152
kundige verzorging van onvermogenden opgedragen aan een
6 tal stadsgeneesheeren, die ieder in een of meer hun toe
gewezen wijken werkzaam zijn.
Het getal bewijzen, rechtgevende op kostelooze genees
kundige hulp, bedroeg vóór de oorlogsjaren i 3000. Dank
zij den sedert gewijzigden economisclien toestand, is dit
getal allengs verminderd tot 1000.
Het komt ons voor, dat met het oog op dit luttele aantal
ingeschrevenen de in deze gemeente gevestigde geneesheeren
niet bereid zullen zijn zich te verbinden de z.g. ^armen
praktijk", tegen eene vergoeding als door de fondsbesturen
wordt berekend, op zich te nemen.
Daargelaten, dat de te verrichten arbeid niet loonend zou
zijn, zijn er nog meerdere bezwaren.
De stadsgeneesheeren ontvangen hun patiënten in een
afzonderlijk lokaal, sommige doctoren in wijkgebouwen en
allen op afzonderlijke uren.
Bij vrije keuze zou er, wat tijd en wijze van behande
ling betreft, gelijkstelling ontstaan tusschen stads- en fonds
patiënten, een gelijkstelling, die wellicht niet gunstig zou
werken.
Ook zijn er fondspatiënten, die finantieel tot de onver
mogenden behooren, doch uit een zeker eergevoel geen
„armendokter" willen en zich liever iets ontzeggen, om zich
in een ziekenfonds te kunnen laten inschrijven.
Verder zou voor de geneesheeren bij belooning per lid elke
prikkel verloren gaan, om patiënten, die h. i. eigenlijk niet
tot de onvermogenden behooren, ter royeering voor te dragen,
m. a. w. naar een fonds te voeren. Zij zouden immers toch
op dezelfde wijze worden beloond.
En wat de patiënten zelf betreft, gelooven wij, dat de
keuze van een arts zeer zou worden bemoeilijkt, als men
bedenkt dat in Leiden i 40 artsen zijn gevestigd, die voor
een groot deel bij de armlastige patiënten onbekend zijn.
Een ander bezwaar, dat wel niet het zwaarst mag wegen,
maar dat toch ook niet uit het oog mag worden verloren,
is, dat bij vrije keuze aan de thans in functie zijnde stads
geneesheeren als zoodanig ontslag zou moeten worden ver
leend. En wij hebben ons afgevraagd, of het wel billijk zou
zijn ambtenaren der gemeente, van wie er eenige reeds vele
jaren dienst hebben, eenvoudig ontslag te geven. Men ver-
gete niet, dat deze geneesheeren, die jarenlang in dezelfde
wijken werkzaam zijn geweest, voor hunne patiënten, be
halve hun geneesheer, ook zijn geworden hun vertrouwde,
hun raadsman, de man, die naast de familiekwalen, ook de
familieomstandigheden kent en die door zijn langdurige
praktijk in dezelfde gezinnen veel eer dan anderen bedacht
is op erfelijkheidskwalen en gebreken, en dgl.
Vraagt men ons: Is er inderdaad van de zijde van de
onvermogenden een drang naar vrijp artsenkeuze uitgegaan,
dan moeten wij daarop ontkennend antwoorden. Slechts in
enkele gevallen is ons gebleken, dat men de vrije keuze
wenscht; het zeer geringe aantal klachten, waarvan de meeste
dan nog ongegrond waren, is wel het beste bewijs dat de
drang niet bijster groot is.
In dit verband willen wij U een paar voorbeelden noemen,
waaruit blijkt dat in het algemeen het verlangen niet groot
is, althans niet gemotiveerd. In Amsterdam werd aan 800
politiegezinnen de vrije keuze toegestaan; slechts 13 kozen
een anderen medicus.
In Hilversum, in welke gemeente volgens het rapport van
een speciale commissie de vrije keuze vrijwel mislukt is,
werd aan 287 gezinnen de vrije keuze gegeven200 gezinnen
bleven de voorkeur geven aan de beide vaste doctoren.
Een andere vraag, die onwillekeurig rijst, is deze: Be
schikken deze onvermogenden in het algemeen wel over
voldoende gegevens, om zelfstandig een geneesheer te kiezen?
En dan meenen wij, dat ook hier een ontkennend antwoord
moet worden gegeven.
Zij zullen zich meestal laten raden door familie, buren,
kennissen, en kiezen dan wellicht dien geneesheer, die het
voorkomendst is, lekkere drankjes geeft of veel verband
middelen en attesten.
Al deze bezwaren, die Uwe Vergadering nog uitvoeriger
omschreven vindt in de in de Leeskamer liggende stukken,
maakten ons het nemen van een besluit zeer moeilijk.
Wij hebben nog overwogen: Zou het niet beter en
gemakkelijker zijn de onvermogenden eenvoudig te laten
inschrijven in een der hier ter stede gevestigde ziekenfondsen
en de daarvoor verschuldigde premie te betalen?
Maar ook deze oplossing kon ons geen bevrediging schenken
Wij zouden ons dan wel wat al te gemakkelijk afmaken
van de taak, aan de gemeente bij art. 33 der Armenwet
opgelegd.
Dat artikel verplicht de gemeente toch voldoende te
voorzien in de genees- heel- of verloskundige behandeling
en in de verpleging van armen.
Wat de levering van geneesmiddelen betreft, daaromtrent
bestond indertijd geen bezwaar, om met de particuliere
apothekers een regeling te treffen. Of de medicijnen ten
behoeve van de stadspatienten worden geleverd door de Stads
apotheek dan wel door de particuliere apothekers was vol
komen hetzelfde.
Anders staat het echter met de behandelingder zieke
armen door de fondsgencesheeren.
Over deze geneesheeren heeft de gemeente absoluut geen
zeggenschap; de gemeente zou de premie betalen en daar
mede zou dan in de geneeskundige hulp aan onvermogenden
zijn voorzien. Bovendien bestaat bij de fondsen ook de
vrije-patiëntenkeuze, een vrijheid, die wij aan de genees
heeren, met de armenpraktijk belast, slechts in zeer bijzon
dere gevallen en onder zekere voorwaarden zouden willen
toekennen.
Van de zeer belangrijke zorg voor de geneeskundige behan
deling, zou op die wijze niet veel terecht komen. De ver
antwoordelijkheid, die ten deze op de gemeentebesturen rust,
zou worden afgeschoven.
Bij de tegenwoordige regeling zijn de geneesheeren, met
de armenpraktijk belast, ondergeschikt aan het gemeente
bestuur. Er is contact tusschen patiënten, geneesheeren en
gemeentebestuur.
Bij vrije keuze, gepaard gaande met opheffing
van de betrekking van stadsgeneesheer, zou ons ook
de hulp van de geneesheeren in ander opzicht ontvallen.
Wij hebben hierbij het oog op keuring van adspirant-ambte-
naren, controle op zieke ambtenaren, het verrichten van
vaccinatiën en het verleenen van hulp bij buitengewone
omstandigheden, feesten en dergl.
Ook het toezicht op logementen' en slaapsteden zou af
zonderlijk moeten worden geregeld en eveneens dat op de
verstrekking van levensmiddelen ter versterking, en op de
wijkverpleging.
Toch voelt ons College, ondanks al deze bezwaren en
moeilijkheden, dat men den arme niet mag onthouden, wat
ieder ander is toegestaan en dat men hem niet allen invloed
op de keuze van zijn geneesheer mag ontzeggen.
Wil inderdaad de geneesheer zijn de vriend, de vertrouwde,
de raadgever, aan wien men ook de meest kiesche zaken
toevertrouwt, dan moet die geneesheer niet zonder meer
van hooger hand worden aangewezen.
Een gelukkige oplossing, om uit al deze moeilijkheden te
geraken, deed Uw medelid, de heer Groeneveld, aan de hand.
De heer Groeneveld dan, het lid dat deze aangelegenheid
reeds eenige jaren geleden ter sprake bracht en daarop
altijd is blijven aandringen, stelde in zijn aan de Commissie
voor den Geneeskundigen Dienst gerichte en in de Lees
kamer liggende nota voor de zes stadsgeneesheeren in functie
te houden en de keuze te beperken tot dit zestal. Hij achtte
dit voldoende, want liet hij er op volgen de stads
geneesheeren zijn er in geslaagd het vertrouwen van het
overgroote deel hunner patiënten te winnen. In de gevallen,
dat zij dat vertrouwen niet hebben verworven, staat dan
aan de patiënten de keus van een anderen arts open.
Bij een dergelijke regeling zouden de geneesheeren half-
ambtenaar kunnen blijven, zij zouden beloond kunnen
worden als bij de ziekenfondsen en voor de overige diensten
per vacatie.
De Oommissie voor den Geneeskundigen Dienst, die in
haar grootst mogelijke meerderheid aan de zijde van den
heer Groeneveld stond, zond ons haar voorstel in bij schrijven
van 11 Maart 1926.
Ons College achtte deze oplossing, gelijk gezegd, een zeer
gelukkige en zeer goed voor uitvoering vatbaar, behalve op
één enkel punt. Doch ook daaromtrent kon eene oplossing
gevonden worden. Wij wilden de vrije keuze n.l. alleen toe
staan, indien men er uit eigen beweging om vroeg. Op die
wijze zou het verrichten van vele administratieve werkzaam
heden en beslommeringen voorkomen worden, zou de wijk-
verdeeling, welke groot gemak oplevert, kunnen blijven
bestaan, terwijl den arme, wien de noodige gegevens ontbreken
tot het doen van eene keuze, door de zorg van het gemeente
bestuur een geneesheer zou aangewezen worden, zoodat hij
niet afhankelijk behoeft te zijn van raad van buren, familie
of vrienden.
Onze bedoeling was deze: Bij de jaarlijksche inschrijving
wordt de arme ingeschreven bij den geneesheer van zijn
wijk; indien hij echter uit eigen beweging zijn verlangen te
kennen geeft om een anderen geneesheer te hebben, wordt
hij bij den arts zijner keuze ingeschreven.
Bovendien zou zonder onze toestemming geen andere
wijkverdeeling tusschen de stadsgeneesheeren mogen plaats
hebben, teneinde te voorkomen dat de stadspatiënten tegen
hun zin hun geneesheer automatisch zouden verliezen.
De Commissie kon zich, nadat wij haar met onze ziens
wijze in kennis hadden gesteld, met de door ons voorge
stelde regeling geheel vereenigen en zond ons bij haar ant
woord in het begin van dit jaar tevens eeu door haar ont
worpen nieuwe verordening in.