92
MAANDAG 20 JUNI 1927.
Het is al heel treurig geworden met het openbaar onderwijs,
als er in een stuk van een gemeentebestuur speciaal op ge
wezen moet worden, dat het ook zijn bestaansrecht nog heeft.
Burgemeester en Wethouders zeggen, dat voor het lager
onderwijs alles tot in bijzonderheden bij de wet is geregeld,
maar bij het bewaarschoolonderwijs iedere regeling ontbreekt.
De gemeente moet daar blij mee zijn, omdat men zoo dikwijls
klachten hoort, dat door het Rijk alle initiatief bij de gemeente
besturen wordt weggenomen. Nu echter de staat wel de noodige
vrijheid laat, niet alles in bijzonderheden regelt en aan de
gemeenten de regeling van het bewaarschoolonderwijs overlaat,
trekt de gemeente Leiden zich terug, op grond, dat de gemeente
het niet behoeft te doen, ook in verband met de omstandig
heid, dat er voor het bewaarschoolonderwijs geen leerplicht
bestaat. Dit laatste beteekent niets, alleen is van gewicht of
er vraag is naar bewaarschoolonderwijs. Bovendien moet een,
in hoofdzaak, rechtsch gemeentebestuur een beetje voorzichtig
zijn, als het over den leerplicht gaat, want, als het aan
rechts gelegen had, was de leerplicht er niet gekomen.
Het niet bestaan van een leerplicht mag voor dit gemeente
bestuur geen reden zijn om zich vrij te gevoelen ten aanzien
van de voorziening in het bewaarschoolonderwijs.
De Commissie voor de bewaarscholen is bang, dat er alleen
religieuze bewaarscholen zullen verrijzen, maar spreekster
deelt die vrees niet. Zij meent, dat wanneer, ook dank zij
het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, de harts
tochten zijn opgeroepen, ook van andere zijden moeite zal
worden gedaan, om particulier bewaarschoolonderwijs in het
leven te roepen.
Nu zeggen de heeren van de rechterzijde, dat het zoo goed
is, dat iedere groep aanspraak op steun mag maken. Dat is
in theorie waar, maar voor spreekster is het buitengewoon
hatelijke hierin gelegen, dat de splijtzwam, die men gekend,
doorleefd en doorvoeld heeft, ook in dit kleuteronderwijs in
haar sterksten vorm zal worden doorgevoerd, omdat er dan
al meer en meer scholen van allerlei richting zullen komen,
hetgeen duidelijk is als men in oogenschouw neemt, dat men
in de Protestantsch-Christelijke richting drie groote partijen
heeft. Al die richtingen zullen recht op schooltjes hebben.
Men lette eens op de Roomsch-Katholieken. De heer Wilmer
stelt voor te bepalen, dat de goedkeuring op een aanvrage
tot stichting van een bewaarschool nooit mag worden geweigerd
op grond, dat er in de omgeving, waar die school zal komen,
reeds een openbare bewaarschool of een bijzondere bewaar
school van andere richting bestaat. Op die manier zal men
geen particuliere huizen meer over houden, omdat elk huis in een
bewaarschool zal zijn omgezet. Bovendien zal men dan ook
op het gebied van het bewaarschoolonderwijs de zoogenaamde
klassenscholen krijgen, gelijk men die ook heeft op het gebied
van het lager onderwijs.
Zooals spreekster zeide, zal de splijtzwam, die in het lager
onderwijs zoo funest werkt men moet zich daar eenmaal
aan onderwerpen, omdat de wet het wil in een zoo sterk
mogelijken vorm onder de kleuters worden doorgevoerd.
Nu zegge men niet, dat die kinderen dat niet weten, want,
als men de berichten leest uit de dorpen en in het algemeen
van het platteland, dan ziet men daaruit hoe zijn ontstaan
jalousie, haat en vechtpartijen, als gevolg van het feit, dat
de kinderen in groepen zijn verdeeld.
Waarom? Niet omdat zij het begrijpen, maar juist omdat
zij het niet begrijpen en in dat niet begrijpen ligt het gevaar,
want die kinderen kunnen niet, zooals groote menschen,
inzien, dat er een geestelijke achtergrond achter kan zitten,
al acht men de toepassing niet goed. Op die manier wordt
minachting gekweekt en haat gezaaid.
Het bijzonder onderwijs is vrij in den geest van de Lager
Onderwijswet en die vrijheid wil spreekster gaarne uitbreiden
tot het bewaarschool-onderwijs; maar het dient niet zóó in
de hand gewerkt, te worden, dat men daardoor de samen
bindende school laat verdorren. Wanneer er steeds weder
nieuwe bewaarscholen komen, naar de nieuwste eischen inge
richt, dan kunnen de gemeentelijke bewaarscholen tenslotte
niet meer concurreeren.
De gemeente dient wel in te zien, dat zij, door hare eigen
inrichtingen te verwaarloozen en de andere inrichtingen
bovenmate te steunen, zich bevindt op een hellend vlak, haar
plicht verzaakt en afstand doet van de leiding.
Tegelijk wil het praeadvies bezuinigen en de kosten van
het openbaar bewaarschool-onderwijs laten zakken. Dit wil
men o. m. bereiken door den leeftijdsgrens van toelating op
te voeren van 3 tot 3| jaar. Paedagogisch is daartegen niet
veel in brengen, maar overigens lijkt het spreekster een
groote fout om den cursus van 3 jaren terug te brengen tot
2 jaren en de kinderen dus op den leeftijd van 5| jaar van
de bewaarschool te sturen. Op dien leeftijd zijn lang niet
alle kinderen rijp genoeg om met vrucht het lager onder
wijs te volgen. En aangezien het 7e leerjaar nog niet eens
is vastgelegd, zullen de kinderen, wanneer zij op den leeftijd
van 11£ jaar de lagere school verlaten, tot hun 14e jaar,
den leeftijd, waarop zij pas arbeid mogen verrichten, aan hun
lot overgelaten zijn. En dat ter wille van een besparing van
5000.per jaar!
Besparing is noodzakelijk, maar men dient te weten waarop
en hoe men besparen kan. In een gezin geldt in nog veel
sterkere mate, dat men de tering naar de nering moet zetten,
maar in een gezin gaat men er niet in het wilde op los
hakken; men past een selectie toe; men weet, dat aan de
allereerste behoeften voidaan moet worden, en dat dan op
andere zaken kan worden bezuinigd.
Nu behoort tot de allereerste behoeften, waaraan een ge
meente behoort te voldoen tegenover de ingezetenen, het
onderwijs, waaraan zoo min mogelijk moet worden getornd
en dat zoo goed mogelijk moet worden doorgevoerd.
Burgemeester en Wethouders zeggen te gaan bezuinigen
op het bewaarschool-onderwijs, terwijl zij tevens een ver
hooging voorstellen van het subsidie voor het bijzonder be
waarschool-onderwijs, welk subsidie in de kortheid van 17
jaar maar eventjes gestegen is van 2200.tot ƒ42.000.
Voor de minderheid van het College is dit de uiterste grens,
maar de meerderheid zegt, dat die stichtingen niet meer
mogelijk zijn langs particulieren weg. Dit laatste heeft spreek
ster getroffen, want zij verkeerde in de meening, dat die
inrichtingen bloeiden. Is dat het geval niet, dan vraagt zij
of die inrichtingen dan nog wel zooveel reden van bestaan
hebben, dan wel, of dit wijst op een mindere offervaardig
heid van de zijde der particulieren, in welk geval het prijzens
waardig verschil met het openbaar bewaarschool-onderwijs
reeds weg is.
De meerderheid van het College wenscht het subsidie niet
te verhoogen van 16.tot 30.maar wil de gevraagde
verhooging voor slechts 50% toestaan. Het totale bedrag dei-
subsidie zou daardoor worden verhoogd tot 9000.maar
om nu 5000.uit te sparen, wil men den driejarigen
cursus in een tweejarigen omzetten, zoodat slechts 4000.
voor de verhoogde subsidie-regeling noodig is. Zoo wordt
het een goed zaakje. Met scharrelen en dobbelen, met het
zien van de kleine binnenlijnen en niet van de groote buiten
lijnen wordt het belang van de kinderen weggegeven. De
gemeente zou hierin zeker haar plicht verzaken en daarom
geeft spreekster ten sterkste in overweging het praeadvies
van Burgemeester en Wethouders niet aan te nemen.
Spreekster beveelt tenslotte het voorstel van den heer
Sijtsma, tot stichting van een openbare bewaarschool in het
Kooipark, waarvan de aanneming door haar zou worden
beschouwd als het eerste - van een nieuwe reeks be&Uiiten,
prachtig passende in de eervolle traditie van 1841, bij den
Raad aan.
De heer Knuttel zegt, dat het praeadvies van Burge
meester en Wethouders voor hem iets verbluffends heeft. Een
verzoek, waarvan de gegrondheid wordt erkend Burge
meester en Wethouders erkennen ook de behoefte aan dat
neutrale bewaarschoolonderwijs wordt aangegrepen, niet
alleen om dat verzoek te weigeren en eventueele latere ver
zoeken bij voorbaat af te wijzen, maar zelfs het openbare
bewaarschoolonderwijs te beginnen af te breken.
Er blijkt hier een allerzonderlingste opvatting te bestaan
betreffende pacificatie op onderwijsgebied. Spreker is daarvan
tegenstander, maar kan toch niet toezien, dat die pacificatie
geëxploiteerd wordt overal waar zij kan ten goede komen
aan het bijzonder onderwijs en verloochend wordt, waar zij
zou moeten ten goede komen aan het openbaar onderwijs.
Dat gebeurt hier. Men stelt het eenvoudig voor alsof, wanneer
er bijzondere bewaarscholen van confessioneele richting worden
gest'cht, niets de voorstanders van het neutraal onderwijs
behoeft te beletten daartegenover neutrale bewaarscholen te
zetten. Er is echter een pacificatie tot stand gekomen, niet
tusschen het Christelijk bijzonder onderwijs en het neutrale
bijzondere onderwijs, maar tusschen het openbare onderwijs
en het bijzonder onderwijs. Waar de wet niet dwingt om de
pacificatie ook naar die richting ter harte te nemen, wordt
het belang van het openbaar onderwijs verloochend en bestaat
voor Burgemeester en Wethouders alleen het bijzonder onder
wijs. Waar men weet, dat de groote meerderheid van de
voorstanders van neutraal onderwijs is tegen de oprichting
van neutrale bijzondere scholen, dat zij bewaarschoolonderwijs
een openbaar belang, niet een particulier belang acht, zit er
aan dien eisch betreffende het stichten van neutrale bijzondere
bewaarscholen iets anders vast.
Wie zijn degenen, die voor hunne kinderen in het algemeen
het meest behoefte hebben aan bewaarschoolonderwijs? Dat
zijn ongetwijfeld de arbeiders. En wanneer men den eisch stelt,
dat daarin van particuliere zijde behoort voorzien te worden,
ook voor hen, die geen Christelijk onderwijs willen, dan be
teekent dat een poging om de kosten van het neutraal bewaar
schoolonderwijs af te wentelen op de arbeiders, d. w. z. op
degenen, die het het slechtst kunnen betalen.
Dit is de tweede, uitermate ergerlijke kant van dit voorstel.