GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
81
\U K.\ STIK K i:.\.
N°. 136. Leiden, 29 Juni 1927.
Onder toezending van de stukken der sollicitanten voor de
met 1 September a. s. openvallende betrekking van leeraar
in de Natuur- en Scheikunde aan het Gymnasium deelen
wij Uwe Vergadering het volgende mede.
Uitgaande van de wenschelijkheid, om, nu het aan den
heer Valkenburg verleend ontslag daartoe de mogelijkheid
opent, in het belang van het onderwijs het volle aantal les
uren in beide vakken zoo mogelijk op te dragen aan één
leeraar, meenen wij de sollicitatie's alleen voor de natuur-
kunde-uren, of alleen voor de sclieikunde-uren buiten be
schouwing te mogen laten, aangezien er onder hen, die naar
beide vakken gesolliciteerd hebben, een voldoende keus is.
Bij het bepalen onzer keuze hebben wij ons voorts doen
leiden door de overweging, dat het hier het volledige onder
wijs betreftin twee belangrijke vakken, zoodat het gewenscht
is zoo mogelijk iemand te benoemen, die over een ruime
onderwijservaring in beide vakken beschikt en wiens studie
zich gelijkelijk op het gebied van beide vakken heeft bewogen,
waarbij overigens in aanmerking moet worden genomen, dat
het aantal natuurkunde-uren per week grooter is, dan het
aantal scheikunde-uren. De als No. 1 voorgedragene voldoet
ten volle aan deze eischen, terwijl over hem ook zeer
gunstige inlichtingen werden verkregen. Ook over de als
No. 2 voorgedragene werden zeer goede inlichtingen ont
vangen. Zijn onderwijservaring is echter geringer.
Naar aanleiding van het hierbij overgelegde advies van
den Inspecteur der Gymnasia doen wij U opmerken, dat de
heeren H. R. Bruins en C. de Graaf hunne sollicitatie nadien
hebben ingetrokken.
Wij bieden Uwe Vergadering alsnu de volgende aanbeveling
aan voor de benoeming van een leeraar in de natuur- en
scheikunde aan het Gymnasium (niet in alphabetische
volgorde)
1. Docts. H. G. S. Snijder, leeraar in de natuur- en schei
kunde en assistent bij de physische scheikunde te Utrecht;
2. Docts. L. H. Wilde, leeraar in de Wiskunde te
Amsterdam.
Curatoren van het Gymnasium te Leiden,
D. C. Hesseling, Voorzitter.
van Deventer, Secretaris.
N°. 137. Leiden, 4 Juli 1927.
Onder overlegging van bijgaand verzoek van den heer
Dr. W. T. M. Weebers om ontslag als curator van het
Gymnasium en met verwijzing naar het daaromtrent door
het College van Curatoren uitgebracht advies, hetwelk in
de Leeskamer ter inzage is nedergelegd, geven wij Uwe
Vergadering in overweging aan den heer Dr. W. T. M.
Weebers, op zijn verzoek met ingang van 1 Augustus a. s.
eervol ontslag te verleenen als curator van het Gymnasium,
onder dankbetuiging voor de goede diensten, door hem als
zoodanig bewezen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden
De ondergeteekende, Curator van het Gymnasium alhier,
heeft door dezen de eer Uwen Raad te verzoeken hem
wegens vertrek naar elders tegen het eind dezer maand
ontslag te willen geven.
Hetwelk doende enz
Dr. W. T. M. Weebers
Leiden 1 Juli 1927.
N°. 138. Leiden, 4 Juli 1927.
De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten,
dat het onderzoek der rekening, dienst 1926, van het Burger
lijk Armbestuur haar tot geene opmerkingen aanleiding
heeft gegeven.
Zij geeft U derhalve in overweging deze rekening goed
te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 139. Leiden, 4 Juli 1927.
De Turnkring voor Leiden en Omstreken en de Joodsche
Jeugdvereeniging „Mischmar Hajardein" hebben tot ons
College het verzoek gericht om het speelterrein, gelegen achter
de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus aan de
Burggravenlaan te mogen gebruiken, waartegen bij ons College
geen bezwaar bestaat.
Adressanten gaan accoord met de door ons, naar gelang
van den omvang van het gebruik, gevraagde vergoeding
van respectievelijk ƒ40.en ƒ25.per jaar en nemen ook
met de aan de ingebruikgeving te verbinden voorwaarden
genoegen.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Fabricage geven wij Uwe Vergadering, onder verwijzing
naar de in de Leeskamer ter inzage liggende stukken, mits
dien in overweging het speelterrein, gelegen achter de Hoogere
Burgerschool met 5-jarigen cursus aan de Burggravenlaan
op door ons College te bepalen dagen en uren tot weder-
opzeggens in gebruik te geven:
a. aan den Turnkring voor Leiden en Omstreken tegen
een jaarlijksche vergoeding van ƒ40.
b. aan de Joodsche Jeugdvereeniging „Mischmar Hajardein"
tegen een jaarlijksche vergoeding van 25.
een en ander, onder de in de stukken aangegeven voor
waarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 140. Leiden, 4 Juli 1927.
In de op jongstleden Vrijdag gehouden openbare veiling
heeft ons College de hand kunnen leggen op het pand Harte-
steeg nis 3 en 5, groot 123 M2, voor de som van 9300.
Aankoop van dit pand tot dat bedrag leek ons voor de
gemeente gewenscht.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging:
a. te besluiten tot aankoop van het pand Hartesteeg nis
3 en 5, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie I n° 1545 voor
de som van 9300.
b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overgelegden
begrootingsstaat, groot 10067.25, teneinde ons College in
staat te stellen daaruit te voldoen de onder a genoemde
koopsom, alsmede de veilingskosten ad 767.25.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 141. Leiden, 4 Juli 1927.
Op 27 Juni j.l. heeft Uwe Vergadering de volgende motie
van Uw mede-lid, den heer Heemskerk, aangenomen:
„De Raad,
van oordeel, dat het wenschelijk is een voorziening te treffen
tegen het onredelijk opdrijven van woninghuren na het ver
vallen der Huurwetten op 18 Juli 1927
besluit tot het in het leven roepen van een gemeentelijke
verordening te dier zake, welke een tijdelijk karakter zal
dragen,
en noodigt Burgemeester en Wethouders uit een desbe
treffende verordening te ontwerpen en aan den Raad ter
vaststelling voor te leggen".
Burgemeester en Wethouders hebben onze Commissie
verzocht ons met het ontwerpen der bedoelde verordening
te belasten, ter voldoening aan welk verzoek wij Uwe Ver
gadering hierbij een zoodanige verordening ter vaststelling
aanbieden.
Overeenkomstig het vrij algemeen gehuldigde gevoelen
met betrekking tot de grenzen van de regelende bevoegdheid
van de gemeente ten deze hebben wij de materie, thans in
de Huuropzeggingswet en in de Huuraanzeggingswet geregeld,
buiten beschouwing gelaten en de voorgestelde regeling
mitsdien tot de materie van de Huurcommissiewet beperkt.
Ten aanzien van sommige punten is onze Commissie niet