144 MAANDAG 1 1 JU LI 1927. Overigens is spreker het eens met den heer van Eek, dat er voor den Raad geen aanleiding is om het Gedeputeerde Staten gemakkelijk te maken en hun de gelegenheid te geven om de verordening te schorsen. De Voorzitter meent, dat de heer Eikerbout miskent de beteekenis van art. 70, 2e lid. Door dit artikel is juist aan den Raad de mogelijkheid om daarover een oordeel uit te spreken ontnomen door aan den Burgemeester op te dragen om, indien het besluit naar zijn oordeel strijdig is met de wet of het algemeen belang, dergelijk besluit niet ten uitvoer te brengen. Spreker zegt niet, dat hij dit in dit geval zal doen, maar alleen dat in dit geval Gedeputeerde Staten de geheele instantie moeten hebben. Met 16 tegen 13 stemmen wordt vervolgens besloten de sub a bedoelde verordening onmiddellijk te doen afkondigen. Vóór stemmen: de heeren Schüller, Kooistra, Verweij, Groeneveld, Baart, Sijtsma, van Eek, Heemskerk, de dames van Itallievan Embden en Dietrichde Rooij en de heeren van Tol, Eikerbout, Eerdmans, Dubbeldeman, van Stralen en Schoneveld. Tegen stemmen: de heeren Meijnen, Sanders, Splinter, Mulder, van Hamel, Wilbrink, van Rosmalen, Bergers, van der Reijden, Huurman, Spendel, Deumer en Reimeringer. IX. Verordening, regelende de heffing van opcenten op de hoofdsom der Personeele Belasting te Leiden. (Zie Ing. St. Nis. 142 en 143.) De heer Huurman zou, tenzij de betrokken wethouder op onmiddellijke behandeling mocht' prijs stellen, in overweging willen geven deze verordening in de volgende vergadering te behandelen. De heer Spendel zegt, dat vier leden der Katholieke fractie des avonds niet tegenwoordig zullen kunnen zijn. De heer van Stralen zou het op hoogen prijs stellen, indien de interpellatie, die ook op de agenda staat, heden kon worden gehouden.. De heer Huurman stelt voor des avonds niet te verga deren. Er staat wel op de agenda, dat de vergadering zoo noodig des avonds zal worden voortgezet, maar iedereen heeft gedacht, dat de agenda in een middagvergadering zou worden afgehandeld. Spreker heeft zijn avond ook voor een ander doel bestemd. Bovendien zijn de overige punten niet zoo gewichtig, dat zij niet 14 dagen zouden kunnen worden aangehouden. De heer Dubbeldeman vreest, dat, ook al zou de volgende vergadering spoedig plaats hebben, vele leden dan met vacantie zullen zijn. De heer Groeneveld heeft er bezwaar tegen, dat de Raad zoo weinig afdoet, te meer waar tal van punten op behande ling liggen te wachten. Volgens de oproeping hebben de leden van den Raad er op gerekend, dat de vergadering des avonds zou worden voortgezet om althans enkele punten af te doen. Spreker is dus tegen het voorstel van den heer Huurman. Het voorstel van den heer Huurman wordt in stemming gebracht en met 14 tegen 13 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Meijnen, Sanders, Splinter, Mulder, Wilbrink, van Rosmalen, Bergers, van der Reijden, Huurman, Spendel, Heemskerk, van Tol, Eikerbout en Rei meringer. Tegen stemmende heeren Schüller, van Hamel,. Kooistra, Verweij, Groeneveld, Baart, Sijtsma, van Eek, Deumer, Eerd mans, Dubbeldeman, van Stralen en Schoneveld. (De dames v. Itallie—van Embden en Dietrichde Rooij hadden de vergadering inmiddels verlaten). De punten 9, 10 en 11 der agenda worden derhalve aan gehouden tot een volgende vergadering. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 14