82
tot eenstemmigheid kannen geraken; liet zijn de volgende:
Een minderheid wenscht den aanvang van art. 1 (definitie
van het begrip „woning") te lezen als volgt„Onder woning
verstaat deze verordening ieder, binnen de gemeente gele
gen perceel met een of meer woonvertrekken, zoomede
ieder als woning ingericht gedeelte van een perceel, dat
afzonderlijk wordt verhuurd, waarop de bepalingen der
wet" enz.
Voorts wenscht een minderheid in de artt. 2 en 4 niet
alleen den verhuurder, maar ook den huurder strafbaar te
stellen, hetgeen te bereiken is door in art. 2 na „bedingen",
te lezen„aan te nemen, te betalen, of zich tot de betaling
van zoodanige vergoeding te verplichten, dan den huurprijs"
enz. en door in art. 4 na „te stellen of te laten," te lezen:
„als huurder te betrekken, of door een huurder" enz.
In art. 6 wenscht een minderheid de leden en plaatsver
vangende leden van de Commissie van Advies te doen
benoemen door den Eaad en wel in dier voege, dat de be
langen van huurders en die van verhuurders zooveel moge
lijk gelijkelijk in de Commissie zijn vertegenwoordigd, in
verband waarmee het hier aan het woord zijnde lid ook
den Voorzitter van de Commissie door den Eaad wenscht
te zien aangewezen.
Voorts wenscht een minderheid de artt. 7 en 9 te zien
gewijzigd aldus, dat de aanvrage om goedkeuring derhuur-
verhooging zoowel in eerste instantie, als in beroep bij den
Eaad, niet zal worden geweigerd, alleen, indien de onrede
lijkheid, doch zal worden verleend, alleen, indien de rede
lijkheid daarvan blijkt.
Tenslotte wenscht een minderheid onzer Commissie den
datum waarop de verordening uiterlijk zal vervallen (art.
12) vastgesteld te zien niet op 1 Januari 1929, maar op
1 Januari 1930.
Overigens behoeven de artikelen der voorgestelde ver
ordening, naar wij meenen, geen nadere toelichting.
Daar Uwe Vergadering de verordening in werking zal
wenschen te doen treden op den dag, met ingang van welken
de Huurwetten vervallen, hebben wij gemeend U te moeten
voorstellen, met gebruikmaking van de in artikel 171 der
Gemeentewet gegeven bevoegdheid de afkondiging onmid
dellijk na de vaststelling te doen geschieden.
Wij stellen 13 alsnu voor, als volgt te besluiten:
De Eaad der gemeente Leiden,
Overwegende, dat het, na het vervallen van de Wet van
26 Maart 1917, Staatsblad No. 257, voorshands in het
belang van de openbare orde en de openbare gezondheid
noodzakelijk moet worden geacht, maatregelen te treffen
ter voorkoming van onredelijke opdrijving van huurprijzen
van woningen;
Gelet op het advies der Gezondheidscommissie van Juli
.1927, No.
BESLUIT:
I. vast te stellen de volgende
VERORDENING
ter voorkoming van onredelijke opdrijving van huurprijzen
van woningen.
Artikel 1.
Onder woning verstaat deze verordening ieder binnen de
gemeente gelegen perceel of perceelsgedeelte, dat blijkens
zijne inrichting bestemd is, om als afzonderlijke woning te
worden gebruikt en waarop de bepalingen der Wet van
26 Maart 1917, Staatsblad No. 257, zooals die Wet op
18 Juli 1927 luidde, van toepassing waren.
Artikel 2.
Het is verboden voor het gebruik van een woning een
hoogere vergoeding, onder welken naam, of in welken vorm
ook, hetzij voor zichzelve, hetzij voor een derde, hetzij als
beheerder of bestuurder van een rechtspersoon voor die
rechtspersoon te bedingen, of aan te nemen, dan den huur
prijs, welken de verhuurder op 18 Juli 1927 overeenkomstig
de bepalingen der Wet van 26 Maart 1917, Staatsblad No. 257,
zooals die wet op 18 Juli 1927 luidde, zonder nadere goed
keuring of vaststelling mocht bedingen, of waarvan het be
dingen hem op 18 Juli 1927 ingevolge de bepalingen dier
Wet bij onherroepelijk geworden uitspraak was toegestaan.
Artikel 3.
Het is verboden anders dan als verhuurder of huurder
ter zake van een huur, als in artikel 2 bedoeld, eenig voor
deel, hetzij voor zichzelve, hetzij voor een derde, hetzij als
beheerder of bestuurder van een rechtspersoon voor die
rechtspersoon te bedingen, aan te nemen, te betalen, of zich
tot de betaling van zoodanig voordeel te verplichten, tenzij
voor zoover dit voordeel een redelijke vergoeding voor daad
werkelijk verrichte diensten vormt.
Artikel 4.
Het is verboden een woning ter beschikking van een
huurder te stellen of te laten, of door een huurder te doen
of te laten betrekken op grond van een huurovereenkomst,
welke in strijd is met het in deze verordering bepaalde.
Artikel 5.
Het bepaalde in artikel 2 is niet van toepassing op hem,
die handelt na verkregen goedkeuring van Burgemeester en
Wethouders, of, ingeval van beroep, van den Raad.
Deze goedkeuring behoort schriftelijk aan Burgemeester
en Wethouders te worden gevraagd.
Op de aanvrage om goedkeuring wordt binnen 14 dagen,
nadat zij is ontvangen, een beschikking genomenhet geven
dezer beschikking kan eenmaal voor ten hoogste 14 dagen
worden verdaagd; de beschikking wordt zoo spoedig mogelijk
schriftelijk zoowel aan den verhuurder, als aan den huurder
van de woning medegedeeld.
Aan de goedkeuring kunnen voorwaarden verbonden
worden.
Artikel 6.
Op de aanvrage om goedkeuring wordt geen beschikking
genomen, alvorens het advies is ingewonnen van een daartoe
door Burgemeester en Wethouders in te stellen Commissie
van 3 leden, en 3 jjlaatsvervangende leden.
De leden en plaatsvervangende leden dezer Commissie
worden door Burgemeester en Wethouders benoemd en
ontslagen.
De Commissie kiest uit haar midden een Voorzitter.
Zij regelt hare werkwijze in een reglement, dat aan de
goedkeuring van Burgemeester en Wethouders is onderworpen.
Burgemeester en Wethouders kunnen aan de Commissie
een Secretaris toevoegen.
Artikel 7.
De goedkeuring wordt alleen geweigerd, indien en voor
zoover inwilliging van de aanvrage Burgemeester en Wet
houders, alle omstandigheden in aanmerking genomen,
onredelijk voorkomt.
Artikel 8.
De belanghebbende, die zich door de beschikking van
Burgemeester en Wethouders bezwaard gevoelt, kan daar
van binnen 14 dagen, nadat hem die beschikking is mede
gedeeld, schriftelijk in beroep komen bij den Raad.
Op het beroep wordt binnen een maand, nadat het be
roepschrift is ontvangen, een beschikking genomen; het
geven dezer beschikking kan eenmaal voor ten hoogste een
maand worden verdaagd; de beschikking wordt zoo spoedig
mogelijk schriftelijk aan dengene, die het beroepschrift in
gediend heeft, medegedeeld.
Ingeval van goedkeuring der aanvrage in beroep kunnen
daaraan voorwaarden verbonden worden.
Artikel 9.
De goedkeuring in beroep wordt alleen geweigerd, indien
en voor zoover inwilliging van de aanvrage den Eaad, alle
omstandigheden in aanmerking genomen, onredelijk voorkomt.
Artikel 10.
Overtreding van het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 4
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen,
of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
Artikel 11.
De opsporing van overtredingen van deze verordening
wordt opgedragen aan de dienaren der gemeentepolitie en
aan de ambtenaren van het Bouw- en Woningtoezicht.
Artikel 12.
Deze verordening treedt in werking op 19 Juli 1927.
Zij vervalt uiterlijk met ingang van 1 Januari 1929.
II. de sub I bedoelde verordening in verband met den
vereischten spoed onmiddellijk te doen afkondigen.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
A. van de Sande Bakhuyzen, Voorzitter.
van Deventer, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.