MAANDAG 20 JUNI 1927. 91 Het gevolg van aanneming van deze voorstellen zonder meer zal zijn, dat bijzondere bewaarscholen in meerdere mate zullen verrijzen, omdat hare bestaansmogelijkheid wordt verge makkelijkt. Nu zeggen de voorstanders van het bijzonder bewaarschool- onderwijs tot die van het openbaar bewaarschool-onderwijs, dat dezen zelf ook bewaarscholen kunnen oprichten, maar spreker wijst dat verzoek en den aandrang om in die richting te gaan verre van zich af. De sociaal-democraten staan niet op dat standpunt en hebben daarbij de geschiedenis aan hun zijde. Door de eeuwen heen, bij wijze van spreken, heeft men het openbaar onderwijs gehad, hetgeen voor spreker en de zijnen beteekent het openbaar overheidsonderwijs, waarop een belangrijke groep van ingezetenen prijs stelt. De voor standers van het bijzonder onderwijs mogen de zaak niet omdraaien en zeggen, dat de voorstanders van het openbaar bewaarschool-onderwijs datgene moeten doen, waarin zij voor gaan. De sociaal-democraten laten zich niet dringen op een weg, dien zij verkeerd achten. Een ander gevolg van de onveranderde aanneming van dit praeadvies zou zijn, dat het bijzonder lager onderwijs ervan profiteerde, omdat het bewaarschool-onderwijs al meer en meer wordt beschouwd als de voorlooper van het gewoon lager onderwijs, tiet streven om langs dezen weg het bijzonder lager onderwijs te bevoordeelen mag een gemeentebestuur niet bevorderen, omdat het voor de belangen van alle inge zetenen heeft te zorgen. Dit is dus in strijd met de pacificatiegedachte op onder wijsgebied. Spreker vestigt de aandacht op hetgeen voorkomt in een verkiezingsmanifest, bij de laatste gemeenteraadsverkiezing van Christelijk-Historische zijde verspreid, waarin o. m. te lezen staatdat het Christelijk-Historisch gemeenteprogram zegt, dat bij krachtige bevordering van het onderwijs alles vermeden moet worden wat de positie van het bijzonder onderwijs zou kunnen schaden en dat bij elk onderdeel van het onderwijs gestreefd moet worden naar gelijke ontwikke- lingsvoorwaarden voor het bijzonder- en voor het openbaar lager onderwijs. Met den inhoud van dit artikel, met het bestaan waarvan de Wethouder wel op de hoogte zal zijn, is in flagranten strijd dit praeadvies. Dan het z. g. financiëel bezwaar. Met het financiëel bezwaar gaat het hier buitengewoon aardig toe. Dat wordt altijd aan gevoerd, wanneer er sprake is van voorstellen van Raads leden of van voorstellen, uit de burgerij opgekomen, maar men-hoort daarvan nooit, wanneer door Burgemeester en Wethouders groote bedragen worden aangevraagd voor allerlei doeleinden. In de laatste tijden zijn meerdere malen bedragen van tienduizenden guldens aangevraagd en gevoteerd voor allerlei doeleinden, als het aankoopen van een terrein voor de veemarkt, aankoop van huizen in het belang van de ver- keersverbetering, enz. Spreker geeft toe, dat dat heeft be troffen zaken van levensbelang voor de gemeente, maar er zijn nog meer zaken, welke een levensbelang voor de ge meente beteekenen, en daartoe rekent spreker ook het be waarschool-onderwijs. Dat heeft geen direct tastbaar voordeel, maar het heeft betrekking op de geestelijke verzorging van aanstaande burgers. Het bewaarschool-onderwijs dient o. m. hiervoor, om de kinderen van straat te houden en aan den slechten invloed van de straat te onttrekken. Spreker zal volstrekt niet ontkennen, dat een gemeente bij de uitoefening van haar taak de noodige zuinigheid betracht; hij is het wat dit betreft geheel eens met zijn partijgenoot Wibaut, die zegt, dat een gemeentebestuur een rijksdaalder slechts één keer kan uitgeven en, alvorens dat te doen, moet zien, dat hij er is. Spreker wil hiermede aantoonen, dat het niet de bedoeling is met het gemeentegeld te smijten. Het is voor hem een kwestie van noodzakelijkheid, dat hier, gelijk elders gebeurt, het bewaarschool-onderwijs zal worden be vorderd. Spreker meent te hebben aangetoond, dat aan dit prae advies onverdraagzaamheid ten grondslag ligt, omdat het beteekent een opleving en een bloei van het bijzonder be waarschool-onderwijs en een achteruitzetting van het gemeen telijk bewaarschool-onderwijs. Bovendien is het een groote onrechtvaardigheid de eene groep van ingezetenen ter wille te zijn en de andere daarbij achter te stellen. Verder is dit voorstel niet vrij van onoprechtheid, waar in de Raadsver gadering van 17 April 1925 door den wethouder is gezegd, dat Burgemeester en Wethouders in zake het bewaarschool- onderwijs diligent wa: en. Dat betrof de bestaande gemeente lijke bewaarscholen en nu heeft de wethouder in diezelfde vergadering toegegeven, dat die bewaarscholen in een zeer deplorabelen toestand verkeerden en het noodig was ze grondig op te knappen. Doet men dat niet, dan schuilt daarin weer een ander gevaar voor de openbare bewaarscholen. Wordt n. 1. dit praeadvies zonder meer aangenomen, dan zullen er voor het bijzon !er bewaarschool-onderwijs mooie en hygië nisch ingerichte gebouwen worden gesticht, en is de moge lijkheid niet uitgesloten, dat de kinderen der gemeentelijke bewaarscholen, die niet aan redelijke eischen voldoen, naar die bijzondere bewaarscholen zullen worden overgeheveld. Dat ziet spreker min of meer als een onoprechtheid, terwijl hij het eveneens een onoprechtheid vindt om in den verkie zingsstrijd van Christelijk-Historische zijde te schrijven, dat men het openbaar en bijzonder onderwijs gelijkelijk moet behandelen. Nu spreker het praeadvies van Burgemeester en Wethou ders bestrijdt, wil hij ook mededeelen wat hij er tegenover wenscht te stellen. Hij is er in het geheel niet tegen, dat aan het bijzonder bewaarschool-onderwijs recht zal worden gedaan, maar hij wil niet, dat ouders, die voor hun kinderen openbaar bewaarschool-onderwijs verlangen,gedwongen worden hun kinderen te sturen naar bijzondere bewaarscholen. De heer ten Haken heeft in een adres aan den Raad kenbaar gemaakt, dat hij principiëele bezwaren heeft om zijn kindei en naar een bijzondere bewaarschool te sturen. De heer Heemskerk Laat hij er dan zelf een stichten. De heer Verweij antwoordt, dat hij zich in die richting niet laat drijven en dat bovendien tot zijn partij geen men- schen behooren, die kapitaalkrachtig genoeg zijn om zelf bewaarscholen te stichten. De Voorzitter verzoekt den heeren vriendelijk den spreker niet telkens in de rede te vallen. Vele leden hebben zich opgegeven om over dit onderwerp het woord te voeren en als de discussie zoo voort gaat is het nemen van een beslissing onmogelijk. Alle sprekers krijgen volop gelegenheid alle moge lijke opmerkingen te maken, eventueel hun grapjes daarbij te plaatsen en ook er hun scherpheden aan toe te voegen, maar als men elkander telkens in de rede valt, kan geen geregelde discussie plaats hebben en wordt het voor de leiding onmogelijk de zaak tot een goed einde te brengen. De heer Verweij meent, dat in hetgeen hij tot dusver in het midden gebracht heeft geen enkele aanleiding voorde rechterzijde gelegen kan zijn om op te treden gelijk zij doet; er is niets krenkends in gelegen. Spreker en de zijnen laten zich niet den weg opdringen om zelf scholen te gaan oprichten. Een practisch bezwaar daar tegen zou ook zijn, dat sprekers richting ten eenonmale de kapitaalkrachtige persoonlijkheden mist, zonder wier hulp aan zoo iets niet te denken is. Sprekers partij is overwegend een arbeiderspartij, welke zich niet de luxe van zoo iets kan veroorloven. Meent spreker dus, dat de gemeente in deze een taak te vervullen heeft, hij is evenzeer van meening, dat men het bijzonder bewaarschoolonderwijs recht moet laten wedervaren. Het is verkeerd om ingezetenen te dwingen om hunne kinderen naar bepaalde scholen te sturen en rekening moet gehouden worden met de geestesgesteldheid der ingezetenen. Echter hebben de voorstanders van openbaar bewaarschoolonderwijs er recht op om niet te worden tegengewerkt. Bij onveranderde aanneming van dit praeadvies zal wind g zaaid worden, maar zal dan ook storm geoogst worden. Het is de taak van den Raad om te trachten dat te voor komen, door het bijzonder en openbaar bewaarschoolonderwijs gelijkelijk te behandelen en aldus een besluit te nemen, dat de geheele bevolking zal kunnen bevredigen. Mevrouw van Itallievan Embden verklaart geschrokken te zijn van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Dezen herinneren daarin zelf aan een glorierijk verleden van de gemeente op dit gebied, hetwelk zij op dit oogenblik te schande willen maken. Het is een eer voor de gemeente geweest, dat zij in 1841 geheel onverplicht zich het gemeen telijk bewaarschoolonderwijs aangetrokken heeft, maar het is geen eer om met die traditie en die historie te willen breken. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat het openbaar bewaarschoolonderwijs geheel voor rekening van de gemeente komt, terwijl het bijzonder bewaarschoolonderwijs schoolgeld heft; maar heft dan de gemeente geen schoolgeld? En hoe groot zijn de particuliere bijdragen bij het particulier bewaar schoolonderwijs en zullen die niet afnemen naarmate de ge meente meer bijspringt, zooals de ondervinding al geleerd heeft? Burgemeester en Wethouders willen geen uitbreiding geven aan het openbaar bewaarschoolonderwijs, maar bijzondere bewaarscholen achten zij noodig. Spreekster meent, dat op de gemeente de moreele plicht rust om vast te houden aan de eervolle traditie op dit terrein en het gemeentelijk bewaar schoolonderwijs in stand te houden en uit te breiden. Spreekster is het geheel eens met de commissie van het lager onderwijs, welke scholen wil hebben, die toegankelijk zijn voor alle kinderen, en ook met hare motiveering, dat het onderwijs is een staatsbelang en dat het openbaar onderwijs zijn bestaans recht heeft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 5