GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
89
DfeEKOlIEN STUKKEN.
N°. 149. Leiden, 15 Juli 1927.
Bij de behandeling op 22 November 1926 van ons voorstel
tot het brengen van eenige wijzigingen in de verordening
op de Straatpolitie (Ingek. Stukken No. 235) merkte uw
medelid, de heer Eerdmans, op, dat in het eerste lid van
art. 4 nieuw der verordening het woord „weg" vervangen
moest worden door het woord „straat". Deze opmerking is
juist, aangezien het schrobverbod uitgevaardigd is in het
belang der pasgemaakte bestratingen en mitsdien voor niet
bestrate wegen geen zin zou hebben. Wij wijzigen derhalve
ons voorstel in dier voege, dat in art. 4, le lid nieuw in
plaats van „aangelegden openbaren weg" wordt gelezen
„aangelegde openbare straat" en in plaats van „bestaanden
openbaren weg" „bestaande openbare straat".
Met betrekking tot het 2de lid van art. 4 nieuw heeft
onze Commissie nog eens overwogen, of het ter bereiking
van het beoogde doel (nl. zuinigheid met drinkwater) wel
noodzakelijk is, het gebruik voor schrobben van alle water
(dus ook van grachtwater) in het speciale, in dit lid bedoelde
geval te verbieden. Wij beantwoorden deze vraag evenwel
bevestigend. De bepaling is met opzet zoo ruim gemaakt,
teneinde het bewijs der overtreding niet onmogelijk en daar
mee de bepaling krachteloos te maken. Men vergete niet,
dat het hier een uitzonderingsbepaling geldt voor gevallen
van drinkwaterschaarschte. Alsdan behoort o.i. het mindere
euvel (n.l. dat men op zoo'n oogenblik ook niet met gracht
water mag schrobben) voor het meerdere euvel (n.l. dat de
bepaling door de onmogelijkheid van het bewijs der over
treding practisch krachteloos zou zijn) te wijken.
Ten aanzien van art. 10 nieuw zouden wij nog willen
opmerken, dat daarin weliswaar een ruime bevoegdheid
wordt gegeven aan Burgemeester en Wethouders om aan
wijzingen te geven, welke bij vervoeren, laden en lossen van
stof verspreidende stoffen in acht moeten worden genomen, doch
dat de omstandigheden in ieder bijzonder geval weer anders
zullen zijn, zoodat het moeilijk is dienaangaande in de ver
ordening een algemeenen regel te stellen, terwijl overigens
aldus juist zooveel mogelijk een soepele toepassing, der ver
ordening gemakkelijker kan worden bevorderd. Voorts be
denke men ook, dat art. 10 oud een absoluut verbod van
overladen en sorteeren bevat (zij het dan alleen voor asch
en vuilnis) en voorts een bepaalde wijze van vervoeren
gebood, terwijl art. 10 nieuw alleen verbiedt ten deze anders
dan volgens aanwijzingen van Burgemeester en Wethouders
te handelen. In zooverre is de nieuwe bepaling dan ook
minder streng en belemmerend, dan de oude. Voor het
willekeurig en zonder voldoenden grond stellen van zware
eischen behoeft o.i. niet te worden gevreesd.
Ten slotte is het onze Commissie bij nadere overweging
gewenscht voorgekomen, de met art. 10 van de verordening op
de Straatpolitie overeenkomende bepaling iu de verordening
op de Wateren in de gemeente Leiden thans eveneens een
overeenkomstige nieuwe redactie te geven.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging:
I. aan te nemen ons voorstel tot wijziging der verordening
op de Straatpolitie, opgenomen onder No. 235 van de Inge
komen Stukken 1926, evenwel met dien verstande, dat artikel I
wordt gelezen als volgt:
Artikel 4 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt:
„Het is verboden een nieuw aangelegde openbare straat
of het vernieuwde gedeelte van een reeds bestaande open
bare straat binnen de eerste vier weken na de in gebruik
stelling te schrobben of te vegen.
Het is eveneens verboden een openbaren weg te schrobben
indien en voorzoolang Burgemeester en Wethouders bij
openbare kennisgeving met betrekking tot dien weg hebben
verklaard, dat de regelmatige voorziening der bevolking
met drinkwater zoodanig verbod tijdelijk noodzakelijk maakt."
II. vast te stellen de volgende:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 11 November 1897
(Gem. Blad N°. 12) op de wateren in de gemeente Leiden,
gelijk deze verordening laatstelijk bij verordening van
14 Mei 1923 (Gem. Blad N°. 15) is gewijzigd.
Eenig artikel.
Art. 22bis der verordening op de wateren in de gemeente
Leiden wordt gelezen als volgt:
„Het is verboden, asch, vuilnis, puin, kalk of andere
stofverspreidende voorwerpen of stoffen in de openbare
wateren te vervoeren, te laden, te lossen, over te laden, of
te sorteeren op andere wijze, dan met inachtneming der
daarvoor door Burgemeester en Wethouders in ieder bijzonder
geval in verband met de omstandigheden te geven aanwij
zingen."
A. van de Sande Bakhtjyzen, Voorzitter.
van Deventer, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 150. Leiden, 19 Juli 1927.
In Uwe Vergadering van 30 Mei j.l. werd onze voordracht
van 26 Mei te voren (Ingek. Stukken No. 104), ter benoeming
van een opzichter, chef der afdeeling bestratingen, in den
rang van Hoofdopzichter, teruggenomen en van de agenda
afgevoerd, aangezien No. 1 van de voordracht zijne sollici
tatie inmiddels had ingetrokken.
Na raadpleging van de Commissie van Fabricage bieden
wij U thans eene nieuwe voordracht aan, luidende:
1°. C. KIL JAN, Opzichter bij den dienst der Gemeente
werken, te Heerlen;
2°. M. PYNACKER, Opzichter bij den dienst der Gemeente
werken, te Enschedé.
Wij geven Uwe Vergadering thans in overweging tot eene
benoeming in den rang van Hoofdopzichter over te gaan
en, overeenkomstig het advies van de Commissie, de be
noeming voorloopig voor den tijd van één jaar te doen
geschieden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 151. Leiden, 19 Juli 1927.
Aangezien tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van
Mejuffrouw J. Keja bij ons College geen bezwaar bestaat,
geven wij Uwe Vergadering in overweging haar, met ingang
van een nader door ons College te bepalen datum, eervol
ontslag te verleenen uit hare betrekking van onderwijzeres
aan de openbare lagere school aan de Vrouwenkerksteeg A.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 16 Juli 1927.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Mijne Heeren.
Ondergeteekende, Jacoba Keja, verzoekt beleefd eervol
ontslag als onderwijzeres aan de o. 1. school Vrouwenkerk-
steeg A, met ingang van 16 October a. s., daar zij als zoo
danig aan een der o. 1. scholen te Amsterdam is benoemd.
Hoogachtend,
J. Keja.
N°. 152. Leiden, 19 Juli 1927.
Met het oog op het verleenen van eene bouwvergunning
voor het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie
M. No. 4157, is het noodig, dat een gedeelte van dit perceel,
ter grootte van 195 M2, gelegen in het verlengde van de
Thorbeckestraat en op bijgaande situatieteekening in bruine
kleur aangegeven, in eigendom aan de gemeente overgaat.
Onder mededeeling, dat de eigenaar zich tot kosteloozen
afstand bereid heeft verklaard, geven wij Uwe Vergadering,
in overeenstemming met het advies van de Commissie van
Fabricage, in overweging, de strook grond, deel uitmakende
van het perceel, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie M. No.
4157, groot 195 M2, gelegen aan de Bodenburgerstraat,
op de overgelegde situatie in bruine kleur aangegeven, zon
der eenige kosten voor de gemeente in eigendom en onder
houd bij de gemeente over te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.