan een stads geneesheer worden ontheven van de verplichting tot behan deling van bepaalde gezinnen of patiënten. Indien de aangevraagde ontheffing wordt toegestaan, wijst de Directeur van den Geneeskundigen Dienst een der andere stadsgeneesheeren aan. Abt. 21. De stadsgeneesheeren zijn belast met het vaccineeren der onvermogenden en van al diegenen, die gebruik wenschen te maken van de door het Gemeentebestuur ingevolge art. 18 der Wet van 4 December 1872 (S. 134) geboden gelegen heid tot kostelooze vaccinatie. Indien de vaccinatie niet in het door Burgemeester en Wethouders aangewezen lokaal kan geschieden, wijst de Directeur van den Geneeskundigen Dienst een der stads geneesheeren aan tot het verrichten der vaccinatie in de woning van den patiënt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 6