94 MAANDAG 20 JIJNl 1927. zullen wij een voorbeeld hebben geschapen en zal het niet lang duren of uit andere deelen van de stad worden soort gelijke verzoeken tot den Raad gericht. Dia vrees beschouwt spreker als een van de hoofdredenen, die tot de indiening van dit praeadvies hebben geleid. Spreker, die den heer Meijnen als Wethouder van Onder wijs heeft leeren kennen als iemand, die rechtvaardigheid tegenover verschillende takken van onderwijs wil betrachten, vermoedt, dat vooral deze sombere financiëele vooruitzichten oorzaak zijn, dat het praeadvies luidt zooals het luidt. Dit neemt intusschen niet weg, dat niet ontkend kan worden, dat de vorige sprekers aan deze zijde zeer groote waarheden hebben gezegd en dat de behoefte aan voorbereidend lager onderwijs in de verschillende kringen der bevolking wordt gevoeld, ook in dezelfde richting als die kringen behoefte ge voelen aan openbaar lager onderwijs. Nu kan men vrij gemakkelijk uit deze impasse komen, wanneer het inderdaad slechts gaat om de voorbereiding van het kind tot de lagere school. Men heeft te doen met kinderen van 35J of 6 jaar, die absoluut nog geen geestelijk leven hebben, die wat leeren fröbelen; met opzet wordt buiten het voorbereidend lager onderwijs gehouden hetgeen betrekking heeft op de lagere school. Lezen en schrijven mag bij het voorbereidend onder wijs niet worden geleerd. Wanneer men nu de geschiedenis raadpleegt, dan ziet men dat die een oplossing aan de hand doet, waarin de Wethouder zal kunnen treden; n.l. door aan de subsidieering te ver binden de voorwaarde, dat deze scholen voor alle kinderen toegankelijk zullen zijn en gebaseerd zuilen zijn op het be ginsel der wet van 1857; subsidie op voorwaarde, dat men alles nalaat wat in strijd is met den eerbied voor de gods dienstige overtuiging van andersdenkenden. Dan zal geen ouder bezwaar kunnen maken om zijn kinderen naar derge lijke school te sturen. Wenscht men daarin niet te treden, dan zit er een addertje onder het gras. Dan blijkt, dat men dit onderwijs niet wil doen dienen voor het fröbelen van het kind, maar voor de geestelijke leiding van het kind, dat nog niet eens mag leeren lezen. Maar dan is ook de overheid verplicht om de burgerij te beschermen tegen degenen, die op die manier de kinderen in de wacht trachten te sleepen voor hunne kerkelijke scholen. Dan is de overheid ook verplicht om datgene, wat de onder grond van onze lager onderwijswetgeving is, ook toe te passen op het voorbereidend lager onderwijs. Dan moet in herinne ring worden gebracht, dat de voorstanders van het aanwezig zijn van openbaar onderwijs niet alléén zijn de menschen van links, maar ook de mannen van rechts. De Wethouder van Onderwijs neme dan nog eens ter hand de brochure van wijlen zijn partijgenoot de Savornin Lohman, getiteld »de Vrije School", verschenen in 1917, waarin de noodzakelijkheid betoogd wordt, dat er overal voldoende goed openbaar onderwijs is, zoodat de menschen van rechts, als zij niet het onderwijs van hun kleur vinden, hunne kinderen niet behoeven te sturen naar een school, die een bepaalde kleur draagt, welke zij niet willen. Liever dus het openbaar onderwijs zegt de Savornin Lohman, dan kerkelijk onderwijs, dat van een andere tint is, dan het hunne! Spreker geeft dit als een heel duidelijke uitspraak voor de openbare school. Waarom haalt spreker dit aan? Omdat, als men niet wenscht te treden in het algemeen karakter van het bewaarschool- onderwijs, voor dat onderwijs precies hetzelfde geldt omdat het overhevelingsinstituten zijn voor het bijzonder onderwijs als voor de lagere school geldt. Het moge onaangenaam en kostbaar zijn, maar dan is het de plicht van de overheid tegenover de burgerij om het openbaar voorbereidend onder wijs op een andere manier te verzorgen, dan binnen dit voor stel van Burgemeester en Wethouders ligt. Spreker zal met belangstelling afwachten, of de voorstan ders van het bijzonder voorbereidend onderwijs bereid zijn dat onderwijs te geven en het subsidie te aanvaarden onder de verbindende bepaling, die hij noemde. Zijn zij daartoe niet bereid, dan zal daaruit de consequentie moeten worden getrokken, dat het openbaar voorbereidend onderwijs een onder werp van voortdurende zorg van de Leidsche regeering moet zijn. De heer Wilbrink dankt de meerderheid van Burgemeester en Wethouders voor dit voorstel, omdat dit brengt een ruimere subsidie van het bijzonder bewaarschoolonderwijs, waarop hij bij de behandeling van de begrooting voor 1927 heeft aan gedrongen. Ook de wijze, waarop dat subsidie wordt verruimd, is voor hem zeer aantrekkelijk. Er is aan de overzijde wel betoogd, dat het openbaar bewaarschoolonderwijs te Leiden een glorieus verleden had en het bijzondere bewaarschool onderwijs, dat in 1910 nog slechts een subsidie van ƒ2200. genoot, dat subsidie heeft zien uitgroeien tot 42.000.zoodat men zich angstig afvraagt wat er van dat glorieuze tijdperk, waarin onze voorvaderen dat openbaar bewaarschoolonderwijs hebben totstandgebracht, overblijft, maar spreker deelt die vrees niet. Op de begrooting voor dit jaar was ruim 60.000. uitgetrokken voor het openbaar bewaarschool-onderwijs en ruim 30.000.voor het bijzonder bewaarschool-onderwijs, en dat ofschoon het aantal kinderen op de bijzondere be waarscholen grooter was dan dat op de openbare bewaar scholen. Als er gesproken wordt van pacificatie, is er meer aanleiding om het bijzonder bewaarschool-onderwijs tegemoet te komen dan het openbaar bewaarschool-onderwijs reden heeft om over achteruitzetting te klagen, is er pacificatie, dan moet die zich uitspreken naar alle kanten, ook in de regeling der salarissen en der pensioenen en in de bijdragen iu den schoolbouw, maar daarvan is geen sprake. Gezien ook den financiëelen toestand der gemeente, welke in de eerste jaren wel niet zoo zal worden, dat het wel zou kunnen, zou die gelijkstelling, in dezen zin dat allo bouwkosten en alle verdere kosten van het bijzonder bewaarschoolonderwijs door de ge meente zouden moeten gedragen worden, in spreker geen voorstander vinden. Nu echter de zaak aldus staat, dat er zooveel uitgegeven wordt voor het openbaar voorbereidend lager onderwijs, hebben de voorstanders van het bijzonder voorbereidend lager onder wijs er recht op om er op te wijzen, dat er ruimer subsidie komt daarvoor. Van de overzijde wordt geklaagd, dat dit volgens dit voorstel gaat ten koste van het openbaar onderwijs, omdat daarbij leerkrachten zullen worden uitgeschakeld en het ambulantisme zal worden afgeschaft. Wat dit laatste betreft wijst spreker er op, dat degenen, die thans zoo spreken, indertijd zoo groote voorstanders waren van het ambulantisme, aangezien dit het lager onderwijs ten goede kwam. Da heer Knuttel zegt, dat niemand zich verklaard heeft tegen de afschaffing van het ambulantisme. De heer Wilbrink; Er wordt wel geklaagd over de bezui niging, welke eruit voortvloeit. Nu wordt er gezegd, dat de cursus van 3 op 2 jaar ge bracht zal worden, maar daarvan is geen sprake. Alleen wordt de leeftijdsgrens voor de toelating van 3 jaar tot 3.5 jaar verhoogd, maar er staat niet in het voorstel, dat de kinderen slechts gedurende 2 jaren de bewaarschool zullen mogen bezoeken en dat zij niet langer zullen mogen blijven. De bezuiniging ligt hierin, dat de hoofden der scholen in de klasse dienst moeten doen en daardoor komen er onder wijzeressen vrij. Volgens dit voorstel zal een gerechtvaardigde tegemoet koming aan het bijzonder voorbereidend lager onderwijs ver leend worden, welke van alle overdrijving gespeend is. Men behoeft dan ook niet aan de overzijde zoo hoog van den toren te blazen en te zeggen, dat het bijzonder onderwijs op buiten gewone wijze bevoordeeld wordt. Dat men een rijksdaalder slechts één keer kan uitgeven, weten de voorstanders van het bijzonder onderwijs ook wel; dat gevoelen zij in hun beurs, waarvandaan die rijksdaalders moeten komen, vooral om hunne scholen te stichten en in stand te houden. Er is gesproken van het glorierijk verleden van de gemeente als stichtster van het openbaar bewaarschoolonderwijs, maar met meer recht zou men mogen spreken van het glorierijk heden van de voorstanders van het bijzonder bewaarschool onderwijs, die zich groote uitgaven getroost hebben om daarvan te maken wat mogelijk is. Het is natuurlijk heel wat ge makkelijker om het geld uit een andere portemonnaie te laten rollen dan dat men zelf de kosten ervan draagt. Met die feiten houdt spreker ook een oogenblik rekening. Het standpunt van de sociaal-democraten, dat zij uit principe geen neutrale bijzondere bewaarscholen oprichten, wil spreker eerbiedigen, maar dat zij het niet zouden kunnen doen, ziet spreker niet in. Dat hun partij geen kapitaalkrachtige leden telt, is geen argument, want, waar allen aan de overzijde, van den Vrijheidsbond tot de S. D. A. P., op het gebied van het openbaar onderwijs één lijn trekken om den geest van dat onderwijs instand te houden en vooruit te brengen, kan er toch geen beletsel zijn om in deze de handen ineen te slaan. Volgens den heer Wilmer is het voor de voorstanders van het openbaar bewaarschool-onderwijs moeilijker, omdat zij niet beschikken over de organisaties, welke de rechterzijde heeft, maar spreker kan niet aannemen, dat de sociaal-demo craten, die zich het cachet aanhangen van de maatschappij hervormers te zijn, het initiatief en het organisatievermogen zouden missen om een school op te richten. Hetzelfde geldt van de vrijzinnig-democraten, van wie men heeft gehoord, dat in den Raad van hen het initiatief uitgaat en de geheele rechterzijde volgt, en ook van den Vrijheidsbond, die heel goed meent te weten hoe de lijnen moeten worden uitge stippeld, ook voor het maatschappelijk leven, en die zich een stuk hooger stelt dan de rechterzijde. Als de nood zoo groot is en handelen noodig is voor het welzijn van het maatschap-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 8