MAANDAG 29 AUGUSTUS 1927. 177 soneelsreserve zou kunnen worden gebruikt om die menschen, als zij er onder waren gebracht, in dienst te stellen en daar door te voorkomen, dat verschillende werklieden meer dan 48 uren moesten wei ken, hetgeen plaats heeft, omdat, naar men beweert, de arbeid, welken die werklieden verrichten, niet aan anderen kan worden opgedragen. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat men in den laatsten tijd er stelselmatig toe overgaat om werklieden, die reeds lang in dienst zijn, vast aan te stellen. Dit is slechts betrekkelijk juist. Spreker heeft een staatje van personen, die in 1924 reeds bij de Lichtfabrieken werkzaam waren en daar met onderbreking van eenige tusschenpoozen werkzaam zijn gebleven; die telkens heen en weer worden gesmeten en geen enkele zekerheid hebben, waar zij terecht zullen komen, wanneer ze ontslagen worden. Er zijn menschen bij van jeugdigen leeftijd, van ongeveer 30 jaar. Het is niet zoo, dat stelselmatig er naar gestreefd wordt om de menschen in vasten dienst te nemen. Men ziet voort durend, dat voor vacatures bij verschillende takken van dienst buitenstaanders opgeroepen worden, terwijl men dezen lossen of losvasten menschen geen vaste aanstelling geeft. Het zou niet onmogelijk zijn dat, wanneer die menschen te eeniger tijd overcompleet worden, zij te oud geworden zijn om voor een vaste aanstelling bij een anderen tak van dienst in aanmerking te komen. Het heeft spreker eenigermate verbaasd, dat men nu niet het standpunt heeft ingenomen, dat het zooveel geld zou kosten. In den regel verwijst men den Raad naar andere plaatsen. Welnu, spreker heeft elders zijn licht opgestoken en hij kan mededeelen, dat te Amsterdam en in den Haag de personeelsreserve uitstekend werkt en te Utrecht eenige maanden geleden besloten is door den Gemeenteraad om te beginnen met een personeelsreserve, bestaande uit 40 man. Het is spreker bekend, dat ten behoeve van den markt- dienst des Vrijdags heel wat menschen aan hun werk ont trokken worden. Spreker kan zich voorstellen, dat die werk zaamheden ook gedaan zouden kunnen worden door menschen, die in de personeelsreserve zijn ondergebracht. Het zou dan niet meer noodig zijn om, zooals thans het geval is, op Vrijdag verscheidene menschen aan hun werk te onttrekken. Alles bijeengenomen is er, al is het aantal losse werklieden in gemeentedienst niet zoo groot in elk geval toch een 100-tal voldoende aanleiding om een personeelsreserve in te stellen. De Commissie voor de Lichtfabrieken heeft eens als haar meening te kennen gegeven, dat in verband met de mechaniseering van het bedrijf in de toekomst minder men schen noodig zullen zijn, maar dat zou alleen het geval kunnen wezen, indien het bedrijf denzelfden omvang hield, doch de stelselmatige uitbreiding van het bedrijf brengt ook een ge leidelijke vermeerdering van personeel mede. Spreker had gaarne gezien, dat het voorbeeld van Amsterdam, waar een personeelsreserve is ingesteld, was gevolgd. Burge meester en Wethouders gevoelen niets voor dit instituut, hetgeen reeds blijkt uit het feit, dat zij 6 jaar noodig hebben gehad het voorstel van den heer van Eek te bestudeeren. Met een beetje ernstigen wil is het denkbeeld van den heer van Eek wel in de practijk toe te passen, mits men niet van het standpunt uitgaat, dat alles wat in het belang van de arbeiders wordt voorgesteld niet noodig is. De heer van Eck zegt, dat bij de verdeeling van werk zaamheden door zijn fractie, de verdediging van dit voorstel aan den heer Baart is opgedragen, maar, waar hij het voorstel oorspronkelijk heeft gedaan, wil hij aan het gesprokene door den heer Baart, waarmede hij zich volkomen kan vereenigen, een en ander toevoegen en enkele opmerkingen maken omtrent de bedoeling van de personeelsreserve in het algemeen. De invoering van een personeelsreserve is in het belang van het personeel. Wie vroeger eenmaal in gemeentedienst was kon er, bijzondere omstandigheden voorbehouden, op rekenen daarin te blijven, maar thans bestaat het gevaar, dat door verandering van werkmethode en inkrimping van werkzaamheden menigeen zijn betrekking verliest, terwijl het dan moeilijk is, vooral voor de ouderen van dagen, bij het particuliere bedrijf aan het werk te komen. Daaraan komt de wachtgeldregeling eenigszins tegemoet, maar dergelijke regeling werkt slechts tijdelijk en het bezwaar ervan is, dat een reeks van personen, die in staat zouden zijn om te werken, hun geld krijgen zonder ervoor te werken. Invoering van een personeelsreserve is niet alleen in het belang van het personeel maar ook in het belang van de gemeente, omdat zij in het algemeen ten goede komt aan den arbeid. Men vergete niet, dat de vreugde in den arbeid door de wijziging van de wijze van arbeiden voor een belangrijk deel is verdwenen. De vreugde van het scheppend vermogen van den arbeid bestaat bijna niet meer; ze bestaat eigenlijk alleen nog voor de leidende kringen. Een leidende persoonlijkheid kan altijd nog verband brengen tusschen zijn initiatief, zijn talenten en hetgeen voortgebracht wordt; voor de arbeiders, waaronder ik ook de ambtenaren versta, die door de voort schrijdende mechaniseering van den arbeid meer en meer een arbeidsnummer worden, is de arbeidsvreugde voor een belang rijk deel verloren gegaan. Dit is niet alleen voor den persoon maar ook voor den arbeid een verlies. Wanneer in het alge meen meer verband gelegd wordt tusschen de persoonlijkheid van den arbeider en den arbeid, dien hij verricht, dan zal dit aan de resultaten van den arbeid ten goede komen, en een gemeentebestuur, dat bedrijven heeft, zal hieraan ook wel degelijk zijn aandacht hebben te schenken. In dit verband wijst spreker op de ervaring, opgedaan door zijn Belgischen partijgenoot dr. H. de Man, die belast was met een onderzoek naar arbeiderstoestanden. In een door hem bezochte fabriek bleken de resultaten van den arbeid heel wat gunstiger te zijn, toen de arbeiders stonden onder een ingenieur, die het contact met de arbeiders had weten te vinden, dan toen zij stonden onder een anderen ingenieur, die technisch veel bekwamer was, doch niet het hart van de arbeiders had weten te vinden. Wanneer men, hoe moeilijk het ook is in de tegenwoordige verhoudingen, bij de arbeiders de liefde voor den arbeid wil opwekken, dan moet het bedrijf beginnen met liefde te toonen voor degenen, die daarbij werkzaam zijn. De liefde moet ook hierin tot uiting komen, dat de dienst of het bedrijf het contact met de arbeiders of ambtenaren, die men door verandering van werkmethode heeft moeten ontslaan, niet verbreekt. YVil men liefde opwekken, dan moet men beginnen met liefde te toonen. De belangstelling van de arbeiders in het bedrijf en in het werk blijft voor de resul taten van den aibeid een zeer belangrijke factor en daarom moet de gemeente al het mogelijke doen om die belangstelling op te wekken. Men mag de waarde van de invoering van een personeels reserve niet beoordeelen naar de vraag hoeveel personen er bij betrokken zijn. Weliswaar is te Leiden het aantal losse werklieden in dienst van de gemeente op dit oogenblik niet zoo groot, maar men weet niet of niet binnenkort door inkrimping van werkzaamheden en verandering van werkwijzen, b.v. in verband met uitvindingen, een groot aantal personen zal moe ten worden ontslagen. Spreker geeft toe, dat de invoering van een personeels reserve voor de hoofden van dienst eenige moeilijkheid zal meebrengen. Terwijl zij thans vrij zijn in het aannemen van losse krachten, zullen zij deze dan uit de personeelsreserve moeten kiezen, wat echter het voordeel heeft, dat zij de keuze hebben uit min of meer bekwame persor.en, wier verdere eigenschappen ook bekend zijn. Het is merkwaardig, dat, waar Amsterdam met de invoe ring van een personeelsreserve is voorafgegaan, dat voorbeeld vrij spoedig door Rotterdam, den Haag en Utrecht is gevolgd. Utrecht is wel grooter dan Leiden, maar het verschil is niet zoo groot, dat hetgeen voor Utrecht noodig en gewenscht is voor Leiden uitgesloten zou zijn. De groote vraag is, of er altijd werk zal zijn voor het personeel, dat naar de personeels reserve overgaat, maar in dat opzicht behoeft men niet zoo ongerust te zijn als met Burgemeester en Wethouders het geval is. De losse werklieden worden thans gebruikt bij ziekte en bij vacantie en ook voor waak- en wachtdiensten. Burge meester en Wethouders van den Haag zeggen in de toelich ting tot hun voorstel, dat de personen, bij de personeels reserve ondergebracht, ook voor particulieren werkzaamheden zouden kunnen verrichten. Spreker is het daarmede eens. De groote bouwwerken van particulieren worden vaak slecht bewaakt en nu ziet hij er geen bezwaar in om, als de gemeente over betrouwbare elementen beschikt, particulieren daarvan ook te laten profiteeren. Het zou eveneens in het belang van de gemeente zijn, indien haar eigendommen, zooals de plant soenen, wat beter werden bewaakt, en daarvoor zou de personeelsreserve kunnen dienen. Men kan vragenwordt op die manier niet al te eenzijdig gezorgd voor het overheidspersoneel? Vaak hoort men de klacht, dat de leden van het overheidspersoneel tegenwoor dig de troetelkinderen zijn, waaraan altijd in de eerste plaats wordt gedacht; de publieke lichamen spreken er altijd over. En worden daardoor de belangen van anderen niet te veel verwaarloosd Er moet verband blijven bestaan tusschen de arbeidsvoor waarden in het particulier bedrijf en die in het overheidsbedrijf, al mogen laatstgenoemde wel tot voorbeeld strekken. Wanneer men echter overgaat tot dezen maatregel, dan is het een uitvloeisel van de zorg voor de bestaanszekerheid en de overheid zal ook het hare dienen te doen om ook voor degenen, die buiten het overheidsbedrijf werkzaam zijn, de bestaanszeker heid zooveel mogelijk te waarborgen. Spreker wijst verder op de financieele voordeelen, welke aan de invoering van de personeelsreserve rechtstreeks zijn verbonden en waarvan door het College van Burgemeester

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 7