181
I
84
legd, zoodat vermoedelijk 40 van 14000 5600 aanslagen
tengevolge van de wijziging van artikel 12 zullen vervallen.
Yoor de berekening van het bedrag aan hoofdsom, hetwelk
daardoor verloren gaat, kunnen de navolgende gegevens van
dienst zijn.
Uit eene becijfering is gebleken, dat in 1921 aan belasting
in hoofdsom voor de 5300 perceelen met een huurwaarde
van 125.tot 200.werd opgebracht 14.800.of ge
middeld 2.80 per perceel. Reeds werd berekend, dat 5600
perceelen voortaan buiten de belasting zullen vallen,
zoodat het verlies aan belasting in hoofdsom door de
wijziging van art. 12 is te ramen op 5600 X/ 2-80 15.680.
of rond 15.700.
Gevolgen van de wijziging van art. 13. Tengevolge van de
wijziging van art. 13 (verhooging aftrek huurwaarde van
120.tot 195.wordt de opbrengst der belasting van
die perceelen, welke na toepassing van art. 12 overblijven,
lager, en wel 10% van 195.ƒ120.of 7.50 per perceel.
Dit aantal perceelen bedraagt 14000 5600 8400, welke
perceelen dus een mindere belastingopbrengst geven van
8400 X 7-50 63.000.—.
Gevolgen van de wijziging van art. 18. Volgens het nieuwe
artikel 18 wordt de belasting naar de waarde van het mobilair
eerst geheven, wanneer de huurwaarde van het perceel meer
bedraagt dan 230.(vóór de wijziging 200.Derhalve
is nagegaan hoeveel belasting in hoofdsom verloren gaat in
perceelen met een huurwaarde van 200.tot 230.
Het mobilair in dergelijke perceelen aanwezig, kan op een
gemiddelde waarde van 300.worden geschat. Hoeveel
perceelen er zijn met een huurwaarde van 200.tot 230.
is niet met juistheid na te gaan. Blijkens het verslag van
de woningtelling waren er op 1 Maart 1926 3365 perceelen
met een huurwaarde van 208.tot f 300.en, in ver
band met dit cijfer, zou het aantal met een huurwaarde
van 200.tot 230.kunnen worden geraamd op 1500.
De belasting naar den 2en grondslag bedraagt in het alge
meen 1\ van de waarde van het mobilair, na aftrek van
100.per aanslag. Bij een gemiddelde waarde van het
mobilair ad 300.per perceel zal het verlies aan hoofd
som voor deze 1500 perceelen, die voortaan buiten de
heffing naar den 2en grondslag vallen, dus t\ van
1500 X 30°-10°-is f 4500-bedragen.
Gevolgen van de wijziging van art. 7. De verruiming van
den kinderaftrek bedraagt per kind voor bewoners van
perceelen met een huurwaarde van:
lan
250
en niet meer dan
375 2
(14 i.
pl.
V. 12%)
375
400 4
(14
10%)
400
500 2
(12
10%)
500
600 4%
(12
8%)
600
625 2%
(10
8%)
625
750 4%
(10
6%)
750
800 6%
(10
4%)
800
875 4%
8
4%)
875
„1000 6%
8
2%)
1000
„1200 6%
6
0%)
1200
„1400 4%
4
0%)
1400
1600 2
2
0%)
Voor een nauwkeurige becijfering van het verlies aan
hoofdsom tengevolge van de wijziging van art. 7 staan geen
voldoende gegevens ter beschikking. Slechts is bekend, dat
in 1926 de hoofdsom van de grondslagen huurwaarde en
mobilair ad 285.149.(rond 285.000.wegens kinder
aftrek werd verminderd met 31.534.dus met 11.06
De kinderaftrek wordt, naar bleek, gemiddeld met 4
verhoogd en hieruit zou dus zijn af te leiden, dat het
gemiddelde percentage van den aftrek ad 11.06 zal stijgen
met 4 derhalve tot 15.06
Evenwel mag niet uit het oog worden verloren, dat de
verruiming van den kinderaftrek vooral invloed heeft op
de hoogere huurwaarden (ongeveer liggende tusschen 750.
en 1400.zoodat het verlies procentsgewijze grooter zal
zijn dan 4%. Het gemiddelde percentage is derhalve aan
den lagen kant en het is daarom veilig het hooger te ramen
en het te stellen op 17
Gelijk werd vermeld, bedroeg de hoofdsom van de grond
slagen huurwaarde en mobilair volgens het kohier 1926
285.000.en de kinderaftrek deswege 31.534.
Tengevolge van de wijziging van de artikelen 12 en 13 wordt
de hoofdsom, volgens vorenstaande berekening, 78.700.
lager en tengevolge van de wijziging van art. 18 4500.
te zamen 83.200.
De uit art. 7 voortvloeiende verhoogde kinderaftrek zal dus
voortaan worden toegepast op een hoofdsom naar den len
en 2en grondslag van 285.000.ƒ83.200.f 201.800.
Deze kinderaftrek raamden wij op 17 zoodat de aftrek
geschat kan worden op 17 van 201.800.34.306.
In 1926 werd een kinderaftrek toegepast van 31.534.
door de wijziging van artikel 7 wordt aan hoofdsom mitsdien
verloren 34.306.31.534.2.772.of rond
3000.—.
Samenvatting van de gevolgen der wijziging. Het verlies
aan hoofdsom als gevolg van de wijziging van:
art. 12 is 15700.
13 63000.—.
18 4500.—.
7 3000.—.
Totaal 86200.—.
Een vergelijking met het kohier van 1926 laten wij hier
volgen
le grondslag hoofdsom
2e
219.857
65.292
78.700
4.500
141.157
60.792
Aftrek art. 7
285.149
31.534
83.200
3.000
201.949
34.534
3e7e grondslag
253.615
23.370
86.200
167.415
23.370
Totaal hoofdsom
276.985
190.785
Opcenten gemeente 190.371 69
Verlies gemeente bij ongewijzigde heffing der opcenten
f 56.000.Indien nu de verordening op de heffing der
opcenten voor de gemeente ongewijzigd wordt toegepast,
zou, ruw berekend, de gemeente ontvangen 69 van
190.785 f 131.641.— en derhalve een verlies lijden
van 190.371.131.641.— 58.730.—.
Rekening houdende met de omstandigheid, dat eensdeels
de heffing aan opcenten over de grondslagen 37 gemiddeld
90 bedroeg, dus uitging boven het gemiddelde, en dat ander
deels de niet meer voor belasting in aanmerking komende
perceelen met 50 opcenten werden belast, dus ver beneden
het gemiddelde bleven, is dit verliescijfer echter iets lager en
kan het op 56.000.worden gesteld.
Middel ter ondervanging van dit verlies. Vergelijkt men
het voorafgaande staatje van het kohier 1926 met de daar
nevens afgedrukte cijfers van het kohier volgens de wets
wijziging, dan ziet men, dat met een opbrengst in hoofd
som van 276.985 aan opcenten geheven wordt 190.371.
Bij het kohier volgens de wetswijziging is de opbrengst in
hoofdsom 190.785.zoodat met een evenredige heffing
van 100 opcenten ook weer juist de opbrengst van c. a.
190.000.bereikt zou zijn.
Druischt in deze een evenredige opcentenheffing in tegen
het principe van eene progressieve belasting? Door de sterke
verhooging van het bedrag der huurwaarde, dat van belas
ting is vrijgesteld, wordt een dusdanige versterking van de
progressie in dé heffing verkregen, dat het o.i. volkomen
gerechtvaardigd is de progressie in de tegenwoordige ver
ordening te vervangen door een evenredige heffing en
te meer aanleiding bestaat daartoe, vermits door een gelijk
getal opcenten de progressie in vergelijking met vroeger
nog aanmerkelijk versterkt wordt. Onderstaand staatje toont
dit aan.
Volgens de oude wet met de thans geldende opcenten-heffing:
Belas- °f
eenten.
sting.
250
130
ƒ13
50
6.50
19.50
7.8
300
180
10.80
28.80
9.6
400
280
28
>- 60
16.80
44.80
11.2
500
380
38 J
22.80
60.80
12.1
600
480
48
70
33.60
81.60
13.6
700
580
58
40.60
98.60
14.1
800
680
68 j
I
54.40
122.40
15.3
900
780
78
y so
62.40
140.40
15.6
1000
880
88 J
70.40
158.40
15.8
1100
980
98 i
108
90
88.20
186.20
16.9
1200
1080
97.20
205.20
17.1
1300
1180
118
100
118.—
236.—
18.1
99 99
99
99
99
99
99
99 99
99
99
99
99
99
99 99
99
99
99
99
99
99 99
99
99
99
99
99
99 99
99
99
99
99
99
99 99
99
99
99
99
99
99 99
99
99
99
99
99
99 99
99
99
99
99
99
99 99
99
99
99
99
99
99 99
99
99
99
99
99
99 99
99
99
99
99
99
1926
Verlies
Blgft
Huur
waarde.
Belast
baar.
Hoofdsom n
Bedrag
op
centen.
Totaal
belas
ting.
/O
ran
huurw.