MAANDAG 29 AUGUSTUS 1927. 185 Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming besloten de beide adressen in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. De Voorzitter geeft nu het woord aan den heer Splinter tot het aanhangig maken van een spoed voorstel. De heer Splinter wenscht namens Burgemeester en Wet houders verlof te vragen om een onderhandsche opdracht te doen inzake de uitvoering van slootdemping, rioleering en straatwerk op het terrein ten noorden van de Wasstraat. Op 28 Juni j.l. heeft de publieke aanbesteding plaats gehad, waarbij de laagste inschrijver was de heer Timmerman uit Dordrecht. Degene, aan wien het werk is opgedragen, is niet financieelkrachtig meer om het werk behoorlijk uit te voeren hij wil de bank er niet aan wagen en zegt het werk wel te willen maken, mits hij f 2500.meer krijgt, hetgeen der halve neerkomt op een verhooging van diens inschrijvingscijfer. Met dit standpunt kan het College zich niet vereenigen. Ook de heer Voorsluis, die het geheele rioleerings- en be- stratingswerk moet betalen, wil gaarne het werk gunnen aan de firma van der Geer en Stuifzand alhier, voor 18.408.— Spreker vraagt dus, of de Raad er accoord mede kan gaan dat dit werk ondershands opgedragen wordt aan bovengenoemde firma. De Voorzitter stelt namens het College van Burgemeester en Wethouders voor om dit voorstel onmiddellijk in behan deling te nemen. De heer Schüller meent dat de Raad de zaak niet kan overzien. Het zou wel aanbeveling verdiend hebben als men den Raads leden een kort overzichtje had terhandgesteld, dat zij dan gedurende de Raadszitting hadden kunnen inzien. Dat is den vorigen keer ook gebeurd. Spreker gevoelt er niets voor dat de Raad direct weder voor het feit geplaatst wordt. De Voorzitter antwoordt, dat het aan het College on- mogellijk geweest is ter zake een uitgewerkt voorstel te doen. Het is eerst heden bekend geworden. De heer Sijtsma verklaart, dat deze zaak hem bevreemdt. Hij heeft den heer Voorsluis reeds lang erover hooren klagen, dat Burgemeester en Wethouders geen voortgang maken met die rioleering en het dempen van slooten, en nu krijgt de Raad deze zaak in eens af te doen. Waarom is men er niet eerder mede gekomen De heer Splinter zegt, dat het hier volstrekt niet iets bijzonders is. Het werk is opgedragen aan de heer Timmer man te Dordrecht; deze is niet kapitaalkrachtig genoeg om het werk uit te voeren en de heer Voorsluis, de man die het geld geeft, wil er niet aan; die wil liever het werk opdragen aan de firma van der Geer en Stuifzand. Omdat het nu niet betreft een publieke aanbesteding maar een onderhandsche opdracht, moet het in den Raad komen. Er zit niets achter. De heer Schüller heeft er niet op tegen, dat de zaak zoo wordt geregeld, maar dat zoo iets rauwelijks in den Raad gebracht wordt. Waarom had er geen schriftelijke voordracht kunnen zijn? De heer Splinter antwoordt, dat dat niet mogelijk is geweest. Deze zaak heeft langen tijd van onderhandelen noo- dig gehad. Het gaat niet zoo heel gemakkelijk. Wordt zonder hoofdelijke stemming besloten het voorstel onmiddellijk te behandelen, waarna zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt besloten. De Voorzitter geeft den heer Baart, die het woord gevraagd heeft naar aanleiding van het ingekomen adres van de afdeeling Leiden van den Blinden-Bond in overweging, om de bespreking daarvan uit te stellen tot de volgende verga dering, met het oog op het vergevorderd uur, maar zegt er ook genoegen mede te nemen, indien de heer Baart de zaak met hem persoonlijk wil komen bespreken. De heer Baart meende, dat de zaak wel in enkele minuten kon worden afgehandeld, doch is bereid het tot een volgende vergadering aan te houden. De Voorzitter vraagt of een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. Nu niemand het woord verlangt, wil spreker nog iets tot den Raad zeggen. Dit is de laatste vergadering geweest, die deze Raad heeft gehouden. Gedurende vier jaar hebben de leden gevolg gegeven aan de opdracht van de burgerij om haar belangen ie behartigen en thans is het hun laatste samenzijn geweest. Een groote verscheidenheid van zaken is behandeld en daaronder ongetwijfeld ingrijpende maatregelen. Of al die maatregelen in het belang van de gemeente zullen zijn, zal de toekomst moeten leeren, maar vaststaat, dat, al heeft er over verschillende maatregelen diepgaand en prin cipieel verschil van meening bestaan, ieder Raadslid steeds met ijver heeft bepleit en trachten gedaan te krijgen wat naar haar of zijn overtuiging in het belang van de ge meente was. Namens de burgerij brengt hij daarvoor aan de Raadsleden een woord van hartelijken dank. Voor de meesten der Raadsleden zal dadelijk een nieuwe periode van dienst beginnen, maar voor een twaalftal is dit de laatste vergadering, althans voorloopig, welke zij meemaken. De aanraking van spreker met den Raad is nog te kort ge weest om het hem mogelijk te maken in vollen omuang te overzien wat ieder Raadslid afzonderlijk heeft gepresteerd, maar toch wil hij constateeren, dat het hem smart velen in een volgende vergadering niet -te zullen weerzien. Tot enkelen hunner wil hij een woord richten, al zal dat niet zoo uit gebreid kunnen zijn als het geval zou zijn geweest, indien hij de laatste vierjarige periode geheel had medegemaakt. Onder de scheidenden is er één, die van zelf een woord aan sprekers mond ontlokt, namelijk de heer van Hamel. Op 6 September a.s. als de nieuwe Raad zijn werk zal aanvangen, zal het juist 40 jaar geleden zijn, dat hij voor het eerst tot lid van den Raad werd gekozen. Hij heeft dus 40 jaar als zoodanig gediend, hetgeen een zeldzaam feit is, omdat die 40 jaar in zekeren zin als twee geschiedkundige tijdvakken kunnen gelden." Het is ook een zeldzaam feit, omdat hij van den eersten tot den laatsten dag vol activiteit en ij ver, zonder verflauwing, in het belang van de gemeente werkzaam is geweest. Gedurende 18 jaren heeft de Gemeenteraad hem uit verkoren om een wethouderszetel in te nemen en toen heeft hij met ijver, doortastendheid en groote bekwaamheid de onderwijszaken geleid. Daarnaast is in tal van commissies een beroep gedaan op zijn medewerking en werklust en nooit heeft hij geweigerd hulp te verleenen. Bovendien heeft hij meermalen op verdienstelijke wijze het burgemeestersambt, als dit vaceerde, waargenomen. Op verschillende wijzen heeft de heer van Hamel de ge meenschap gediend, niet ten eigen voordeele, doch uit ware belangstelling voor de publieke zaak en omdat zijn hart zoo warm voor Leiden klopt. De jaren zijn geklommen en nood zaken hem nu te gaan toezien hoe de jongeren de zaken leiden. Spreker hoopt, dat het den heer van Hamel gegund zal zijn nog vele jaren te zien, dat de jongeren met evenveel enthousiasme, verstand en ijver de belangen van de gemeente zullen behartigen als hij dat heeft gedaan. (Teekenen van instemming). De heer van Hamel wordt naar de kroon gestoken dooi den heer Mulder, die niet minder dan 25 jaren lid van den Raad is geweest. Gewonnen en geboren Leidenaar als hij was heeft hij het als een ideaal gevoeld om een rol te spelen in het bestuur van de stad, waarvan hij een van de verdienste lijke burgers was. Hij bezat daartoe de bekwaamheden en het was voor hem aangenaam die bekwaamheden erkend te zien door den Raad, want van die 26 jaar is hij 5 jaar Wet houder geweest. Helaas overviel kort na sprekers optreden den heer Mulder een ziekte, die hem verhinderde zijn werk voort te zetten. Het verheugt spreker, dat de heer Mulder thans weer in staat is tegenwoordig te zijn. Hij brengt hem dank namens de burgerij voor de groote trouw, die hij aan de gemeente heeft betoond, en spreekt de hoop uit, dat hij nog lang van de rust, die hij verdiend heeft, zal kunnen genieten. Teekenen van instemming.) De heer Sanders is, in vergelijking met die beide Nestoren, nog maar een jeugdige knaap, doch een jeugdige knaap, die er zijn mocht. De tijd van zijn wethouderschap is voor Leiden van beteekenis geweest. Spreker weet, dat hij in vele zaken recht had, maar betwijfelt of hij wel geheel recht had in zijn besluit om heen te gaan. Op voorbeeldige wijze en met bekwaamheid heeft hij zoowel de afdeeling Financiën als de afdeeling Sociale zaken behartigd. Waar de mensehen, die voor de publieke zaak gevoelen en bekwaam zijn daaraan mede te werken, niet zoo talrijk zijn, twijfelt spreker er niet aan of er zal wederom een beroep worden gedaan op de bekwame hulp van den heer Sanders en hij troost zich met de gedachte, dat de heer Sanders binnen niet al te langen tijd weer in de Raad zal terugkeeren. Teekenen van instemming.) De beide dames-leden, Mevrouw van Itallievan Embden en Mevrouw Dietrichde Rooij, hebben zich op haar gebied verdienstelijk gemaakt en getoond, dat er voor vrouwen in den Raad alleszins plaats is. Spreker hoopt, dat zij op de peiiode, in den Raad doorgebracht, met voldoening zullen mogen terugzien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 15