MAANDAG 20 JUNI 1927. 89 gewoonte van den marktmeester om; wanneer dergelijke zaken ter sprake komen of worden voorgesteld, die te behandelen met de Leidsche organisatie en, zoolang de heer Zoutendijk te Leiden was, was die organisatie goed in orde en liet de samenwerking tusschen haar en het gemeentebestuur niets te wenschen over. Thans echter is die Leidsche vereeniging in tweeën gesplitst en nu is het moeilijk om de Leidsche organisaties te hooren, omdat de menschen van die beide organisaties niet prettig tegenover elkander staan. Spreker legt er den nadruk op, dat alleen een federatie van buiten Leiden wonende kooplieden uitstel van behandeling wenscht, maar dat van de Leidsche marktkooplieden feitelijk geen verzoeken zijn ingekomen. De heer Heemskerk verklaart het niet met den Wethouder eens te zijn. De quaestie, dat er twee Leidsche vereenigingen van markt kooplieden zijn en het moeilijk is om met twee vereenigingen te onderhandelen, legt voor spreker geen gewicht in de schaal. Hoofdzaak is, dat bij deze aangelegenheid niet zoozeer be trokken zijn de Leidsche kooplieden dan wel kooplieden van elders. Van de kooplieden, die op de 3-Octobermarkt komen, zijn wel 95% van elders; en het is dus terdege ad rem, dat het hoofdbestuur van dezen Bond hier zijn bezwaren wil inbrengen. Het is noodzakelijk, dat die menschen in de gelegenheid daartoe gesteld worden. De heer Coster verklaart het voorstel van Burgemeester en Wethouders toe te juichen. Het is gewenscht, dat er geen tenten meer toegelaten worden in de Steenstraat, op den Stationsweg en op den Rijnsburgersingel. Spreker wil echter den wensch uitspreken, dat aan de Leidsche marktkoop lieden op het nieuwe marktterrein in de eerste plaats de vooraanstaande plaatsen worden toegewezen. De Voorzitter doet opmerken, dat op het oogenblik alleen aan de orde is de quaestie van orde, de vraag, of de behan deling van dit agendanummer al dan niet heden zal plaats hebben. De heer Sijtsma zegt, dat hem genoegen gedaan heeft de verklaring van den Wethouder, dat er thans zulk een goede verstandhouding bestaat tusschen de marktkooplieden en Burge meester en Wethouders. Het is wel eens anders geweest; toen was de verhouding zeer slecht. Dat die gunstige omkeer gekomen is, is te danken aan de bemiddeling van dézelfde menschen, die zich thans weder tot den Raad gewend hebben. Spreker weet niet precies, hoe de verhouding is tusschen de twee marktkoopliedenvereenigingen hier, maar hij is het niet geheel eens met den heer Heemskerk, dat het hier voor namelijk kooplieden van elders geldt. Voor de 3-Octobermarkt lijkt de Veemarkt spreker niet geschikt. Die menschen moeten een tamelijk hoog marktgeld betalen, maar dan moeten ze ook wat kunnen verdienen, en wie zal nu op een dag als 3 October expres naar de Veemarkt loopen om daar iets bij de marktkooplieden te gaan koopen? Er is tegen eenig uitstel geen bezVvaar. 3 October is nog ver weg en het is alleszins gewenscht, dat de Raad nog inlichtingen krijgt van de zijde van de belanghebbenden. De heer van Eck wenscht het voorstel van den heer Heemskerk te ondersteunen. Eigenlijk moest de Raad nooit een besluit nemen zonder gehoord te hebben de meest be langhebbenden. De Wethouder zegt, dat er hier twee vereenigingen van markt kooplieden zijn, welke met elkander oneenigheid hebben en dat van de zijde van die vereenigingen geen verzoek is inge komen om de behandeling van deze zaak uit te stellen, maar dat beheerscht de zaak toch niet. Burgemeester en Wethou ders moeten niet met een voorstel komen, alvorens de belang hebbenden te hebben gehoord. Aangezien met een beslissing over deze zaak niet zoo buiten gewone haast is, lijkt het spreker ook beter de belangheb benden te hooren. Als de bestuursleden uit Amsterdam hier komen confereeren, zullen de Leidenaars er wel bij zijn. Spreker steunt daarom het voorstel van den heer Heemskerk. De Voorzitter zegt, dat de heer van Eck ten onrechte meent, dat men allen tijd heeft. Op punt 9 der agenda volgt punt 10, dat behelst een wijziging van de verordening tot heffing van marktgeld, die met dit voorstel ten nauwste samenhangt. Is zulk een verordening eenmaal door den Raad aangenomen, dan duurt het nog wel drie maanden, alvorens zij in werking kan treden, omdat de goedkeuring van de Kroon eerst moet worden verkregen. Wordt vandaag niet een beslissing genomen, dan vreest spreker, dat niet vóór 3 October de zaak haar beslag kan krijgen. De heer Eerdmans constateert, dat het uitstel eventueel alleen om formeele redenen zou plaats hebben, omdat men wel op zijn vingers kan natellen welke de bezwaren van de adresseerende vereeniging zullen zijn. Die menschen willen liever het terrein, dat zij vroeger hebben gehad, en het markt geld, dat zij vroeger hebben betaald. Geheimen kunnen zij aan den Raad niet ontsluieren. Spreker is daarom tegen uitstel. De heer Reimeringer zegt, dat de aanleiding tot de indiening van dit voorstel is geweest het inkomen van vele klachten, zoowel bij den marktmeester als bij den Commissaris van Politie over het feit, dat op 3 October de weg naar het feest terrein, waarlangs zich dien dag een ontzettende menschen- massa beweegt, geheel bezet is met kraampjes en daardoor ongelukken gebeuren. Burgemeester en Wethouders hebben naar een oplossing gezocht om die kraampjes daar weg te nemen, zonder echter de kooplieden uit hun brood te stooten. Burgemeester en Wethouders hebben besloten een proef te nemen met het aanwijzen als marktterrein van de Beesten markt, de Nieuwe Beestenmarkt en de le Binnenvestgracht; zij, die naar het Schuttersveld gaan, kunnen dan onderweg aan die kraampjes wat koopen en desgewenscht kan van een tweede doorgaande verbinding via Turfmarkt gebruik worden gemaakt, welke verbinding ook over het marktterrein voert. Vooral heeft natuurlijk de gedachte voorgezeten, dat de pas sage niet mocht worden vernauwd door die kraampjes. Bovendien is door den heer Mennes het idee geopperd om het marktgeld wat hooger te stellen, met welk idee Burge meester en Wethouders zich hebben vereenigd. De actie van de Federatie houdt eigenlijk eenigszins verband met een strijd tusschen de Leidsche kooplieden en de menschen, die buiten wonen. De Leidsche kooplieden hebben zich bij den voorgestelden maatregel neergelegd. Nu gevoelt de heer Mennes er alles voor om de organisaties te laadplegen, maar dan moeten die er zijn. De organisatie van de beide Leidsche markt koopliedenvereenigingen laat echter alles te wenschen over. Spreker wijst er tenslotte op, dat de bedoeling is een proef voor één jaar te nemen. Gelukt die proef niet, dan kan men het na een jaar weer veranderen. De heer Zoutendijk is het met den voorgestelden maatregel eens, maar wil alleen een klein stukje Steenstraat niet bezetten. Hij wil den Rijnsburger singel wel bezetten en dat lijkt Burgemeester en Wethouders werkelijk niet in het belang van de goede orde. Die opstopping van de kraampjes moet verdwijnen! De heer van Eck is door het betoog van den Wethouder niet overtuigd en ook niet door hetgeen de Voorzitter ge zegd heeft. De zaak zelf is spreker sympathiekhij begrijpt goed, dat het in het belang van de veiligheid gewenscht is, dat die kraampjes verplaatst worden; maar voor het nemen van dergelijk besluit is nog alle mogelijke tijd. De Voorzitter verbindt daaraan de wijziging van de innings verordening, maar het zou geen ramp zijn, als die niet vóór 3 October in orde kwam, hoewel, wanneer Burgemeester en Wethouders deze zaak met spoed aanvatten, het daarmede zeer goed vóór 3 October in orde zou kunnen komen. Wat betreft het niet hooren van de belanghebbenden, omdat zij oneenigheid hebben, dat acht spreker geen afdoend argu ment; de Raad neemt zoo vaak hesluiten, waarover ontstem ming heerscht, omdat belanghebbenden niet geraadpleegd zijn en niet op de hoogte gebracht zijn, welke argumenten daarvoor gelden. Laat de Raad deze zaak in der minne be handelen en laat men den menschen gelegenheid geven om eventueele bezwaren in te brengen. Dan zal men hen mis schien kunnen overtuigen, dat die bezwaren ongegrond zijn. De Voorzitter wenscht in deze een compromis in over weging te geven. Hoogstwaarschijnlijk zal er over 8 dagen weder een Raadsvergadering plaats hebben en in den tusschen- liggenden tijd zullen belanghebbenden gelegenheid hebben om eventueele bezwaren tegen het voorstel van het College ter kennis van den Raad te brengen. Zooals de heer Eerdmans gezegd heeft, de argumenten, welke de Federatie te berde te brengen heeft, zullen niet van zoo ingrijpenden aard en zoo nieuw zijn, dat zulks niet mogelijk zou zijn. Spreker geeft dus in overweging om de behandeling van dit punt aan te houden tot de vergadering van 27 Juni a.s. Dan zal het nog mogelijk zijn om de zaak tijdig in orde te krijgen. Den heer van Eck doet spreker nog opmerken, dat het niet alleen van Burgemeester en Wethouders afhangt, of derge lijke zaak tijdig in orde komt, maar juist van anderen. De heer Spendel kan zich niet vereenigen met den gedachten- gang van den Voorzitter. Wanneer belanghebbenden van meening waren, dat hun belangen schade zou toegebracht worden door hetgeen Burge meester en Wethouders voorstellen, dan hadden zij in de 7 of 10 dagen, dat het praeadvies bekend is geweest, zich

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 3